ECLI:NL:RBMNE:2022:5120

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/16/540942 / FA RK 22-1117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie en afwijzing van een eenmalige betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.H. Zijlstra, verzocht de rechtbank om de man te veroordelen tot betaling van een eenmalig bedrag van € 30.125,55 aan kinderalimentatie voor hun minderjarige zoon, geboren in 2006. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw besproken tijdens een zitting op 31 oktober 2022, waarbij de man niet aanwezig was. De rechtbank heeft ook de mening van de minderjarige gevraagd, die na de zitting nog een brief heeft gestuurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man eerder kinderalimentatie moest betalen, maar dat dit bedrag in 2012 op nihil was gesteld. De vrouw heeft aangevoerd dat de financiële situatie van de man is verbeterd, wat zou rechtvaardigen dat hij weer kinderalimentatie gaat betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat een eenmalige betaling van kinderalimentatie gerechtvaardigd is. Volgens artikel 1:402 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek moet kinderalimentatie periodiek worden betaald, en de rechtbank ziet geen ruimte voor een eenmalige betaling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man vanaf 20 januari 2022 maandelijks € 772,45 aan kinderalimentatie moet betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze betalingen steeds vóór de eerste van de maand moeten plaatsvinden. De verzoeken van de vrouw voor een eenmalige betaling zijn afgewezen, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/540942 / FA RK 22-1117 (bodemprocedure)
C/16/540943 / FA RK 22-1118 (provisionele voorziening)
Kinderalimentatie
Beschikking van 14 november 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.H. Zijlstra,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw met bijlagen, binnengekomen op 27 juni 2022;
  • het bericht van de vrouw van 15 juli 2022 met bijlagen;
  • het bericht van de vrouw van 25 oktober 2022 met bijlage.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
31 oktober 2022. Daarbij waren aanwezig: de vrouw met haar advocaat. De man was ook opgeroepen, maar hij is niet verschenen.
1.3.
De rechtbank heeft aan [minderjarige] , de zoon van partijen, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. De rechtbank heeft na de zitting, op 4 november 2022, nog een brief van [minderjarige] ontvangen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [2006] in [geboorteplaats] .
Het kind woont bij de vrouw.
2.3.
Eerder heeft de rechtbank op 15 juli 2009 beslist dat de man een bedrag van € 530,- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen.
2.4.
Vervolgens heeft de rechtbank op 8 augustus 2012 de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie op nihil gesteld, met ingang van 8 augustus 2012.
2.5.
De vrouw verzoekt
in de bodemprocedure:
- de man primair te veroordelen om de kinderalimentatie voor [minderjarige] , door haar berekend totdat [minderjarige] 18 jaar wordt op een bedrag van € 30.125,55, ineens te voldoen, dan wel te bepalen dat de man, bij wijze van voorschot op de tot dat moment te betalen kinderalimentatie, een bedrag van € 30.125,55, of een ander door de rechtbank in goede justitie ineens te bepalen bedrag, dient te voldoen;
- subsidiair te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met € 772,45 per maand, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 20 januari 2022, althans met een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
De vrouw verzoekt
als provisionele voorziening:
- om bij tussenbeschikking met ingang van de tussenbeschikking en voor de duur van dit geding de man te veroordelen om een voorschot op de ineens vast te stellen kinderalimentatie van € 30.125,55 te betalen, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
- subsidiair te bepalen dat de man met ingang van de datum van de tussenbeschikking en voor de duur van dit geding zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met € 772,45, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.

3.De beoordeling

De beslissing in de bodemprocedure
3.1.
De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van de vrouw toewijzen en beslissen dat de man een bedrag van € 772,45 per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen voor [minderjarige] , vanaf 20 januari 2022. Dit betekent dat het primaire verzoek van de vrouw wordt afgewezen. De rechtbank zal deze beslissing hierna uitleggen.
De reden voor de wijziging
3.2.
De rechtbank kan de kinderalimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd. [1] Dat is hier het geval. De vrouw heeft in haar verzoekschrift gesteld dat de draagkracht van de man is gestegen en toegelicht dat zijn transportbedrijf goed loopt en hij onlangs een erfenis heeft ontvangen na het overlijden van zijn vader. Volgens de vrouw is de man in staat om met een maandelijks bedrag van € 772,45 bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Het primaire verzoek3.3. De rechtbank zal het primaire verzoek om te bepalen dat de man een som ineens aan de vrouw moet betalen als kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] afwijzen. Uit artikel 1:402 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter bij de vaststelling van de kinderalimentatie ook moet bepalen of dit bedrag wekelijks, maandelijks of driemaandelijks moet worden voldaan. De rechtbank ziet om die reden geen ruimte om te bepalen dat de kinderalimentatie als som ineens moet worden voldaan. De door de vrouw aangehaalde jurisprudentie ziet op de afkoop van partneralimentatie of op zaken waarbij partijen in onderling overleg hebben afgesproken dat de kinderalimentatie als som ineens wordt voldaan. Deze zaken wijken dus af van de onderhavige zaak, waarbij de vrouw via de rechter wil afdwingen dat de man aan haar een som ineens aan kinderalimentatie voldoet.
3.4.
De vrouw heeft bovendien onvoldoende gesteld om de betaling van een som ineens te kunnen rechtvaardigen. De vrouw heeft gewezen op het incasso risico omdat de man in het buitenland verblijft dan wel zal verblijven, maar de rechtbank vindt dit onvoldoende om het verzoek tot betaling van kinderalimentatie in de vorm van een som ineens toe te kunnen wijzen, te meer nu niet op voorhand kan worden vastgesteld dat de omstandigheden van partijen over de hele periode tot de meerderjarigheid van [minderjarige] het door de vrouw verzochte bedrag aan kinderalimentatie rechtvaardigen.
Het subsidiaire verzoek3.5. De vrouw heeft gesteld dat zij behoefte heeft aan een door de man aan haar te betalen kinderalimentatie. Zij heeft bovendien gesteld dat de man hiervoor draagkracht heeft (zie hiervoor rechtsoverweging 3.2). De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de man met ingang van 20 januari 2022 een kinderalimentatie van € 772,45 per maand aan de vrouw moet betalen.
De alimentatie moet vooruit worden betaald
3.6.
De rechtbank zal beslissen dat de man de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand moet betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
Provisionele voorziening
3.7.
Gelet op het feit dat de rechtbank nu een beslissing in de bodemzaak heeft genomen, wordt de door de vrouw verzochte provisionele voorziening bij gebrek aan belang afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
De rechtbank zal de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals die was vastgelegd in de beschikking van 8 augustus 2012, en bepaalt dat deze kinderalimentatie vanaf 20 januari 2022 € 772,45 per maand bedraagt;
4.2.
bepaalt dat de man vanaf vandaag deze alimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de verzoeken van de vrouw voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in samenwerking met D.B.T. Koster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek