ECLI:NL:RBMNE:2022:501
Rechtbank Midden-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake naheffingsaanslag
Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetzaak (zaaknummer UTR 21/4181-V) van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 23 december 2021. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij te laat was met het indienen van zijn beroepschrift. De opposant ging in verzet, maar heeft niet verzocht om een zitting. De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of de eerdere beslissing terecht was, zonder de inhoud van het beroep zelf te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat er geen zitting nodig was, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De opposant stelde dat de heffingsambtenaar niet in overeenstemming met Europese wetgeving had gehandeld met betrekking tot een gehandicapte invalidenkaart en dat hij geen onwettige handelingen had verricht. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de stelling van de opposant geen reden vormde voor de termijnoverschrijding van het beroepschrift.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van 23 december 2021. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.