In deze zaak heeft eiseres op 27 januari 2022 beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De rechtbank heeft op 4 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij is vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 365,- niet op tijd heeft betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiseres heeft geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft eiseres op 8 september 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Deze brief is door eiseres niet afgehaald en is geretourneerd aan de rechtbank. Vervolgens is de brief per gewone post opnieuw verzonden, maar eiseres heeft ook hierop niet gereageerd.
Daarnaast heeft eiseres het beroepschrift niet ondertekend en heeft zij geen kopie van de uitspraak op bezwaar, een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten ingediend, terwijl de rechtbank hier wel om had gevraagd. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegekend. Eiseres zal het te laat betaalde griffierecht terugbetaald krijgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 november 2022 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.