ECLI:NL:RBMNE:2022:5432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
C/16/545821 / FV RK 22-2289
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van de Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2022 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1964 in Polen. De officier van justitie had op 5 oktober 2022 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was onderbouwd met diverse medische documenten, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2022 was er geen vertegenwoordiger van de zorgaanbieder aanwezig, wat leidde tot uitstel van de behandeling. Op 14 november 2022 vond de voortzetting van de mondelinge behandeling plaats, waarbij de rechtbank de advocaat van de betrokkene, een psychiater en een verpleegkundige hoorde. De betrokkene zelf was niet verschenen, wat de rechtbank interpreteerde als een weigering om gehoord te worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, aangezien de betrokkene geen ziektebesef of -inzicht heeft en behandeling weigert. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat zij wilsbekwaam was in haar verzet tegen verplichte zorg, maar de rechtbank ging hier niet in mee, verwijzend naar de verklaring van de psychiater die stelde dat de betrokkene niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen.

De rechtbank heeft uiteindelijk de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen ambulante en klinische verplichte zorg. De rechtbank oordeelde dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om het ernstig nadeel te voorkomen en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter G. van de Beek en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier E. Berghuis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/545821 / FV RK 22-2289
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 november 2022, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (Polen),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. I.L. Ortelee.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 5 oktober 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 27 september 2022;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 26 oktober 2022 is geen vertegenwoordiger van de zorgaanbieder ( [instelling] ) verschenen. De rechtbank heeft toen de mondelinge behandeling van het verzoek aangehouden tot een nader te bepalen datum. Ook heeft de rechtbank naar aanleiding van het verweer ter zitting van de advocaat van betrokkene aan de officier van justitie verzocht om uiterlijk 11 november 2022 een verklaring met betrekking tot de wilsbekwaamheid van betrokkene te overleggen.
1.3.
De officier van justitie heeft op 10 november 2022 de door de rechtbank verzochte verklaring ingediend.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek is voortgezet op 14 november 2022 in het gebouw van de rechtbank, op de locatie Utrecht. Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mr. Ortelee,
- [A] , psychiater,
- [B] , sociaal psychiatrische verpleegkundige.
1.5.
Betrokkene is niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De advocaat heeft
verklaard dat betrokkene niet naar de rechtbank wil komen. De rechtbank leidt hieruit af dat
betrokkene niet gehoord wil worden.
1.6.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.7.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene, de zorgaanbieder en de officier van justitie een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In
het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a. en h. ook ambulant wordt
toegepast. Het gaat dan onder meer om het volgende: gebruik van medicatie volgens voorschrift, meewerken aan (medicatiegebruik gerelateerde) benodigde somatische en bloed(spiegel)controles, meewerken aan afspraken met zorgverleners, op afspraken verschijnen en de deur opendoen wanneer zij (op afspraak) langskomen. De
overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De advocaat blijft bij haar standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen, omdat betrokkene wilsbekwaam is in haar verzet tegen verplichte zorg in de vorm van toedienen van depotmedicatie. Betrokkene kan zich niet verenigen met het vooruitzicht dat zij tot in lengte van dagen zou moeten leven met een depot, toegediend via een injectie. Van acuut levensgevaar voor betrokkene zelf is volgens de advocaat geen sprake. Betrokkene was in de daklozenopvang onhandelbaar en onbenaderbaar, maar er was geen acuut levensgevaar. De advocaat vindt daarom dat het verzoek niet kan worden toegewezen. De advocaat heeft subsidiair verzocht om de beslissing aan te houden voor een nader deskundigenonderzoek ten aanzien van de medicatie.
2.3.
Namens de zorgaanbieder is de volgende toelichting gegeven. Betrokkene is zo ziek dat we blij mogen zijn dat zij nu een woonplek en eten en drinken heeft en ook dagbesteding. Voordat betrokkene bij [instelling] in beeld kwam, was haar leefsituatie erbarmelijk. Medicatie is nodig om terugval te voorkomen. Orale medicatie is geprobeerd, maar niet gelukt omdat betrokkene met de medicatie smokkelde. De achterdocht nam toen toe bij betrokkene. Daarom is weer teruggegaan naar medicatie via depot. De psychiater is van mening dat er wel sprake is van levensgevaar. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht. Zonder depot zal betrokkene medicatie gaan weigeren, wat in het verleden al is gebleken. Betrokkene zegt ook dat zij de medicatie niet nodig heeft. Zonder medicatie zal zij gaan zwerven en teloorgaan. Betrokkene kan niet voor zichzelf zorgen. Daarin zit het levensgevaar. Betrokkene heeft echt veel te verliezen.
Overwegingen van de rechtbank.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze diagnose is volgens de aanvullende verklaring van psychiater [C] bevestigd tijdens een second opinion bij het [ziekenhuis] in 2020.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is blijkens de medische verklaring gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Maatschappelijke teloorgang wordt als belangrijkste nadeel genoemd.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De rechtbank is op grond van de stukken en de mondelinge toelichting van de behandelaars tot de overtuiging gekomen dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft geen ziektebesef en -inzicht. Zij weigert behandeling, omdat zij de gestelde diagnose niet onderschrijft. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.8.
De advocaat zegt dat betrokkene wilsbekwaam is in haar verzet tegen het verplicht toedienen van depotmedicatie en verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Op grond van de aanvullende verklaring van psychiater [C] staat namelijk vast dat betrokkene niet in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen ten aanzien van haar ziekte en de gevraagde verplichte zorg. De psychiater concludeert in de aanvullende verklaring dat betrokkene niet wilsbekwaam is ten aanzien van haar ziekte en de daarvoor benodigde zorg omdat betrokkene geen ziektebesef en -inzicht heeft en daardoor informatie aangaande haar ziektebeeld en behandeling onvoldoende kan begrijpen dan wel in staat is daarover een weloverwogen besluit te nemen.
2.9.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding verder onderzoek te bevelen ten aanzien van de medicatie, zoals door de advocaat verzocht. Dat medicatie voor betrokkene noodzakelijk is, staat voor de rechtbank op grond van de stukken en de verklaring van de zorgaanbieder en de psychiater namelijk vast. De wijze van toedienen moet door de behandelaren worden afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de mate waarin betrokkene in staat is daarin zelfstandig te handelen.
2.10.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend, waarin zoveel mogelijk het ernstig nadeel met ambulant verplichte zorg wordt afgewend. Opname (met de daarbij behorende vormen van verplichte zorg) is pas aan de orde, als het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend met de ambulant verplichte zorg. De rechtbank zal daarom in de zorgmachtiging onderscheid maken tussen enerzijds de vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds de vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.11.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in deze zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen a. en h. eerst ambulant moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b. c. d. en j. worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.12.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.13.
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.14.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[1964] te [geboorteplaats] (Polen);
bepaalt dat gestart zal worden met de volgende vormen van ambulante verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en meer specifiek:
- meewerken aan afspraken met zorgverleners,
- op afspraken verschijnen,
- de deur opendoen wanneer de zorgverleners (op afspraak) langskomen;
en bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast:
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 november 2023.
Deze beschikking is op 14 november 2022 mondeling gegeven door mr. G. van de Beek, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van E. Berghuis als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 december 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.