ECLI:NL:RBMNE:2022:5449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/3976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 21 januari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft de zaak ontvangen van de rechtbank Amsterdam, die de zaak had doorgestuurd omdat zij niet bevoegd was. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De rechtbank constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen geen op de zaak betrekking hebbende stukken of een verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden en dat eiseres een ingebrekestelling heeft ontvangen. Eiseres heeft vervolgens binnen de gestelde termijn beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de rechtbank dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 21 januari 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft geen op de zaak betrekking hebbende stukken en geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Amsterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen. [1]
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [4]
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen stukken en geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft daar wel om gevraagd op 13 september 2022, 7 oktober en 21 oktober 2022. Er is ook telefonisch contact geweest met verweerder, maar dat heeft ook niet geleid tot het indienen van stukken. De rechtbank doet daarom uitspraak op grond van de stukken die eiseres heeft ingediend.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden, dat verweerder een ingebrekestelling heeft ontvangen en dat sindsdien (meer dan) twee weken zijn verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
7. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter op grond van het derde lid een andere termijn stellen. De rechtbank ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het derde lid en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. Nu verweerder geen stukken en geen verweerschrift heeft ingediend, heeft verweerder in dit geval ook geen bijzondere omstandigheden genoemd die tot een andere termijn zouden moeten leiden.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Griffierecht
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:54 Awb.
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.