ECLI:NL:RBMNE:2022:509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
16-652455-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het bewerken van hennepplanten en het aanwezig hebben van henneptoppen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het bewerken van hennepplanten en het aanwezig hebben van henneptoppen. De verdachte, geboren in Letland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het telen van 414 hennepplanten en het aanwezig hebben van 45,2 kilogram hennep in een pand in Nieuwegein. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen van 9 maart 2021 en 24 januari 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het derde feit, dat betrekking had op het wederrechtelijk wegnemen van stroom. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van dit derde feit, maar het eerste en tweede feit bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich als medepleger schuldig had gemaakt aan het bewerken van hennepplanten en het aanwezig hebben van henneptoppen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 25 dagen, met aftrek van voorarrest, en overwoog dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij, Stedin, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het derde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652455-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Letland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en 24 januari 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op de laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen de gemachtigde raadsvrouw, mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1, primair
op 7 mei 2018 in een pand aan de [adres] te [plaats] samen met anderen 414 hennepplanten heeft geteeld of bewerkt of aanwezig heeft gehad;
subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid daaraan;
Feit 2
op 7 mei 2018 te Nieuwegein samen met anderen 45,2 kilogram hennep(toppen) aanwezig heeft gehad;
Feit 3
in de periode van 26 februari 2018 tot en met 7 mei 2018 te Nieuwegein samen met anderen stroom van Stedin door middel van braak/verbreking wederrechtelijk heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zowel de 414 hennepplanten als de 45,2 kilogram hennep(toppen) bevonden zich in de machtssfeer van verdachte. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte slechts knipper was. Uit jurisprudentie volgt dat het knippen van hennepplanten geen telen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de raadsvrouw niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Wanneer hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van de bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met anderen hennepplanten heeft geknipt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich daarmee als medepleger schuldig gemaakt aan het bewerken van hennep, zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair.
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van het aanwezig hebben van de hennep(toppen), zoals ten laste gelegd onder feit 2, kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met anderen. Verdachte heeft verklaard dat hij op zaterdag 5 mei en zondag 6 mei 2018 op dezelfde plek hennepplanten heeft geknipt en getuige [getuige] heeft bevestigd dat er een aantal personen op vrijdag zijn begonnen met het knippen van hennep. De aanwezige hennep (in de vorm van toppen) was het resultaat van die geknipte hennepplanten, waarmee de knippers (waaronder dus ook verdachte) deze hennep opzettelijk aanwezig hebben gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
primair
omstreeks 07 mei 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt, in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
op 07 mei 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45,2 kilogram hennep (bestaande uit henneptoppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 50 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een straf moet worden opgelegd die niet langer is dan het voorarrest van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan het bewerken van hennepplanten door deze te knippen en aan het aanwezig hebben van 45,2 kilogram henneptoppen die net waren geoogst en lagen te drogen. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor hennepkwekerijen van 100 tot 500 hennepplanten uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een maand gevangenisstraf voorwaardelijk. De rechtbank houdt bij het kijken naar het juiste oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van hennep rekening met het feit dat de aangetroffen 45,2 kilogram natte hennep doorgaans vier keer zo zwaar is als droge hennep. De oriëntatiepunten gaan uit van droge hennep. Voor het aanwezig hebben van 10 tot 25 kilogram hennep gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank heeft aanleiding gezien om sterk van deze oriëntatiepunten af te wijken. Niet is gebleken dat verdachte enige zeggenschap heeft gehad over de hennepkwekerij. Verdachte heeft geholpen met het knippen van de in deze kwekerij aanwezige hennepplanten en heeft daarmee een ondergeschikte rol gespeeld. Voornoemde oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van hennepteelt zien niet op incidenteel knipwerk in een hennepkwekerij, maar op het telen van de hennepplanten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat deze oriëntatiepunten niet als strikt maatgevend voor de strafoplegging in de onderhavige zaak moeten worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennep en de oriëntatiepunten niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal echter overgaan tot een gevangenisstraf van een aanzienlijk kortere duur.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Deze redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 7 mei 2018, de dag waarop de verdachte ter zake van de onderhavige feiten is aangehouden. De rechtbank wijst op 7 februari 2022 vonnis. De redelijke termijn is daarmee met ruim anderhalf jaar overschreden. De rechtbank zal dit tot uitdrukking brengen door de duur van de op te leggen straf te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 25 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Dit betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.

9.BENADEELDE PARTIJ

Stedin heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.880,65. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij vrijspraak heeft gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde en daarmee geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en de bewezenverklaarde feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden, omdat de vordering reeds is voldaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij Stedin niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 25 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad, in een pand aan de [adres] , 414, althans een groot aantal
henneppianten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte] en/of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 mei
2018 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden Nederland, met
elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben
gehad (in een pand aan de [adres] ) ongeveer 414 hennepplanten, althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of
bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 7 mei
2018 [plaats] , althans in het arrondissement Midden Nederland, meermalen,
althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door in
het voornoemde pand mee te helpen met het knippen van
henneppianten/henneptoppen.
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 45,2 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram,
hennep (bestaande uit henneptoppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 7 mei 2018 te
Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht