ECLI:NL:RBMNE:2022:517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
16/053555-21; 16/253322-20 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bezit van harddrugs met gevangenisstraf en klinische opname

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en het bezit van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 februari 2021 tot en met 24 februari 2021 zijn ex-vriendin heeft belaagd door haar herhaaldelijk te bellen, dreigende berichten te sturen, zonder toestemming haar woning te betreden en zelfs te dreigen met zelfmoord. Daarnaast had hij op 24 februari 2021 een hoeveelheid MDMA en amfetamine in zijn bezit. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zelf ook heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is een klinische opname opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd ter bescherming van het slachtoffer. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden, de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen zijn meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/053555-21; 16/253322-20 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en standpunten van officier van justitie, mr. F.E. van der Zee, en van hetgeen verdachte en diens raadsman, mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:in de periode van 14 februari 2021 tot en met 24 februari 2021 te [plaats] [slachtoffer] heeft belaagd;
t.a.v. feit 2:op 24 februari 2021 te Breukelen en/of Houten 5,64 gram MDMA en 0,025 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij de periode voor de belaging aanvangt op 15 februari 2021 en eindigt op 24 februari 2021.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betwist de ten laste gelegde feiten niet. Ten aanzien van feit 1 voert de raadsman aan dat er aan de zijde van verdachte veel verwarring was, omdat aangeefster, met wie de verdachte enkele jaren een knipperlichtrelatie had, ondanks dat zij in eerdere situaties had aangegeven geen contact met hem te willen, dan toch toenadering tot verdachte zocht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend, waarbij ten aanzien van feit 1 opgemerkt zij dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen toenaderingen niet betwist en hij evenmin betwist dat, nadat de aangeefster op 15 februari 2021 had aangegeven geen contact meer met hem te willen, zij daarop nadien niet is teruggekomen. Nu ook de raadsman geen vrijspraak voor deze feiten heeft bepleit, wordt volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 februari 2021, genummerd PL0900-2021059917-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 7 e.v.;
  • een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van ontvangst klacht van 24 februari 2021, genummerd PL 0900-2021059917-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 10.
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 24 februari 2021, genummerd PL0900-2021059917-11, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 42;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 5 maart 2021, genummerd PL0900-2021060991-29, doorgenummerd pagina 85, met drie na te noemen bijlagen:
  • een schriftelijk rapport, te weten een rapport van het NFiDENT, nr. 2021.03.04.138 (aanvraag 001) van het Nederlands Forensisch Instituut, inzake PL0900-2021060347, op 4 maart 2021 door ing. C.M.M. Diever-Heezen opgemaakt;
  • een schriftelijk rapport, te weten een rapport van het NFiDENT, nr. 2021.03.04.138 (aanvraag 002) van het Nederlands Forensisch Instituut, inzake PL0900-2021060347, op 4 maart 2021 door ing. C.M.M. Diever-Heezen opgemaakt;
  • een schriftelijk rapport, te weten een rapport van het NFiDENT, nr. 2021.03.04.138 (aanvraag 003) van het Nederlands Forensisch Instituut, inzake PL0900-2021060347, op 4 maart 2021 door ing. C.M.M. Diever-Heezen opgemaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 15 februari 2021 tot en met 24 februari 2021 te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] zeer vaak te bellen en voicemailberichten achter te laten,
- zonder toestemming haar woning te betreden,
- meerdere (dreigende) sms- en whatsapp-berichten te sturen,
- te dreigen met zelfmoord,
- bloemen in haar brievenbus te stoppen, en
- de deur van de woning van die [slachtoffer] te vernielen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen en te dulden;
t.a.v. feit 2:
op 24 februari 2021 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, en Houten, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 5,64 gram, van een materiaal bevattende MDMA en
- 0,025 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
belaging;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, waarbij de formulering van de klinische behandeling dient te worden aangescherpt met ‘klinische behandeling in een kliniek gericht op psychische en/of gedragsproblemen en middelengebruik voor de duur die reclassering nodig acht, maar maximaal 1 jaar, aan te wijzen door DIZ’.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De maatregel dient voor een periode van 3 jaar van kracht te zijn, waarbij bij iedere overtreding 2 weken hechtenis volgt met een maximum van 6 maanden.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden en het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de officier van justitie onvoldoende de verwarring aan de zijde van verdachte in haar eis heeft meegewogen en vindt het voorwaardelijke gedeelte van de straf veel te hoog. Daarnaast is het opleggen van een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde disproportioneel. Dit omdat de verdachte niet open staat voor een klinische behandeling, er geen gedragsdeskundige rapportage is en in de aanwezige rapportages onvoldoende onderbouwd wordt dat een klinische behandeling nodig is.
