ECLI:NL:RBMNE:2022:4951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
546695 KGZA 22-520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tijdens Sinterklaasviering tussen ouders na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2022, is een kort geding aanhangig gemaakt door de vader van een minderjarig kind, [minderjarige], geboren op [2017]. De vader vordert dat de moeder haar medewerking verleent aan het vieren van Sinterklaas op 5 december 2022, waarbij hij [minderjarige] na de zwemles ophaalt en hem de nacht laat doorbrengen bij hem. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en hebben eerder afspraken gemaakt in een ouderschapsplan, waarin is vastgelegd dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.

De moeder verzet zich tegen de vordering van de vader, omdat zij van mening is dat het te vermoeiend is voor [minderjarige] om op 5 december bij de vader te zijn, gezien de activiteiten die hij die dag al heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel de viering van Sinterklaas een relatief klein belang lijkt, het belang van de vader om met zijn samengestelde gezin Sinterklaas te vieren doorslaggevend is. De rechter wijst de vordering van de vader toe en verplicht de moeder om haar medewerking te verlenen aan de omgang op 5 december.

De voorzieningenrechter legt een dwangsom op aan de moeder voor het geval zij niet aan de uitspraak voldoet en compenseert de proceskosten tussen partijen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/546695 / KG ZA 22-520
Vonnis in kort geding van 29 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna: de vader,
advocaat: mr. K.N. Holtrop te Lelystad ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. N.J. Hos te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord met productie;
  • de mondelinge behandeling van 15 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van [2019] is de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 11 juni 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Gooise Meren.
2.2.
Het minderjarige kind van hen is:
[minderjarige], geboren op [2017] te [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
In het op 5 april 2019 getekende ouderschapsplan van partijen is onder meer bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en dat hij in de oneven weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 bij de vader zal verblijven en de helft van de feestdagen.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de moeder haar volledige medewerking moet verlenen aan het mogelijk maken voor de vader om samen met [minderjarige] op 5 december 2022 Sinterklaas te vieren door het hem toe te staan dat hij op 5 december 2022 [minderjarige] direct na de zwemles ophaalt en meeneemt naar zijn huis, waarbij [minderjarige] aansluitend bij hem zal slapen en hij hem in de ochtend van
6 december 2022 uiterlijk om 11.00 uur bij de moeder terugbrengt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- indien de moeder haar medewerking aan de uitspraak niet verleent en in gebreke is om [minderjarige] conform de uitspraak op 5 en 6 december 2022 bij hem te laten verblijven, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter juist acht.
3.2.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. Hij woont samen met zijn nieuwe partner en haar twee kinderen die op 5 december 2022 bij hen thuis in [woonplaats] verblijven. Hij wil graag met hen en [minderjarige] op 5 december Sinterklaas vieren. [minderjarige] gelooft nu nog, waarschijnlijk voor het laatste jaar, in Sinterklaas en hij is op 6 december vrij van school.
3.3.
De moeder voert verweer. De moeder voert aan dat het te vermoeiend is voor [minderjarige] om op 5 december bij de vader in [woonplaats] Sinterklaas te vieren, omdat hij die dag ook op school Sinterklaas viert en daarna van 15.00 uur tot 16.00 uur een belangrijke zwemles heeft, een zogenaamde doorschuif les. De moeder vindt dit niet in het belang van [minderjarige] . Zij viert zelf Sinterklaas op 4 december met [minderjarige] en haar familie.
De moeder vraagt om de vader in de proceskosten te veroordelen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort gedingprocedure is vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het spoedeisend belang – dat overigens niet is betwist – is duidelijk, omdat de Sinterklaasviering op korte termijn plaatsvindt.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een zaak met een dusdanig klein belang als de viering van Sinterklaas niet ter beslissing in kort geding aan de voorzieningenrechter voorgelegd zou moeten worden. Ouders zouden dit samen moeten regelen te meer nu zij zijn belast met het gezamenlijk gezag over hun zoon. Rechtsweigering is echter niet toegestaan. Daarom zal de voorzieningenrechter een beslissing nemen.
4.3.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de vader toewijzen. De voorzieningenrechter heeft begrip voor het standpunt van de moeder dat [minderjarige] waarschijnlijk moe zal zijn als pakjesavond bij de vader begint, maar acht het belang van de vader om met zijn samengestelde gezin Sinterklaas te vieren doorslaggevend. Overigens zal de vermoeidheid van [minderjarige] waarschijnlijk wel worden weggenomen of overstemd door de feestvreugde van de pakjesavond, die naar verwachting toch wel in het begin van de avond zal plaatsvinden. [minderjarige] kan bovendien op 6 december uitslapen, omdat hij dan vrij is van school. Deze periode van het jaar is sowieso een vermoeiende tijd voor een kind gelet op de overige festiviteiten die in de decembermaand nog gaan plaatsvinden. Gelukkig wordt het daarna weer januari. Het door de moeder aan de vader aangeboden alternatief om Sinterklaas te vieren in haar weekend, op vrijdag 2 december of op zaterdag 3 december, biedt voor de vader geen uitkomst, omdat de kinderen van zijn partner dan bij hun vader zijn en hij er kennelijk nogal aan hecht om Sinterklaas met zijn vrij recent gevormde samengestelde gezin te vieren. Het vieren van Sinterklaas in het weekend van de vader daarna is evenmin een optie omdat Sinterklaas dan weer terug is in Spanje. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zal de voorzieningenrechter de moeder veroordelen haar medewerking te verlenen aan het vieren van het Sinterklaasfeest op
5 december van [minderjarige] bij de vader.
4.4.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de moeder haar medewerking te verlenen aan omgang tussen de vader en [minderjarige] van maandag 5 december 2022 om 16.00 uur na de zwemles tot dinsdag
6 december 2022 om 11.00 uur waarbij de vader [minderjarige] op 5 december 2022 ophaalt bij het zwembad en op 6 december 2022 terugbrengt naar de moeder;
5.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 100,-- indien zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022, in tegenwoordigheid van mr. C. Bosma-van ’t Hof, griffier.