Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, verweerder
Inleiding en procesverloop
- er geen sprake is van kostgangerschap;
- er geen sprake is van ‘commerciële huur’ in deze zin van artikel 19a lid 1 onder b PW zodat deze uitzondering niet van toepassing is.
Overwegingen
- Het huurcontract bevat geen bepalingen over het gebruik van de ruimten in de woning.
- De bedongen huurprijs komt niet overeen met de feitelijke betalingen, die bovendien onderbroken zijn geweest. Het argument dat de bezwaarmaker op vakantie was en dat daardoor de betalingen onderbroken werden acht de commissie niet van belang omdat dit een huurder niet ontslaat van zijn betalingsverplichting.
- Er zijn geen periodieke prijsindexeringen overeengekomen.
- Er is niets in het huurcontract geregeld over sleutels, huisregels, een borg en het tijdstip en de wijze van betaling.
- [Huurder](anonimisering rechtbank)
woonde al langere tijd in de woning als vriend van de ex-partner van bezwaarmaker. (…).”
1. De (onder)huur- of kostgangersovereenkomst moet schriftelijk en op individuele basis vastgelegd zijn.
2. Periodieke prijsverhogen blijken uit de overeenkomst of (kunnen) worden doorgevoerd.
3. De kosten moeten aantoonbaar zijn, middels bewijs van betaling van ten minste:
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;