De raadsman verzoekt de rechtbank niet over te gaan tot de dadelijke uitvoerbaarverklaring van de bijzondere voorwaarden, indien deze worden opgelegd, omdat er voor de klinische opname geen concreet plan aanwezig is en de verdachte deze opname wellicht in hoger beroep wil aanvechten.
Ten aanzien van de gevorderde contact- en locatieverboden op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden vastgesteld op de wijze zoals in de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis zijn opgenomen. Daarbij acht de raadsman een locatieverbod voor geheel [gebied] disproportioneel en middeleeuws, ook omdat verdachte wel eens moet werken in [plaats] . De raadsman acht het voorts van belang dat er ruimte moet zijn voor aangeefster om verdachte te kunnen contacteren (op het moment dat hulpverlenging en/of de politie akkoord gaat met dat contact).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin en het aanwezig hebben van harddrugs. Het bezit van harddrugs is voor de gebruikers daarvan zeer schadelijk en het gebruik van deze middelen leidt tot overlast in de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Het zwaartepunt in deze zaak ligt echter bij de belaging. In een relatief korte periode heeft verdachte zich op verschillende manieren en op indringende wijze aan zijn ex-vriendin opgedrongen, ondanks dat het voor hem duidelijk had moeten zijn dat zij geen contact meer wilde. Verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken en enkel gehandeld vanuit zijn eigen behoefte. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ook na het opleggen van een contact- en locatieverbod door bleef gaan met het zoeken van contact met aangeefster waarbij hij zelfs zonder haar toestemming haar woning heeft betreden. Dit maakt het handelen van verdachte bijzonder intimiderend. Verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen respect te hebben voor de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dat verdachte ter terechtzitting kenbaar heeft gemaakt nog altijd verder te willen gaan met aangeefster vindt de rechtbank zorgwekkend.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 1 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit, niet onherroepelijk, is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Daarnaast is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het mishandelen van aangeefster tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden o.a. een locatie- en een contactverbod. Bij dit laatste feit liep ten tijde van het bewezen verklaarde nog een proeftijd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 9 juni 2021.. De reclassering spreekt van een delictpatroon aangaande delicten gepleegd in de relationele sfeer. Verdachte heeft geen werk, slaapt veelal op de bank bij zijn ouders, gebruikt middelen, heeft schulden en er is sprake van psychische problematiek. De vader van verdachte heeft aangegeven verdachte liever niet meer in huis te willen nemen. Om deze vicieuze cirkel te kunnen doorbreken is vanuit een eerder toezicht geconcludeerd dat het nodig is dat verdachte klinisch wordt opgenomen. Laagdrempeligere interventies hebben verdachte onvoldoende geholpen in het verbeteren van zijn situatie. De responsiviteit van verdachte voor behandeling is heel laag en de kans op een succesvol traject is erg klein. Verdachte toont geen zelfinzicht, bagatelliseert het delict en heeft ook in de schorsingsperiode nog contact gehad met zijn ex-partner. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog en ziet geen mogelijkheden meer voor interventies in een enkel ambulant kader.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 1 oktober 2021, opgesteld door mw. drs. J. Heerschop, GZ-psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Strafoplegging
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat aan verdachte een (deels) onvoorwaardelijke straf moet worden opgelegd. Daarnaast acht zij het in het licht van de beteugeling van het hoge recidiverisico van essentieel belang dat verdachte leert om naar zijn eigen gedrag te kijken en hiermee leert omgaan. De rechtbank acht hiervoor een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden noodzakelijk. Uit het reclasseringsadvies en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte zich niet laat sturen. Ambulante hulpverlening heeft tot nu toe geen enkel effect gehad en het recidiverisico is hoog. Om toch een noodzakelijke gedragsverandering te kunnen realiseren, die zowel in het belang van verdachte zelf als in het maatschappelijke belang is, zijn voorwaarden in een strakker kader wenselijk. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een flink voorwaardelijk gedeelte van 6 maanden en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen, waarbij de aanscherping met betrekking tot de klinische opname zoals gevorderd door de officier van justitie wordt overgenomen.
