Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De feiten en de procedure
vier diverse aquarellen’opgenomen met een totale waarde van € 80,-, terwijl hier twee houtsneden van [kunstenaar 4] tussen zaten met een waarde van € 250,- per stuk en heeft [onderneming 8] een “
[aanduiding 1] ”opgenomen in de taxatielijst, terwijl dit overduidelijk Europees aardewerk is. Daarnaast heeft [onderneming 8] drie werken van [kunstenaar 5] getaxeerd op een bedrag van in totaal € 11.000,-, terwijl dit volgens [onderneming 9] drie nadrukken zijn en slechts een geringe waarde vertegenwoordigen in het maatschappelijk verkeer, te weten € 150,- per stuk.
2.De beoordeling
diverse prenten (van € 150,-)’. In de taxatielijsten van [onderneming 6] en [onderneming 7] worden echter 43 schilderijen, prenten en tekeningen vermeld. Daarnaast wordt er in die taxatielijsten ook melding gemaakt van houten en bronzen sculpturen. In de lijst van [onderneming 8] ontbreken dan ook in ieder geval de volgende stukken: