Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
‘de deur (-) definitief dicht’is, óók als de CRvB de uitspraak van de bestuursrechter van 19 maart 2021 zou bevestigen (ten tijde van de zitting in februari 2022 had de CRvB nog geen uitspraak gedaan). In dit verband merkte mevrouw [A] op dat de vacature die door het eerdere strafontslag van [eiser] was ontstaan is vervuld.
‘Pas nadat duidelijk wordt dat een serieus mediationtraject gericht op hervatting van het werk als docent niet slaagt, kan geconcludeerd worden dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Dit zal echter eerst onderzocht dienen te worden, waarbij [gedaagde] bereid zal moeten zijn [eiser] te rehabiliteren. Daarnaast zal beter onderzocht moeten worden of [eiser] kan worden herplaatst binnen [gedaagde] . Uiteraard komt dit oordeel in een ander daglicht te staan, indien de CRvB de uitspraak van de bestuursrechter vernietigt. Partijen kunnen ervoor kiezen om eerst de uitspraak van de CRvB af te wachten en afhankelijk hiervan stappen te zetten gericht op terugkeer en rehabilitatie (-).’Op het tegenverzoek van [eiser] heeft de kantonrechter geoordeeld dat een onverminderde toewijzing van het loon vanaf 1 augustus 2019, met name vanwege de inkomsten uit de eigen onderneming van [eiser] , tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden. De loonvordering over de periode van 1 augustus 2019 tot 1 april 2022 (twee jaar en 8 maanden) is daarom met toepassing van het bepaalde in artikel 7:680a BW gematigd tot € 30.522,-- bruto (zes maandsalarissen), te vermeerderen met de eindejaars- en vakantietoeslag en met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de voldoening. Hetgeen [eiser] meer of anders had verzocht is afgewezen. Omtrent de betaling van het loon vanaf 1 april 2022 heeft de kantonrechter (in r.o. 5.9.) overwogen:
‘Voorts gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen in onderling overleg bespreken of en zo ja wanneer [eiser] zijn werkzaamheden hervat en indien dit het geval is, vanaf wanneer [eiser] weer recht heeft op loon. Voor zo ver de vordering betrekking heeft op het loon vanaf maart 2022 wordt deze dan ook afgewezen.’Wat de verzochte ‘rectificatie’ betreft, heeft de kantonrechter (in r.o. 5.11) geoordeeld dat het verzoek te ruim en onbepaald was geformuleerd.
3.De vordering en het daartegen gevoerde verweer
4.De beoordeling van het geschil
‘de deur (-) definitief dicht’is, en zij ter zitting van 30 augustus 2022 bij monde van mevrouw [A] ook niet heeft blijk gegeven van bereidwilligheid om [eiser] weer aan het werk te laten, moet het er voor worden gehouden dat zij er als werkgever aan is blijven vasthouden dat voor hem geen terugkeer naar zijn werk mogelijk is. Wat er van de tweede mediation ook zij, deze had voor de [gedaagde] blijkbaar niet als mogelijke uitkomst dat [eiser] zijn werk zou hervatten. Dit standpunt is, nu vast staat dat het dienstverband voortduurt, niet houdbaar. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij terugkeer naar het werk, niet alleen omdat hij geacht moet worden daarmee zijn vaardigheden op peil te kunnen houden, maar met name omdat hij er - na drie jaar geleden op onterechte disciplinaire grond, en daarmee op diffamerende wijze, te zijn ontslagen - belang bij heeft gerehabiliteerd te worden en - in lijn daarmee - weer aan het werk te kunnen. Nu de bedrijfsarts na 16 november 2021 geen oordeel over (de mate van) arbeidsongeschiktheid meer heeft gegeven, zal er in dit kort geding vanuit moeten worden gegaan dat [eiser] ook nu nog niet zodanig hersteld is dat hij alweer alle tot zijn functie behorende werkzaamheden kan verrichten. Met name voor zover zijn werk zich mede uitstrekt tot organisatorische (overhead-) werkzaamheden die met het eigenlijke lesgeven geen direct verband houden, zal aan de re-integratie met hulp van de bedrijfsarts nadere invulling moeten worden gegeven. Denkelijk zullen partijen nog een goed gesprek nodig hebben om de lucht te klaren. Mede gegeven de omstandigheid dat [eiser] na november 2021 wel vanuit zijn eigen bedrijf heeft kunnen werken, ziet de kantonrechter geen relevante belemmering voor de veroordeling tot zijn wedertewerkstelling in de werkzaamheden als vakdocent [vak] op het [school] die bestaan in het lesgeven en de direct daarmee in verband staande werkzaamheden. Wel zal de [gedaagde] iets meer tijd worden gegeven om de voor een terugkeer van [eiser] op de werkvloer benodigde praktische voorbereidingen te treffen. De veroordeling tot wedertewerkstelling en tot re-integratie zal met een dwangsom, zoals hierna omschreven, worden verstrekt.