In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 21 januari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft de zaak ontvangen van de rechtbank Amsterdam, die de zaak had doorgestuurd omdat zij niet bevoegd was. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De rechtbank constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen geen op de zaak betrekking hebbende stukken of een verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden en dat eiseres een ingebrekestelling heeft ontvangen. Eiseres heeft vervolgens binnen de gestelde termijn beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de rechtbank dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.