ECLI:NL:RBMNE:2022:4869

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/16/546667 FZ RK 220753
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een zorginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 november 2022 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene in een zorginstelling. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1953, verblijft feitelijk bij zijn partner na te zijn gevlucht uit een instelling. De advocaat van de betrokkene heeft ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen ernstig nadeel is en dat betrokkene goed wordt verzorgd door zijn partner.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de specialist ouderengeneeskunde die de medische verklaring heeft opgesteld. Deze specialist concludeerde dat er geen sprake is van ernstig nadeel en dat een opname niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de noodzaak van een gedwongen opname, ondanks de zorgen over het welzijn van de betrokkene. De rechtbank heeft de risico's van een gedwongen opname afgewogen tegen de huidige situatie van de betrokkene bij zijn partner en heeft geconcludeerd dat er alternatieven zijn om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen, met de opmerking dat de betrokkene en zijn partner ambulante hulp nodig hebben. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de zorginstelling verantwoordelijk is voor een goede overdracht van zorg aan een zorgaanbieder in de woonplaats van de betrokkene. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/546667 / FZ RK 22-753
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 2 november 2022naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1953,
feitelijk verblijvende op het adres [adres] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.R. van Schaik.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2022.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 4 december 2022;
- de aanvraag van 27 september 2022;
- de medische verklaring van 23 september 2022, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde;
- een brief van 13 oktober 2022 van [instelling] , met aanvullende informatie ten aanzien van de rechterlijk machtiging.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 november 2022 aan de [adres] te [plaats 1] .
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene en mr. E.R. van Schaik;
- de partner van betrokkene;
- mevrouw [B] , specialist ouderen geneeskunde (telefonisch aanwezig);
Daarnaast waren telefonisch aanwezig:
- [C] , verpleegkundig specialist;
- [D] , teamcoach;
- [E] , verpleegkundige.
De zonen (en partners) van betrokkene waren aanwezig voor de woning in [plaats 1] . Betrokkene heeft de zonen geen toestemming gegeven om aanwezig te zijn bij de zitting. De rechtbank heeft de zonen niet gehoord.
1.3.
De rechtbank heeft op de dag van de zitting om 16:00 uur een beslissing genomen op het verzoek.

