ECLI:NL:RBMNE:2022:5080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
9558669 UC EXPL 21-8326
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur voor raamdecoratie met discussie over prijs en korting

In deze zaak heeft de besloten vennootschap [eiseres] B.V. [vestigingsplaats] [eiseres] een vordering ingesteld tegen [gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam] [woonplaats] [gedaagde], wegens onbetaalde facturen voor geleverde raamdecoratie. De procedure begon op 18 november 2021 met de dagvaarding van [gedaagde]. Na een schriftelijke reactie van [gedaagde] en een mondelinge behandeling op 12 oktober 2022, heeft de kantonrechter op 9 november 2022 uitspraak gedaan.

De kern van de zaak betreft een factuur van 19 januari 2021 ter hoogte van € 2.207,56, die [gedaagde] niet volledig heeft betaald. [gedaagde] erkent een deel van de factuur verschuldigd te zijn, maar betwist de hoogte van het bedrag. Hij beroept zich op een prijslijst en een vermeende korting van 5%, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat de factuurbedragen onjuist zijn en dat hij de orderbevestiging, waarin de prijzen zijn vastgelegd, niet tijdig heeft betwist.

De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het volledige factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 1.174,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9558669 UC EXPL 21-8326 CMR/51145
Vonnis van 9 november 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 18 november 2021 gedagvaard. [gedaagde] heeft hier schriftelijk op gereageerd door middel van een conclusie van antwoord. [eiseres] heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. [gedaagde] is op de civiele rolzitting van 23 maart 2022 geweest, waar de kantonrechter hem de mogelijkheid heeft gegeven om schriftelijk te reageren door middel van een conclusie van dupliek. [gedaagde] heeft een conclusie van dupliek ingediend.
1.2.
Op 12 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[gedaagde] heeft voor één van zijn klanten bij [eiseres] diverse raamdecoratieprodukten van de [collectie 1] gekocht. Op 3 december 2020 heeft [eiseres] een orderbevestiging gestuurd, waarna de raamdecoratie op maat is gemaakt en is geleverd.
2.2.
[eiseres] heeft hiervoor meerdere facturen gestuurd aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze facturen niet volledig betaald. Het gaat in deze procedure om één van de facturen. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling namelijk haar eis gewijzigd. [eiseres] vordert na eiswijziging nog betaling van de factuur van 19 januari 2021 van € 2.207,56, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met deze vordering. [gedaagde] erkent dat hij een deel van de factuur moet betalen, maar het bedrag op de factuur is volgens hem te hoog.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe. Hierna wordt toegelicht waarom.
Factuur van 19 januari 2021
3.2.
Vast staat dat [eiseres] de raamdecoratie aan [gedaagde] heeft geleverd en dat [gedaagde] deze bij zijn klant heeft gemonteerd. [gedaagde] moet dan ook betalen voor de geleverde raamdecoratie. Tussen partijen bestaat discussie over welk bedrag [gedaagde] moet betalen. [gedaagde] stelt dat de prijzen op de factuur van 19 januari 2021 niet kloppen. Hij beroept zich op een prijslijst die hij vooraf door een medewerker van [eiseres] toegestuurd heeft gekregen. De prijzen op die prijslijst komen niet overeen met de prijzen op de factuur. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling van één van de posten van de factuur aan de hand van die prijslijst uitgelegd wat de prijs dan wel zou moeten zijn. [gedaagde] heeft echter niet onderbouwd welk bedrag hij in totaal volgens hem verschuldigd is voor de geleverde raamdecoratie. Hij heeft niet per post op de factuur aangegeven wat de prijs dan wel moet zijn, ook niet bij benadering. Nog los van de vraag of de door [gedaagde] gehanteerde prijslijst de juiste prijslijst is (dat wordt namelijk door [eiseres] betwist), had het op de weg van [gedaagde] gelegen om ten minste een berekening te maken van de totaalprijs die volgens hem betaald moet worden. [gedaagde] heeft dus onvoldoende onderbouwd welke (lagere) prijs hij volgens hem dan wel moet betalen.
3.3.
Ook stelt [gedaagde] dat er een korting van 5% zou worden toegepast. Hij baseert zich op een e-mail van 19 november 2020 van een medewerker van [eiseres] , waarin het volgende staat: “
Jullie hebben 45% marge
Dus BTW eruit en dan 45% dat is jullie ink ex
En als de order deze maand wordt ingevoerd. Krijgen jullie 5% op de inkoop uitbetaald in december”.
[eiseres] heeft echter uitgelegd dat [gedaagde] in eerste instantie heeft geïnformeerd naar de [collectie 2] . Op deze collectie was destijds een korting van toepassing. [gedaagde] heeft uiteindelijk gekozen voor producten uit de [collectie 1] . Daarop was geen korting van toepassing. [gedaagde] heeft erkend dat hij producten uit de [collectie 1] heeft afgenomen. Uit de e-mail van 19 november 2020 blijkt verder niet dat de 5% korting ziet op de [collectie 1] . [gedaagde] heeft zijn stelling dan ook onvoldoende onderbouwd, waardoor niet komt vast te staan dat er een korting moet worden toegepast op de gefactureerde bedragen.
3.4.
Van belang is ook dat [eiseres] op 3 december 2020 een orderbevestiging heeft gestuurd naar [gedaagde] . In deze orderbevestiging staan dezelfde prijzen als op de factuur van 19 januari 2021. [eiseres] heeft uitgelegd dat een orderbevestiging eerst in haar systeem moet worden goedgekeurd voordat haar producten worden geproduceerd en geleverd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] een screenprint van haar systeem laten zien, waar op te zien is dat de order van [gedaagde] is goedgekeurd. [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat hij de orderbevestiging niet heeft goedgekeurd. [gedaagde] heeft weliswaar op 6 januari 2021 geklaagd over de volgens hem onjuiste prijzen, maar op dat moment was de raamdecoratie al geleverd. Indien hij het niet eens was met de door [eiseres] gehanteerde prijzen, lag het op zijn weg om dat eerder, voordat de orderbevestiging werd goedgekeurd, bij [eiseres] te melden. [gedaagde] had immers moeten controleren of de orderbevestiging geen fouten bevat, zeker ook omdat het op maat gemaakte producten betreft.
3.5.
Omdat niet is komen vast te staan dat het gefactureerde bedrag te hoog is, moet [gedaagde] het volledige bedrag betalen dat op de factuur van 19 januari 2021 staat, namelijk € 2.207,56.
Wettelijke handelsrente
3.6.
Tussen partijen is sprake van een handelsovereenkomst. [eiseres] vordert daarom wettelijke handelsrente over € 2.207,56 vanaf 18 november 2021 (de dag van de dagvaarding). [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter bepaalt het tarief aan buitengerechtelijke incassokosten aan de hand van de toegewezen hoofdsom. Daarom zal een bedrag van € 331,13 worden toegewezen.
Proceskosten en nakosten
3.8.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,96
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
561,00(3 punten x tarief € 187,00)
Totaal € 1.174,96
3.9.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 2.538,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) over € 2.207,56 vanaf 18 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.174,96, waarin begrepen € 561,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 93,50 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.