In deze zaak heeft eiseres op 8 april 2022 een beroepschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft eiseres op 28 mei 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen. Daarnaast heeft eiseres ook geen machtiging en geen kopie van de uitspraak op bezwaar ingediend, ondanks dat de rechtbank hierom had gevraagd in een eerdere aangetekende brief van 19 juli 2022. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar uitgesproken op 1 september 2022.