2.Beoordeling

2.1.
De standpunten
De advocaat heeft ter zitting geconcludeerd tot een afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een rechtelijke machtiging. Betrokkene woont bij zijn partner en wil daar blijven wonen. De specialist ouderengeneeskunde (de heer [A] ) die de medische verklaring heeft opgemaakt heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van ernstig nadeel. Een opname van betrokkene is dan ook niet nodig. Het gaat goed genoeg met betrokkene bij partner. Er zijn daarmee alternatieven om een opname van betrokkene te voorkomen.
De specialist ouderengeneeskundige heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een complexe situatie. Het betreft een ‘grijs gebied’ ten aanzien van het nadeel. Betrokkene is bekend met een uitgebreide neurocognitieve stoornis. Hij heeft daardoor medicatie en veel structuur en vastigheid nodig. Er zijn ernstige zorgen over het welzijn van betrokkene. Het risico op ontregeling bij betrokkene is groot. Betrokkene is vanuit het verpleeghuis in [plaats 2] gevlucht naar partner in [plaats 1] . Betrokkene wil niet terug naar [plaats 2] . Hij verzet zich tegen een gedwongen opname en de vraag is of er voldoende ernstig gevaar aanwezig is om betrokkene op te nemen. De situatie van betrokkene is op dit moment moeilijk in te schatten omdat hij bij zijn partner verblijft. De relatie van betrokkene met zijn partner is ingewikkeld en het verblijf bij de partner is daarom wisselend verlopen. De partner heeft betrokkene eenmaal op straat gezet en betrokkene is toen onder een brug aangetroffen. Als besloten wordt door de rechtbank dat betrokkene terug moet naar het verpleeghuis in [plaats 2] is de verwachting dat betrokkene in het verpleeghuis aanhoudend verzet en gedragsproblemen zal laten zien. Het verzoek tot het verlenen van een rechtelijk machtiging is bij de rechtbank voorgelegd om tot een oordeel te komen of een gedwongen opname noodzakelijk is voor betrokkene. Het betreft een risicoafweging van het ernstig nadeel of betrokkene bij zijn partner kan verblijven.
2.2.
De beoordeling
Wettelijk kader
De vraag ligt voor bij de rechtbank of er voldaan is het wettelijk kader om een rechtelijk machtiging te verlenen om betrokkene gedwongen op te nemen in een verpleeginrichting. Om een machtiging te verlenen moet er - kort gezegd - sprake zijn van een psychogeriatrische aandoening (of een gelijkgestelde aandoening) en van ernstig nadeel. Er moet sprake zijn van verzet tegen een opname en de alternatieven of mogelijkheden om ernstig nadeel te voorkomen moet voldoende onderzocht zijn.
Psychogeriatrische aandoening
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis, waarschijnlijk Lewi-Body dementie. Hiermee is voldaan aan de wettelijke vereisten van de zogenoemde stoornis.
Ernstig nadeel / alternatieven om opname te voorkomen
Ten aanzien van ernstig nadeel komt uit de medische verklaring van 23 september 2022 naar voren dat de specialist ouderengeneeskunde geen ernstig nadeel heeft geconstateerd. Deze specialist ouderengeneeskunde verklaart dat een opname of voortzetting van het verblijf van betrokkene binnen de instelling niet noodzakelijk is. Ondanks dat er verklaringen zijn dat er in het verleden incidenten zijn geweest waarbij politie is betrokken, is er bij de specialist ouderengeneeskunde geen informatie bekend dat er op dat moment opnieuw incidenten zijn geweest. De partner van betrokkene verklaart dat zij een verklaring heeft gekregen voor de gedragingen die betrokkene laat zien. Zij kan er nu begrip kan opbrengen. Er is geen ernstig nadeel vastgesteld door de specialist ouderengeneeskunde.
De zorginstelling waar betrokkene heeft verbleven heeft, op verzoek van het CIZ, een aanvulling gegeven over de situatie van betrokkene op 13 oktober 2022. Hieruit komt naar voren dat betrokkene is weggelopen uit de instelling en bij zijn partner in [plaats 1] verblijft. De zorginstelling heeft daar zorgen over omdat betrokkene 24-uurs zorg nodig heeft voor zijn dementie en er meerdere incidenten zijn geweest met partner in het verleden. De zorginstelling heeft op 15 juli 2022 het verzoek om te verhuizen, dan wel om met verlof te gaan, van betrokkene naar zijn partner afgewezen. Nadat betrokkene is gevlucht naar zijn partner is er contact geweest met haar. Zij heeft op 10 oktober 2022 aangegeven dat zij het niet meer kon volhouden en er was een dreigende situatie. De politie is geweest in de thuissituatie bij partner en heeft geconcludeerd dat de situatie op dat moment stabiel en veilig was.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er onvoldoende gebleken is van concreet ernstig nadeel bij betrokkene waarvoor een gedwongen opname van betrokkene op dit moment noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afwijzen. Een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde heeft op 23 september 2022 in de medische verklaring aangegeven dat er geen sprake is van ernstig nadeel en dat een opname van betrokkene op dat moment niet noodzakelijk is. Daar komt bij dat voor de rechtbank ter zitting ook onvoldoende is gebleken van concrete voorbeelden waarbij zich ernstig nadeel voor betrokkene heeft voorgedaan in de afgelopen periode. De genoemde risico’s van het nadeel in de brief van 13 oktober 2022 vindt de rechtbank onvoldoende om te komen tot een toewijzing van het verzoek. Betrokkene heeft ter zitting nadrukkelijk kenbaar gemaakt bij zijn partner te willen blijven wonen. Hij wil niet terug naar de instelling in [plaats 2] . Er is sprake van een goede verzorging door zijn partner en zij heeft laten weten dat zij inmiddels goed met het gedrag van betrokkene kan omgaan omdat haar nu is uitgelegd waar dat vandaan komt. Daar komt bij dat de instelling grote zorgen heeft over het gedrag van betrokkene als hij zal moeten terugkeren binnen de instelling en wat dat betekent voor zijn gezondheid, alsmede de invloed van dat gedrag op de medebewoners. De verwachting is dat betrokkene aanhoudend verzet zal laten zien tegen het verblijf binnen de instelling. De rechtbank heeft ter zitting van de specialist ouderengeneeskundige, die betrokken is bij de behandeling, de indruk gekregen dat zij (ook) niet geheel overtuigd was van het nadeel, de noodzaak en de doelmatigheid van een opname van betrokkene.
Ondanks deze afwijzing van het verzoek heeft de rechtbank wel zorgen over het ziektebeeld en het welzijn van betrokkene. De rechtbank is ervan overtuigd dat betrokkene en zijn partner (ambulante) hulp nodig hebben. De instelling waar betrokkene heeft verbleven zal moeten zorgdragen voor een goede overdracht van de zorg (waaronder dossier en gegevens) aan een zorgaanbieder in [plaats 1] .

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot verlenen van een rechterlijk machtiging af.
Deze beschikking is op 2 november 2022 gegeven door mr. M.M. Janssen - Witteveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A.R. Bastiaans als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 22 november 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.