De rechtbank zal ook een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, geheel conform de huidige schorsingsvoorwaarden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het locatieverbod in te perken en om wel ruimte te houden voor aangeefster om contact op te nemen met verdachte. De rechtbank passeert dit verzoek. Ten aanzien van het locatieverbod merkt de rechtbank op dat niet blijkt dat verdachte op dit moment werk heeft, laat staan dat hij dit in [plaats] moet uitvoeren. Daarbij heeft de verdachte baat bij duidelijkheid. De rechtbank acht derhalve een gebiedsverbod voor heel [plaats] proportioneel en noodzakelijk. Ten aanzien van het contactverbod acht de rechtbank het voor verdachte en aangeefster eveneens van groot belang dat er duidelijkheid bestaat. Ter bescherming van aangeefster die, zo blijkt uit het dossier het lastig vindt om weerstand te bieden aan pogingen van verdachte om opnieuw met haar in contact te komen, en ter voorkoming van recidive ziet de rechtbank geen ruimte om beperkingen aan te brengen in het contactverbod.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, mede inhoudende de klinische opname in een zorginstelling, het op te leggen reclasseringstoezicht en de contact- en locatieverboden op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen, met dien verstande dat de gevangenisstraf wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 28 uren.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
9.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
De rechtbank zal de vordering ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toewijzen met dien verstande dat deze wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 28 uur, te vervangen door 14 dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) verricht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Antes Reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal laten opnemen in een forensische kliniek met specialisatie op stalkingsgedrag of een soortgelijke intramurale instelling, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht;
* zich voorafgaand aan en aansluitend op de klinische behandeling onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van Antes, of een soortgelijke zorgverlenging, zulks te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich in het kader van nazorg te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan controle op het gebruik van amfetamine en MDMA om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor die controles. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer betrokkene wordt gecontroleerd;
Draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de hiervoor genoemde voorwaarden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende deze 3 jaren:
* zich niet ophoudt in [plaats] (zoals aangegeven op de kaart*), het werkadres van aangeefster ( [adres] te [woonplaats] ) en het adres van de vader van aangeefster ( [adres] te [woonplaats] );
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [1983] te [geboorteplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden, het toezicht door de reclassering en de vrijheidsbeperkende maatregel in het kader van de artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/253322-20
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 16 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe;
- gelast in plaats van de gevangenisstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 28 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 14 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en J.H.C. van Ginhoven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2022.
*Ivm de herleidbaarheid naar natuurlijke personen is de afbeelding bij onder het kopje
Vrijheidsbeperkende maatregelverwijderd.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2021 tot en met 24 februari 2021 te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] zeer vaak te bellen en/of voicemailberichten achter te laten,
- meerdere keren zonder toestemming haar woning te betreden,
- meerdere (dreigende) sms- en/of whatsapp-berichten te sturen,
- meerdere malen te dreigen met zelfmoord,
- bloemen in haar brievenbus te stoppen, en/of
- de deur van de woning van die [slachtoffer] te vernielen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 24 februari 2021 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, en/of Houten, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-ongeveer 5,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
-ongeveer 0,025 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )