ECLI:NL:RBMNE:2022:5121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/16/543011 / FO RK 22-867
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag en aanvulling zorgregeling in ouderschapsplan

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 28 november 2022, is het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn kind, geboren in 2015, toegewezen. De vader had eerder, bij beschikking van 14 december 2021, een verzoek tot gezamenlijk gezag zien afgewezen. Sinds die tijd is er echter een wijziging van omstandigheden opgetreden, waaronder een ondertoezichtstelling van het kind door de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd door de hulp van de GI en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om het ouderschapsplan aan te vullen toegewezen, waarbij specifieke afspraken zijn gemaakt over de vakantie- en feestdagenregeling, alsook over het ophalen van het kind van school op studie- of vrije dagen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als een van de ouders in hoger beroep gaat. De beslissing is genomen door kinderrechter M.A.A.T. Engbers in samenwerking met griffier D.B.T. Koster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/543011 / FO RK 22-867
Gezag en omgang
Beschikking van 28 november 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W. de Hoop,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] , gemeente De Ronde Venen,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.J.P. Liefting.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen op 1 augustus 2022;
  • het aangepaste verzoekschrift van de vader, binnengekomen op 9 augustus 2022;
  • de brief van de moeder van 12 september 2022;
  • de brief van de moeder van 25 oktober 2022 met bijlage;
  • de brief van de vader van 25 oktober 2022 met als bijlagen productie 10 en 11;
  • de brief van de vader van 27 oktober 2022 met bijlage productie 12.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 31 oktober 2022. Daarbij waren aanwezig: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) heeft wel een uitnodiging van de rechtbank gekregen maar is niet gekomen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [2015] in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over hem kan nemen.
2.4.
Bij beschikking van 20 juli 2022 is [minderjarige] tot 20 juli 2023 onder toezicht gesteld van de GI.
2.5.
De rechtbank heeft eerder bij beschikking van 14 december 2021 het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag afgewezen. Verder is in die beschikking bepaald dat de inhoud van het ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van die beschikking.
2.6.
De vader verzoekt nu wederom om hem samen met de moeder met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten. Bovendien verzoekt hij het ouderschapsplan aan te vullen door:
- tussen hem en [minderjarige] een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader zal zijn (conform de verdeling in productie 8 van zijn verzoekschrift), of wel te bepalen dat productie 8 deel zal uitmaken van het ouderschapsplan;
- vast te stellen dat de ouder, waarbij [minderjarige] op een studie- of vrije dag verblijft, [minderjarige] de dag ervoor van school ophaalt;
- te bepalen dat de ouders derden mogen inschakelen die [minderjarige] van en naar school halen en brengen.
2.7.
De moeder is het niet eens met de verzoeken. Zij verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de vader mede belasten met het gezag over [minderjarige] . Verder zal de rechtbank het verzoek van de vader om het ouderschapsplan aan te vullen zoals hij verzoekt, ook toewijzen. De rechtbank zal deze beslissingen hierna uitleggen.
Gezag
3.2.
De rechtbank zal de vader voortaan samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] belasten. Dit betekent dat zij vanaf nu samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] moeten nemen.
3.3.
Op grond van de wet [1] kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind die nimmer het gezag samen met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Indien de moeder niet instemt met het verzoek, wordt het verzoek slechts afgewezen:
- als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
- afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. [2]
3.4.
Uit de hiervoor weergegeven wetsbepaling volgt het uitgangspunt dat het gezag over een kind aan beide ouders toekomt en eenhoofdig gezag de uitzondering vormt.
3.5.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 december 2021 het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen. Daartoe was toen redengevend dat de ouders nog heel recent in het ouderschapsplan eenhoofdig gezag waren overeengekomen. De rechtbank overwoog echter ook dat de moeder er rekening mee moet houden dat een eventueel volgend verzoek van de vader niet tot afwijzing zal leiden, omdat gezamenlijk gezag het uitgangspunt vormt en eenhoofdig gezag de uitzondering.
