ECLI:NL:RBMNE:2022:4820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
10154324 / MV EXPL 22-129
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging overeenkomst van opdracht en afgifte digitale gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [handelsnaam] en [gedaagde]. De overeenkomst van opdracht tussen partijen, die administratieve, secretariële en financiële werkzaamheden betrof, is beëindigd. [handelsnaam] vorderde betaling van openstaande facturen, maar de rechtbank oordeelde dat [handelsnaam] geen spoedeisend belang had bij deze vordering. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] wel een spoedeisend belang had bij haar reconventionele vordering tot afgifte van digitale gegevens, waaronder e-mailadressen. Het verweer van [handelsnaam] dat afgifte in strijd zou zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de afgifte rechtmatig was op basis van artikel 6 aanhef sub f AVG, omdat het noodzakelijk was voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde]. De rechtbank heeft [handelsnaam] veroordeeld tot afgifte van de digitale gegevens binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, en heeft een dwangsom opgelegd voor elke dag dat niet aan deze veroordeling werd voldaan. Tevens werd [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis in kort geding van 21 november 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10154324 / MV EXPL 22-129 D/51246 van
[eiser],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie, hierna ook te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde mr. A.J. Butter,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. S.K. Wittkämper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 oktober 2022 met 13 producties,
  • de akte overlegging producties tevens houdende eis in reconventie met 14 producties van [gedaagde] ,
  • de aanvullende producties 14 tot en met 26 van [handelsnaam] ,
  • de mondelinge behandeling op 7 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de akte eiswijziging van [gedaagde] ,
  • de pleitaantekeningen van [handelsnaam] ,
  • de pleitaantekeningen van [gedaagde] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 november 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2022 was de heer [eiser] aanwezig, bijgestaan door mr. Butter. Namens [gedaagde] is de heer [A] , voorzitter, verschenen. Ook mr. Wittkämper was aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over een gedeelte van de reconventionele vorderingen van [gedaagde] . De afspraken hierover zijn neergelegd in het proces-verbaal, dat door beide partijen is ondertekend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[handelsnaam] verricht sinds december 2001 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] administratieve, secretariële en financiële werkzaamheden. De afspraken tussen partijen zijn op 31 juli 2015 vernieuwd. In de overeenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:

Omschrijving werkzaamheden
De werkzaamheden zijn in te delen in een viertal categorieën, zijnde:
Het voeren van het secretariaat
Het notuleren van vergaderingen
Het verzorgen van de financiële administratie
Het verzorgen van de domeinregistratie en hosting van [gedaagde] .nl
Ad. a.
De secretariaatswerkzaamheden worden ingeschat op 300 uur per jaar. Per maand zal 25 uur in rekening worden gebracht tegen een tarief van € 46,50 per uur. (…)
2.2.
Op enig moment in maart of april 2022 zijn partijen overeengekomen dat het tarief voor de secretariaatswerkzaamheden werd verhoogd naar € 55,- (exclusief btw) per uur.
2.3.
Bij e-mail van 21 juni 2022 heeft [gedaagde] de overeenkomst opgezegd. In de e-mail staat – voor zover van belang – het volgende:

(…)
  • Na consultatie- en overleg met het [gedaagde] -bestuur is besloten dat wij de overeenkomst met [handelsnaam] ( [handelsnaam] ), per 31 december 2022, opzeggen. Wij houden ons hiermee aan de overeengekomen opzegperiode van zes maanden. (…)
  • Wij hebben afgesproken op 7 september de voortgang en kwaliteit van jullie werkzaamheden, vanaf heden, te evalueren. (…)
(…)

[gedaagde] stopt, per 1 juli as, met het gebruikmaken van de financiële administratiediensten via [handelsnaam] . (…)
(…)

Dit jaar kom ik het fysieke archief bij [handelsnaam](de kantonrechter begrijpt: [handelsnaam] )
weghalen. Digitale overdracht zal samen met jou worden afgestemd en met een gegevensdrager worden meegenomen.”.
2.4.
Per e-mail van 15 augustus 2022 schrijft de heer [A] namens [gedaagde] het volgende aan [handelsnaam] :

(…) [gedaagde] heeft besloten om nu – per direct – te stoppen met [handelsnaam] .”.
2.5.
Per e-mail van 23 augustus 2022 schrijft de heer [A] namens [gedaagde] het volgende aan [handelsnaam] :

Zoals aangekondigd (…) is [gedaagde] m.i.v. 15 augustus gestopt met het gebruik maken van de “diensten” [handelsnaam] . (…)
Enkele redenen van de directe beëindiging van onze zakelijke verbintenis, niet limitatief, worden onderstaand (nogmaals) benoemd.
(…)
Hierbij verzoeken wij [handelsnaam] over te gaan tot onmiddellijke afwikkeling/overdracht van alle dossiers en toegangscodes. Graag vernemen wij wanneer wij – nog deze week – alle fysieke en digitale eigendommen van [gedaagde] zullen ontvangen.”.
2.6.
De leden en ex-leden van [gedaagde] – de dealers van onder andere de merken [.] en [..] – zijn sinds medio 2020 als gedaagden betrokken in een gerechtelijke procedure, ingesteld door [stichting] (hierna: [stichting] ). [gedaagde] behartigt de belangen van haar leden in deze procedure. Haar leden betalen daarvoor een (lidmaatschaps)vergoeding aan [gedaagde] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[handelsnaam] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
I. een bedrag van € 3.327,50, te vermeerderen met 10% rente te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid tot het moment van algehele betaling;
II. de buitengerechtelijke kosten over I, conform de algemene voorwaarden € 700,-;
III. een bedrag van € 6.665,- aan voorschot op de schadevergoeding;
IV. de buitengerechtelijke kosten over III, zijnde 15%, een bedrag van € 998,25;
V. de wettelijke rente over het gevorderde onder I tot en met IV vanaf de dag van dagvaarding;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en het nasalaris.
3.2.
[handelsnaam] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de openstaande facturen van juli en augustus 2022 voor de secretariaatswerkzaamheden moet betalen. Volgens [handelsnaam] is [gedaagde] door de directe opzegging in augustus 2022 ook een schadevergoeding aan haar verschuldigd voor de maanden september tot en met december 2022.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert na vermindering van eis – samengevat – om [handelsnaam] :
I. [handelsnaam] te bevelen over te gaan tot de overdracht van alle emailadressen, zonder enige blokkades of anderszins (technisch) beperkende middelen, aan [gedaagde] , in die zin dat [gedaagde] nadien zelf de feitelijke macht heeft en controle uit kan oefenen over de e-mailadressen, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn;
II. [handelsnaam] te bevelen over te gaan tot afgifte, althans migratie van alle digitale zaken en gegevens in de breedste zin van het woord, die [handelsnaam] onder zich heeft uit hoofde van (de uitvoering van) de opdrachtovereenkomst, ongeacht de wijze waarop deze zijn vervaardigd, vastgelegd en/of bewaard, aan [gedaagde] , door afgifte, althans migratie van relevante zaken en (inlog)gegevens waarmee onbeperkt toegang kan worden verschaft tot (de opslag van) gegevens, zoals, maar niet beperkt tot accountgegevens met betrekking tot de e-mailadressen, alsmede door terbeschikkingstelling van de gegevens op een gegevensdrager in een gangbaar en leesbaar technisch formaat, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn;
III. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of gedeelte daarvan dat [handelsnaam] niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en 2;
met veroordeling van [handelsnaam] in de proceskosten van dit geding, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de vijftiende dag na de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.6.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat de afgifteplicht van [handelsnaam] volgt uit de gemaakte afspraken in het kader van de afwikkeling van de overeenkomst, uit artikel 7:403 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), uit artikel 7:402 BW en uit artikel 7:401 BW. Volgens [gedaagde] is [handelsnaam] ook verplicht tot afgifte op grond van haar postcontractuele verplichting om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde] . Tot slot stelt [gedaagde] dat [handelsnaam] onrechtmatig handelt tegenover [gedaagde] door essentiële gegevens – die toebehoren aan [gedaagde] – niet te verstrekken dan wel toegang tot deze gegevens te weigeren.
3.7.
[handelsnaam] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Beoordelingskader in kort geding
4.1.
Bij de beoordeling van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op haar plaats. De kantonrechter zal niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering. Dat wil zeggen dat sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat door onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de kantonrechter ook het restitutierisico betrekken. De kantonrechter moet zich dus de vraag stellen of [handelsnaam] – bij toewijzing van haar vordering in kort geding – het bedrag aan [gedaagde] kan terugbetalen als [handelsnaam] in een bodemprocedure ongelijk krijgt.
[handelsnaam] heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering
4.2.
