Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2022 in de zaak tussen
,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, een kapsalon, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, om een eerder verstrekt voorschot van € 15.837,- terug te vorderen. Eiseres had op 6 april 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de NOW1-regeling. De minister besloot op 10 april 2020 dat eiseres recht had op een tegemoetkoming van € 19.796,-, waarvan € 15.837,- als voorschot werd uitbetaald. Echter, na de definitieve vaststelling op 18 februari 2021, werd vastgesteld dat eiseres geen recht had op de tegemoetkoming op basis van het werkelijke omzetverlies, wat resulteerde in de terugvordering van het voorschot.
De rechtbank heeft op 8 februari 2022 geoordeeld dat de minister terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op de tegemoetkoming en dat het voorschot teruggevorderd kan worden. Eiseres voerde aan dat de daling van de loonsom het gevolg was van omstandigheden buiten haar invloedssfeer, maar de rechtbank oordeelde dat de NOW-regeling een generiek karakter heeft en dat er geen rekening gehouden kan worden met individuele omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een boete of fraude en dat eiseres het voorschot moest terugbetalen. De beroepsgronden van eiseres werden ongegrond verklaard en de rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.