In deze zaak hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een woning gekocht van gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Na de levering van de woning op 12 september 2022 ondervonden eisers overlast van de buurman. Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld, maar gedaagden hebben de overlast niet hersteld. In het kort geding vorderden eisers teruglevering van de woning en terugbetaling van de koopsom, alsook een voorschot op schadevergoeding. De voorzieningenrechter heeft op 2 december 2022 een mondelinge uitspraak gedaan en de vorderingen van eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van non-conformiteit, omdat de overlast niet zodanig was dat de woning niet meer als woning kon worden gebruikt. Ook het beroep op dwaling werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat gedaagden de overlast hadden moeten melden. De voorzieningenrechter wees de proceskosten toe aan gedaagden, die begroot zijn op € 1.330,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. F.G.T. Russcher-Jansen.