ECLI:NL:RBMNE:2022:5171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/16/546963 / KG ZA 22-526
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ongedaanmaking tijdelijke overplaatsing van betrokkene door zorginstelling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 1 november 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting [eiseres], in de hoedanigheid van bewindvoerster en mentor over mevrouw [betrokkene], en de stichting [gedaagde]. De eiseres vorderde de ongedaanmaking van een tijdelijke overplaatsing van [betrokkene] naar een andere locatie, die door de gedaagde was opgelegd na een incident in het KTC waar [betrokkene] verbleef. De mentor van [betrokkene] had niet tijdig gecommuniceerd met de zorginstelling over deze maatregel, wat leidde tot de vordering van eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had gecommuniceerd met de mentor en dat de opgelegde maatregel niet passend was. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de overplaatsing ongedaan te maken en [betrokkene] binnen vier uur terug te laten keren naar de oorspronkelijke locatie. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van deze uitspraak en werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/546963 / KG ZA 22-526
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 1 november 2022, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
in de hoedanigheid van bewindvoerster en mentor over
[betrokkene]
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Bakhuis in Apeldoorn,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [A] .
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 11;
  • de producties 12 tot en met 15 namens [eiseres] ;
  • het verweerschrift namens [gedaagde] met als bijlagen producties 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling op 1 november 2022;
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Op 1 november 2022 heeft mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier. een mondelinge behandeling gehouden in bovengenoemde zaak. Namens [eiseres] waren hierbij aanwezig mentor de heer [B] en mr. Bakhuis. Mevrouw [betrokkene] was hierbij ook aanwezig. Namens [gedaagde] waren aanwezig de heer [A] , werkzaam op de afdeling Beleid en Juridisch en mevrouw [C] , werkzaam als Manager Zorg. Namens [eiseres] zijn pleitaantekeningen overgelegd. Van deze zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is bij beschikking van de kantonrechter van 11 maart 2019 benoemd tot bewindvoerster en mentor over mevrouw [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). De heer [B] (hierna: de mentor) voert de bewindvoering en het mentorschap uit.
2.2.
[betrokkene] heeft een VG-6 indicatie. Dat betekent dat zij intensief moet worden begeleid en verzorgd en dat haar gedrag moet worden gereguleerd. Sinds 3 november 2021 woont [betrokkene] in een kamertrainingscentrum (hierna: KTC) van [gedaagde] in [plaats 1] .
2.3.
Op 19 oktober 2022 heeft er in het KTC een incident plaatsgevonden waar [betrokkene] bij betrokken was. Op 20 oktober 2022 heeft [betrokkene] van [gedaagde] een brief gekregen dat zij een time-out van twee weken krijgt. Deze time-out houdt in dat zij vanaf 21 oktober 2022 voor twee weken zal worden overgeplaatst naar de locatie [plaats 2] van [gedaagde] . De mentor is hierover geïnformeerd door [betrokkene] zelf. Hij heeft tegen deze maatregel geprotesteerd middels een telefoongesprek en een e-mail op 21 oktober 2022.
2.4.
De mentor heeft [gedaagde] gesommeerd om de maatregel in te trekken en [betrokkene] weer in [plaats 1] te laten wonen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd. [eiseres] vordert daarom in dit kort geding dat de overplaatsing van [betrokkene] ongedaan wordt gemaakt en zij weer terug kan keren naar het KTC in [plaats 1] op straffe van een dwangsom. Ook vraagt [eiseres] om een verbod voor [gedaagde] om [betrokkene] zonder toestemming van, of overleg met, de mentor te herplaatsen. [eiseres] vraagt om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.5.
[gedaagde] heeft gevraagd de vordering af te wijzen. Zij stellen zich op het standpunt dat de situatie in [plaats 1] onhoudbaar was en dat zij op grond van artikel 8.1.1, lid 4 van de Wet Langdurige Zorg (hierna: WLZ) gerechtigd waren [betrokkene] voor twee weken over te plaatsen naar [plaats 2] .

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de overplaatsing van mevrouw [betrokkene] ongedaan te maken en mevrouw [betrokkene] binnen vier uur, exclusief de uren tussen 19.00 en 08.00 uur, na betekening van dit vonnis in staat te stellen terug te keren naar de woonlocatie van [gedaagde] aan de [adres] in [plaats 1] en mevrouw [betrokkene] in staat te stellen om de studio met toebehoren weer volledig in gebruik te nemen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.817,03;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

4.De beoordeling

Toelaten producties [gedaagde]
4.1.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de kort voor de zitting ingediende producties van [gedaagde] . Het klopt dat [gedaagde] zich niet aan de termijn heeft gehouden voor het indienen van stukken in kort geding, namelijk uiterlijk 24 uur voor de zitting. Maar in dit geval is het kort geding op zeer korte termijn gepland en is de inhoud van de producties niet zodanig dat daaraan voorbij moet worden gegaan, omdat anders het beginsel van hoor en wederhoor wordt geschonden.
Toetsingskader
4.2.
Voor de beoordeling van de vordering in deze zaak zijn de volgende bepalingen relevant. In artikel 8.1.1, lid 4, sub c WLZ staat het volgende:
“4. De zorgaanbieder respecteert een weloverwogen wens van de verzekerde met betrekking tot de wijze waarop de verzekerde zijn leven wenst in te richten, tenzij dit in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd in verband met:
(…)
c.de rechten van andere verzekerden of een goede en ordelijke gang van zaken.”
In artikel 8.1.2, lid 1, sub d WLZ staat het volgende:
“1. De verplichtingen op grond van de artikelen 8.1.1 en 8.1.3 worden:
(…)
d. indien een meerderjarige verzekerde die onder curatele staat of ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, nagekomen jegens de curator of de mentor;”
Hieruit volgt voor deze zaak dat [gedaagde] voor beslissingen waarbij [betrokkene] is betrokken, overleg moet voeren met de mentor. In het geval de beslissing van [gedaagde] niet in lijn is met de wensen van de verzekerde, in dit geval [betrokkene] en haar mentor, moet blijken dat het volgen van die wensen in redelijkheid niet van de instelling kan worden gevergd. Dat kan nodig zijn in verband met de rechten van andere verzekerden of een goede en ordelijke gang van zaken. Dat betekent dat de voorzieningenrechter allereerst moet oordelen of [gedaagde] op de juiste manier heeft gecommuniceerd met de mentor. Als tweede zal de voorzieningenrechter ingaan op de vraag of [gedaagde] in dit geval een passende maatregel aan [betrokkene] heeft opgelegd.
Communicatie met mentor
4.3.
Een mentor is de gesprekpartner van de hulpverlener. Bij overplaatsing moet een mentor daarom geconsulteerd worden, tenzij dat niet mogelijk is vanwege grote spoed. Dat laatste is hier niet aan de orde. Het incident dat reden is geweest voor de time-outmaatregel was op 19 oktober 2022. De beslissing om de maatregel op te leggen is genomen op 20 oktober 2022 en de uitvoering van de maatregel was op 21 oktober 2022. Aan de mentor moet worden uitgelegd waarom de maatregel wordt genomen. De mentor moet ook de mogelijkheid krijgen om imput te geven. Daarvoor heeft de mentor informatie van de hulpverlener nodig. Het is niet zo dat de mentor moet instemmen met een maatregel als deze. Dat is uiteraard aan de instelling. In deze zaak is het contact van [gedaagde] met de mentor niet goed gegaan. De mentor heeft zelf contact opgenomen met [gedaagde] op 20 oktober 2022 naar aanleiding van een bericht van [betrokkene] . Volgens de mentor heeft hij beperkte informatie gekregen en was hij niet op de hoogte van een eerdere waarschuwing. Hij heeft vervolgens laten weten dat hij het er niet mee eens was, ook schriftelijk. Maar daar heeft hij verder geen reactie meer op gekregen. Ook op de sommatie is niet gereageerd. Dus dat is niet goed gegaan.
Passende maatregel?
4.4.
Dat er niet goed is gecommuniceerd met mentor betekent niet zonder meer dat de maatregel teruggedraaid moet worden. Er moet nog steeds getoetst worden of de instelling in redelijkheid tot de maatregel kon komen. Daarbij speelt het gebrekkige overleg van [gedaagde] met de mentor wel een rol. Het is verder een afstandelijke toets.
Hoewel de voorzieningenrechter de indruk heeft dat bij [gedaagde] met zorg wordt omgegaan met cliënten, is als het gaat om deze maatregel onvoldoende duidelijk geworden waarom niet met een minder verstrekkende maatregel kon worden volstaan. Overplaatsing van [plaats 1] naar [plaats 2] , en dan ook nog voor twee weken, is een ingrijpende maatregel.
4.5.
Op zitting is gebleken dat er op 19 oktober 2022 een situatie was met een andere bewoner, tevens vriendin van [betrokkene] , en dat [betrokkene] veel te aanwezig was door te schreeuwen, niet naar haar kamer te gaan als haar dat verzocht werd, en op de kamer van haar vriendin te zijn, waar ze niet mocht zijn. Zij heeft de stress die er was verergerd. Kennelijk heeft zij ook haar onvrede geuit tegen een andere bewoner die vervolgens een ruit heeft ingegooid. Mede gezien haar zorgvraag, namelijk emotieregulatie, is onvoldoende duidelijk geworden waarom deze maatregel noodzakelijk was en ook van deze lengte. Als de maatregel er was om te zorgen dat [betrokkene] in [plaats 2] de rust kreeg om op haar eigen gedrag te reflecteren en dus om het creëren van inzicht, is onvoldoende duidelijk waarom niet met een week kon worden volstaan, namelijk de eerste week van de time-out. Dat was de week waarin [betrokkene] ook herfstvakantie had van haar school. Het is ook onvoldoende duidelijk waarom niet kon worden volstaan met een andere minder verstrekkende maatregel. Er lijkt bij [gedaagde] ten slotte geen sprake te zijn van een vastgesteld beleid, een escalatieladder of een protocol waaruit blijkt dat dit een passende maatregel zou zijn in deze situatie.
Conclusie
4.6.
Op grond van het bovenstaande zal de vordering tot terugplaatsing worden toegewezen. De vordering tot het verbod om zonder toestemming of overleg met mentor over te gaan tot het herplaatsen van [betrokkene] wordt afgewezen. [eiseres] heeft hierbij geen spoedeisend belang en op de zitting is ook al aangegeven dat [gedaagde] en [eiseres] daarover afspraken zullen maken.
Proceskosten
4.7.
Omdat [gedaagde] grotendeels ongelijk heeft gekregen, moet zij de proceskosten van [eiseres] betalen. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 125,03
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.817,03
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, mr. F.G.T. Russcher-Jansen, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.
Door afwezigheid van de voorzieningenrechter is dit proces-verbaal ondertekend door mr. R.A. Steenbergen.