Voor de beoordeling van de vordering in deze zaak zijn de volgende bepalingen relevant. In artikel 8.1.1, lid 4, sub c WLZ staat het volgende:
“4. De zorgaanbieder respecteert een weloverwogen wens van de verzekerde met betrekking tot de wijze waarop de verzekerde zijn leven wenst in te richten, tenzij dit in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd in verband met:
(…)
c.de rechten van andere verzekerden of een goede en ordelijke gang van zaken.”
In artikel 8.1.2, lid 1, sub d WLZ staat het volgende:
“1. De verplichtingen op grond van de artikelen 8.1.1 en 8.1.3 worden:
(…)
d. indien een meerderjarige verzekerde die onder curatele staat of ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, nagekomen jegens de curator of de mentor;”
Hieruit volgt voor deze zaak dat [gedaagde] voor beslissingen waarbij [betrokkene] is betrokken, overleg moet voeren met de mentor. In het geval de beslissing van [gedaagde] niet in lijn is met de wensen van de verzekerde, in dit geval [betrokkene] en haar mentor, moet blijken dat het volgen van die wensen in redelijkheid niet van de instelling kan worden gevergd. Dat kan nodig zijn in verband met de rechten van andere verzekerden of een goede en ordelijke gang van zaken. Dat betekent dat de voorzieningenrechter allereerst moet oordelen of [gedaagde] op de juiste manier heeft gecommuniceerd met de mentor. Als tweede zal de voorzieningenrechter ingaan op de vraag of [gedaagde] in dit geval een passende maatregel aan [betrokkene] heeft opgelegd.