[handelsnaam] stelt bij dagvaarding dat zij een spoedeisend belang bij haar vordering heeft omdat de kosten van personeel en voorzieningen die verband houden met de administratie (zoals de huur van een archiefruimte en telefoonlijn) doorlopen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [handelsnaam] toegelicht dat de arbeidsrelatie met de persoon die de secretariaatswerkzaamheden voor [gedaagde] feitelijk uitvoerde onder druk staat, omdat [gedaagde] de overeenkomst met [handelsnaam] per direct heeft opgezegd. Volgens [handelsnaam] kan zij het salaris van deze persoon met moeite betalen, maar zijn er geen financiële moeilijkheden en is daarom ook geen sprake van een restitutierisico. [gedaagde] betwist dat [handelsnaam] het salaris niet of met moeite kan betalen. Gelet op deze betwisting had het op de weg van [handelsnaam] gelegen om haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door inzage in de financiële situatie van haar onderneming te geven. Dat [handelsnaam] voor de continuïteit van haar bedrijfsvoering – waaronder het betalen van de door [handelsnaam] gestelde kosten – afhankelijk is van de inkomsten van [gedaagde] , is niet gebleken. Daarom is van het door [handelsnaam] gestelde spoedeisend belang geen sprake.
4.3.
[handelsnaam] stelt verder nog dat [gedaagde] voornemens is om de vereniging per 1 juni 2023 te beëindigen. [handelsnaam] heeft deze stelling voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling – en dus te laat – naar voren gebracht. [handelsnaam] had de stelling in haar dagvaarding bij de onderbouwing van het spoedeisend belang moeten opnemen. Bovendien staat de stelling niet vast, omdat [gedaagde] de stelling van [handelsnaam] heeft betwist. Volgens [gedaagde] wordt de vereniging slapende gehouden vanwege de lopende procedure tegen de [stichting] . Daarom leidt ook deze stelling van [handelsnaam] niet tot de conclusie dat zij een spoedeisend belang bij haar vordering heeft.
4.4.
Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, is [handelsnaam] niet-ontvankelijk in haar vorderingen. De vorderingen van [handelsnaam] behoeven geen inhoudelijke bespreking en zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.5.
[handelsnaam] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 747,- (tarief: gemiddeld) aan salaris voor de gemachtigde.
in reconventie
Beoordelingskader in kort geding
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] een spoedeisend belang bij haar vorderingen tot overdracht van alle e-mailadressen en tot afgifte van alle digitale zaken en gegevens. [gedaagde] heeft hierover onweersproken gesteld dat de gegevens waarover [handelsnaam] beschikt essentieel zijn voor de bedrijfsvoering en continuïteit van [gedaagde] en dat zij – omdat de overeenkomst met [handelsnaam] is beëindigd – de gegevens nodig heeft om de werkzaamheden zelf uit te voeren. Daarnaast heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat zij de gegevens nodig heeft om de belangen van haar leden te behartigen in de lopende procedure tegen [stichting] . Gelet op deze omstandigheden kan van [handelsnaam] in redelijkheid niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht om duidelijkheid te krijgen over de afgifte van digitale zaken en gegevens. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.7.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de vorderingen van [gedaagde] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
[handelsnaam] moet de digitale zaken en gegevens afgeven aan [gedaagde]
4.8.
[handelsnaam] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij de digitale zaken en gegevens, inclusief de (accountgegevens van de) e-mailadressen, niet kan afgeven aan [gedaagde] omdat zij daarmee in strijd zou handelen met haar verplichtingen die volgen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: de AVG). Volgens [handelsnaam] bestaat de mogelijkheid dat in de mailboxen persoonlijke gegevens aanwezig zijn die kwalificeren als ‘persoonsgegevens’ zoals bedoeld in de AVG. Volgens [gedaagde] is van dergelijke persoonlijke gegevens geen sprake. Zij betwist dan ook dat de AVG van toepassing is. Verder voert [gedaagde] aan dat – naar de kantonrechter begrijpt: als de AVG wel van toepassing zou zijn – [handelsnaam] als verwerker gegevens heeft verwerkt in opdracht van en namens [gedaagde] als verwerkingsverantwoordelijke. Volgens [gedaagde] moet [handelsnaam] deze gegevens aan het einde van de overeenkomst afgeven aan [gedaagde] .
4.9.
De vraag of in de mailboxen persoonlijke gegevens – van bijvoorbeeld leden van [gedaagde] – aanwezig zijn en deze gegevens moeten worden aangemerkt als ‘persoonsgegevens’ in de zin van artikel 4 AVG, kan in het midden blijven. Ook als die vraag bevestigend zou worden beantwoord, zou de AVG naar het oordeel van de kantonrechter namelijk niet in de weg staan aan toewijzing van de vorderingen van [gedaagde] . Onder toepassing van de AVG zou [handelsnaam] als ‘verwerker’ en [gedaagde] als ‘verwerkingsverantwoordelijke’ moeten worden aangemerkt (artikel 4 AVG). [handelsnaam] verwerkt namelijk gegevens ten behoeve van [gedaagde] , die de opdracht heeft gegeven en daarmee het doel van en de middelen voor de verwerking heeft vastgesteld. Bij afgifte van de digitale zaken en gegevens – waaronder de (accountgegevens van de) emailadressen – door [handelsnaam] aan [gedaagde] is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een rechtmatige verwerking op grond van artikel 6 aanhef sub f AVG. Volgens deze bepaling is de verwerking (in beginsel) rechtmatig als deze noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke. Vast staat dat de gegevens waarover [handelsnaam] beschikt essentieel zijn voor de bedrijfsvoering en continuïteit van [gedaagde] en dat [gedaagde] – omdat de overeenkomst met [handelsnaam] is beëindigd – de gegevens nodig heeft om de werkzaamheden zelf uit te voeren. Ook staat vast dat [gedaagde] de gegevens nodig heeft om de belangen van haar leden te behartigen in de lopende procedure tegen [stichting] . Afgifte van de digitale zaken en gegevens is dus noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde] . Daar komt bij dat de e-mailadressen (bijvoorbeeld: [e-mailadres] ) tot de domeinnaam van [gedaagde] behoren en het dus de bedoeling van de betrokkenen – wiens persoonsgegevens beschermd zouden moeten worden – zal zijn geweest om de gegevens met [gedaagde] te delen en niet met [handelsnaam] . Dat sprake zou zijn van de uitzondering uit artikel 6 aanhef sub f AVG (namelijk dat de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke) is gesteld noch gebleken en kan op grond van de stukken in dit kort geding ook niet in zijn algemeenheid worden aangenomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de AVG niet aan toewijzing van de vorderingen van [gedaagde] in de weg staat. Het verweer van [handelsnaam] faalt.
4.10.
Op grond van artikel 7:403 lid 2 BW is [handelsnaam] verplicht om aan [gedaagde] af te dragen of af te geven wat [handelsnaam] uit hoofde van de overeenkomst van opdracht voor [gedaagde] onder zich heeft. Ook digitale gegevens die [handelsnaam] zelf heeft samengesteld om de opdracht te kunnen uitvoeren, vallen onder deze afgifteplicht. Daaronder vallen dus ook de door [handelsnaam] in opdracht van [gedaagde] beheerde (mailboxen van de) e-mailadressen die tot de domeinnaam van [gedaagde] behoren. Zoals onder 4.10 al is overwogen, heeft [gedaagde] bovendien een gerechtvaardigd belang bij afgifte van deze gegevens. Het is dan ook op voorhand voldoende aannemelijk dat een bodemrechter de vorderingen van [gedaagde] tot overdracht van alle emailadressen en afgifte, althans migratie, van alle digitale zaken en gegevens in een bodemzaak zal toewijzen. Daarom zullen deze vorderingen in dit kort geding worden toegewezen. De termijn voor overdracht van alle e-mailadressen en afgifte van alle digitale zaken en gegevens zal worden bepaald op zeven dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd zoals vermeld onder de beslissing.
Proceskosten
4.11.
[handelsnaam] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 747,- (tarief: gemiddeld).
in conventie en in reconventie
4.12.
Als [gedaagde] nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet [handelsnaam] die kosten ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 747,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
5.3.
beveelt [handelsnaam] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot de overdracht aan [gedaagde] van alle e-mailadressen, zonder enige blokkades of anderszins (technisch) beperkende middelen, in die zin dat [gedaagde] nadien zelf de feitelijke macht heeft en controle uit kan oefenen over de e-mailadressen;
5.4.
beveelt [handelsnaam] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte, althans migratie, aan [gedaagde] van alle digitale zaken en gegevens die [handelsnaam] onder zich heeft uit hoofde van (de uitvoering van) de opdrachtovereenkomst, ongeacht de wijze waarop deze zijn vervaardigd, vastgelegd en/of bewaard, door afgifte, althans migratie van relevante zaken en (inlog)gegevens waarmee onbeperkt toegang kan worden verschaft tot (de opslag van) gegevens, zoals, maar niet beperkt tot accountgegevens met betrekking tot de e-mailadressen, alsmede door terbeschikkingstelling van de gegevens op een gegevensdrager in een gangbaar en leesbaar technisch formaat;
5.5.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.6 en 5.7 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
5.6.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op € 747,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt [handelsnaam] , als zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022.