In deze zaak vorderde de bewindvoerder de vestiging van het vruchtgebruiklegaat van erfgenaam [A] in de nalatenschap van haar moeder en haar legitieme portie in de nalatenschap van haar vader. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 30 november 2022 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de bewindvoerder optrad in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A]. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en pleitnotities. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2022.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [A], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn broers en zus, kinderen van de op [2012] overleden mevrouw [de moeder] en de op [2016] overleden heer [de vader]. Bij beschikking van de rechtbank Zwolle is [A] onder curatele gesteld en is er bewind ingesteld over haar goederen. De ouders hebben testamenten opgemaakt waarin [A] is onterfd, maar zij heeft recht op een legitieme portie. De bewindvoerder vorderde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] informatie verstrekken over de nalatenschappen en dat zij het vruchtgebruiklegaat en de legitieme portie aan [A] betalen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de bewindvoerder tot vestiging van het vruchtgebruiklegaat en de legitieme portie toewijsbaar is. De rechtbank oordeelde dat de erfgenamen niet aan hun verplichtingen hebben voldaan en dat de bewindvoerder belang heeft bij de vorderingen. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen, met uitzondering van de gevorderde hoofdelijke veroordeling, en heeft dwangsommen opgelegd voor het niet voldoen aan de veroordelingen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].