4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak t.a.v. feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank stelt vast (onder verwijzing naar de bewijsoverweging die hieronder volgt) dat verdachte de medeverdachte [medeverdachte] naar de plaats delict heeft gereden en hem naderhand naar het ziekenhuis heeft gebracht. Naar de uiterlijke verschijningvorm lijken dit ondersteunende handelingen bij het door [medeverdachte] gepleegde gronddelict, die dan ook op medeplichtigheid wijzen. Het is niet bekend of er overleg heeft plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en evenmin welke vorm van overleg er tussen verdachte en medeverdachte is geweest. In hoeverre verdachte door medeverdachte [medeverdachte] bij de planning is betrokken, kan dus niet worden vastgesteld.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, vereist om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
Ter terechtzitting van 9 november 2022 heeft
verdachteonder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
De witte bestelauto, type Citroen Nemo met kenteken [kenteken] , is van mij.
Ter terechtzitting van 9 november 2022 heeft getuige [medeverdachte] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik heb vuurwerk naar de woning van [slachtoffer ] gegooid. Het was zwaar vuurwerk. Ik heb dat aan een baksteen geplakt. Ik ben met de bestelauto van verdachte naar de woning gereden.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 4 juni 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
In dit proces-verbaal is een tijdlijn gemaakt van 25 mei 2021 naar aanleiding van alle veilig gestelde camerabeelden.
[wijk]
Om 22:44 uur rijdt de witte bestelauto voor het eerst door de [straat] .
Om 22:46 uur parkeert de witte bestelauto in ter hoogte van de [adres] .
Om 22:50 uur loopt de bijrijder van de witte bestelauto de [straat] in.
Om 22:51 steekt een persoon een voorwerp voorzien van een viscolont aan en gooit dit tegen de voorgevel van de [adres] aan. De lont gaat uit. De persoon rent weg en het voorwerp blijft liggen.
Om 22:52 uur stapt de persoon in de witte bestelauto, waarna deze wegrijdt.
Om 22:53 uur rijdt de witte bestelauto weer op hoge snelheid terug de [straat] in.
Om 22:54 de bijrijder stapt uit en loopt in de richting van de [adres] , pakt het voorwerp weer op, rent terug naar de witte bestelauto, waarna die wegrijdt de [straat] in.
Om 22:56 uur staat er opnieuw iemand voor de [adres] die een voorwerp met een viscolont aansteekt. Het voorwerp ontploft in de handen van de persoon.
Om 22:57 uur rijdt de witte bestelauto over de [straat] , komende uit de richting van de [straat] , gaande in de richting van de [straat] .
Almere Stad centrum
Om 23:04 uur stapt er een persoon als bijrijder uit de witte bestelauto. De persoon rent in de richting van het Flevoziekenhuis.
Om 23:05 uur rijdt de witte bestelauto via de Wandellaan de parkeerplaats op die tegenover het Flevoziekenhuis is gelegen.Om 23:06 uur stapt de bestuurder uit de witte bestelauto en voert enkele handelingen uit in en rondom de witte bestelauto, hij maakt onder andere vegende beweging ter hoogte van de bijrijderskant.
Om 23:11 uur loopt de bestuurder weg in de richting van de rotonde bij de Hospitaaldreef met de Wandellaan.
Om 23:13 uur loopt de persoon in beeld bij eerder genoemde rotonde. Vanaf dan wordt de persoon voortdurend middels de camera's gevolgd door het centrum van Almere Stad. De persoon loopt de volgende route: Bodestraat => Stadhuisplein => Stadhuisstraat => Grote Markt => Herbergsteeg => Muntmeesterhof => Koopmanstraat => Makelaarstraat => Rentmeesterstraat => Marktmeesterstraat => Ally Kiosk in
=> Ally Kiosk uit => Schoutstraat => uit beeld. Tijdens deze wandeling was te zien dat de bestuurder van de witte bestelauto dezelfde persoon was
als degene die later bij het Flevoziekenhuis bij de spoedeisende hulp binnen komt lopen.
Flevoziekenhuis
Om 01:27 uur stapt uit de Audi A3 dezelfde persoon, die de witte bestelauto eerder op de avond parkeerde op de parkeerplaats tegenover het Flevoziekenhuis.
Om 01:28 uur loopt de bijrijder de spoedeisende hulp binnen.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 21 juni 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Op 25 mei 2021 verklaarde de beveiliger dat er een persoon omstreeks 01.30 uur zich had gemeld bij het Flevoziekenhuis te Almere. Deze persoon gaf aan dat hij voor de man kwam met de afgeblazen hand.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 21 juni 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Ik heb de camerabeelden bij het Flevoziekenhuis te Almere bekeken. Ik zag de bijrijder van de Audi de spoedeisende hulp binnenlopen (screenshot 5). Ik zag dat de persoon in gesprek ging met de beveiliger (screenshit 6). De persoon, welke werd gefilmd bij de spoedeisende hulp van het Flevoziekenhuis Almere, komt exact, qua uiterlijke kenmerken en kledingsignalement, overeen met de vermoedelijke bestuurder van de witte bestelauto.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 23 juni 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Ik kan verklaren dat uit onderzoek is gebleken dat de vermoedelijke bestuurder van de bovengenoemde witte bestelauto, en de persoon welke zich in het Flevoziekenhuis meldde vermoedelijk één en dezelfde persoon zijn. Ik kan verklaren dat de huidskleur, gelaat, stand van de oren, neus, haar, baardgroei alsmede de volledige kleding overeen kwamen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één daarvan.
Bewijsoverweging
Uit het dossier volgt dat de medeverdachte [medeverdachte] eerst een stuk vuurwerk naar de woning van aangever heeft gegooid dat niet tot ontploffing kwam. Vervolgens is het vuurwerk nogmaals aangestoken en toen – voordat het opnieuw naar de woning werd gegooid – tot ontploffing gekomen. Dit betekent dat – anders dan de officier van justitie ter zitting van 9 november 2022 heeft toegelicht – de bedreiging door het gooien van het vuurwerk en het teweeg brengen van de ontploffing ervan twee verschillende en niet gelijktijdige handelingen zijn geweest. Reeds daarom is geen sprake van ééndaadse, maar van meerdaadse samenloop.
Vast staat dat medeverdachte [medeverdachte] met een ander naar de woning van aangever is gereden en daarna van die woning naar het Flevoziekenhuis. Ook staat vast dat daarbij gebruik is gemaakt van de witte bestelauto van verdachte. De vraag is of verdachte ook de bestuurder van die bestelauto is geweest.
De rechtbank verwijst daarvoor naar de processen-verbaal met betrekking tot de camerabeelden van Almere Stad Centrum en in het Flevoziekenhuis. Daaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] op 25 mei 2021 rond 23:04 door de bestuurder van de auto van verdachte is afgezet bij het Flevoziekenhuis. Door de verbalisanten is waargenomen dat de bestuurder van de bestelauto kort daarna op de parkeerplaats van het ziekenhuis is uitgestapt en door het centrum van Almere Stad heeft gelopen. Verdachte heeft erkend dat hij degene is die later, op 26 mei 2021 rond 00:27 uur, in het Flevoziekenhuis navraag heeft gedaan naar medeverdachte [medeverdachte] . Door verbalisanten wordt gerelateerd dat het signalement van de persoon die zich om 00:27 bij het Flevoziekenhuis meldt exact overeenkomt met het signalement van de bestuurder van de bestelauto. Daarbij worden meerdere zeer concrete kenmerken genoemd. De rechtbank heeft bovendien zelf waargenomen dat de persoon die op de stills van de camerabeelden in het centrum van Almere Stad is te zien, dezelfde is als de persoon in het Flevoziekenhuis.
Verdachte heeft een alternatief scenario aangedragen, namelijk dat hij de witte bestelauto met kenteken [kenteken] op de avond van 25 mei 2021 aan medeverdachte [medeverdachte] heeft uitgeleend en iemand anders , mogelijk ene “ [naam] ”, de bestuurder zou zijn geweest. Dit alternatieve scenario van verdachte is strijdig met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld over de persoon op de camerabeelden. Daar komt bij dat de rechtbank dit alternatieve scenario van verdachte ook ongeloofwaardig acht.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte omtrent het moment van het uitlenen van de bestelauto, de locatie waar dit plaatsvond en het moment waarop de auto weer zou worden teruggegeven, niet overeen komt met wat de medeverdachte hierover als getuige ter terechtzitting van 9 november 2022 heeft verklaard. Ook heeft verdachte hierover op verschillende momenten, te weten ter terechtzitting van 10 juni 2022 en ter terechtzitting van 9 november 2022, onderling tegenstrijdig verklaard. Verder heeft verdachte wisselend verklaard over het moment waarop hij wetenschap kreeg van het letsel aan de hand van medeverdachte [medeverdachte] . De beveiliger van het ziekenhuis heeft echter duidelijk verklaard dat verdachte heeft gevraagd naar de man met de afblazen hand. En ook uit app-verkeer tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon blijkt dat hij al voordat hij naar het ziekenhuis ging, wist dat medeverdachte [medeverdachte] letsel had opgelopen aan zijn hand.
Op basis van het voornoemde, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de bestuurder van de witte bestelauto is geweest.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever heeft gereden, daar heeft gewacht terwijl de medeverdachte een explosief naar die woning gooide, daarna met de medeverdachte is weggereden, enige tijd later weer is aan komen rijden, heeft gewacht terwijl de medeverdachte het explosief tot ontploffing bracht en tenslotte de gewonde medeverdachte bij het ziekenhuis heeft afgezet. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de bedreiging en het tot ontploffing brengen van het explosief door de medeverdachte. Hij heeft de medeverdachte ondersteund bij het misdrijf door hem naar de plaats van het delict te vervoeren. En uit het feit dat hij de medeverdachte na de eerste mislukte poging tot ontploffing opnieuw naar de woning heeft gebracht, concludeert de rechtbank dat zijn opzet ook gericht was op dit misdrijf.