3.6.
Sinds de beschikking van 14 december 2021 is er bijna ene jaar verstreken. Bovendien is er sinds juli 2022 sprake van een ondertoezichtstelling. Aldus is er een wijziging van omstandigheden opgetreden. Tussen de ouders is sprake van communicatieproblemen en wantrouwen naar elkaar. Deze problemen zijn echter niet zodanig dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders of dat gezamenlijk gezag anderszins niet in zijn belang is. De GI is nu betrokken om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] weg te nemen. Daarvoor wordt door de GI hulp ingezet. Zo is ook ZIJN betrokken om te werken aan herstel van het vertrouwen en verbetering van de communicatie tussen de ouders. De rechtbank begrijpt dat dit hulptraject recentelijk is gestart. Dit heeft er al voor gezorgd dat het de ouders met hulp lukt om afspraken te maken over de herfstvakantie en dat [minderjarige] naar de vader kan als dat bijvoorbeeld door ziekte nodig is. De rechtbank verwacht dat met de hulpverlening en de inzet van de ouders de communicatie en de gelijkwaardigheid in het ouderschap verbeteren, het onderlinge wantrouwen afneemt en de ouders samen beslissingen over [minderjarige] kunnen nemen. Door de vader ook gezag over [minderjarige] te geven kan de GI in het kader van de ondertoezichtstelling naast de moeder ook de vader schriftelijke aanwijzingen geven. Hiermee wordt het belang van [minderjarige] gediend: beide ouders zijn dan verantwoordelijk om gevolg te geven aan de aanwijzingen van de GI.
Aanvulling van het ouderschapsplan
3.7.
De rechtbank zal het ouderschapsplan van de ouders wijzigen, zoals door de vader is verzocht. De door hem voorgestelde regeling als omschreven in productie 8 van zijn verzoekschrift komt de rechtbank redelijk voor. Door de moeder is ook geen expliciet verweer gevoerd tegen de voorgestelde regeling. Zij heeft wel aangevoerd dat de regeling niet eerst langs de GI is gegaan. Dit is echter op zichzelf niet noodzakelijk. De ouders of een van hen kunnen c.q. kan zelf een regeling voorstellen en de rechtbank kan daarop beslissen. De GI hoeft in dat kader niet als tussenstation te fungeren. Ten aanzien van de studie- en vrije dagen is er geen verweer gevoerd. Voor wat betreft het halen en brengen van [minderjarige] van en naar school begrijpt de rechtbank dat de vader met derden met name zijn partner [B] bedoelt. De rechtbank kan zich voorstellen dat het de vader ook niet altijd lukt om [minderjarige] naar school te brengen of op te halen. Dan is het voorstelbaar dat zijn partner hem dan brengt of haalt, zeker nu [minderjarige] om het weekend en elke woensdag na school tot donderdagochtend in het gezin van vader is.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast de vader samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] , geboren op [2015] in [geboorteplaats] ;
4.2.
wijzigt de inhoud van het aan de beschikking van 14 december 2021 gehechte ouderschapsplan:
- voor wat betreft de vakantie- en feestdagenregeling, in die zin dat de vakantie- en feestdagenregeling geldt conform de aan deze beschikking gehechte en gewaarmerkte verdeling van de vakanties en feestdagen;
- voor wat betreft de studie- of vrije dagen van [minderjarige] : dat de ouder waar [minderjarige] op een studie- of vrije dag verblijft, hem de dag ervoor van school ophaalt;
- voor wat betreft het brengen en halen door derden: dat de ouders derden mogen inschakelen die [minderjarige] van en naar school halen en brengen;
4.3.
laat het aan de beschikking van 14 december 2021 gehechte ouderschapsplan voor het overige in stand;
4.4.
verklaart deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter in samenwerking met D.B.T. Koster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253c, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:253c, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek.