Op 5 februari 2022 heeft eiser beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen.
Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient iemand die in beroep gaat een kopie van het besluit in te dienen waar hij het niet mee eens is. In dit geval heeft eiser nagelaten om tijdig een kopie van het besluit te overleggen, ondanks dat de rechtbank op 18 juli 2022 een aangetekende brief heeft gestuurd met het verzoek om dit binnen vier weken te doen. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal behandelen. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.