ECLI:NL:RBMNE:2022:5298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/1545
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar ingediend tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 3 februari 2022. Het UWV heeft op 8 maart 2022 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoekster in beroep is gegaan bij de rechtbank. Op 25 juli 2022 heeft het UWV echter een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit is gewijzigd. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Het UWV heeft op 19 augustus 2022 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het UWV aan verzoekster tegemoet is gekomen, het UWV verplicht is om de proceskosten te vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 1.028,-, bestaande uit kosten voor het indienen van het bezwaarschrift en het beroepschrift. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht aan verzoekster betalen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022 door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. S.O. Voogt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar ingediend tegen het besluit van 3 februari 2022. Verweerder heeft op 8 maart 2022 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoekster is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 25 juli 2022 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin hij het besluit van
8 maart 2022 heeft gewijzigd. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten. Verweerder heeft op 19 augustus 2022 gereageerd op dit verzoek. In zijn reactie van 19 augustus 2022 heeft verweerder meegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 1.028,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van
€ 269,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.028,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aa n partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.