ECLI:NL:RBMNE:2022:5529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/16/547888 / FV RK 22-2655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om zorgmachtiging in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Betrokkene, geboren in 1949, verzet zich tegen alle vormen van verplichte zorg en stelt wilsbekwaam te zijn. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in aanwezigheid van betrokkene en haar advocaat, mr. J.M. van Dam, evenals een psychiater en een arts in opleiding tot specialist. De psychiater heeft verklaard dat betrokkene lijdt aan een complexe rouwstoornis, maar dat zij wilsbekwaam is en in staat om voor zichzelf te zorgen. Betrokkene heeft aangegeven dat zij thuis wil sterven en dat zij geen gevaar voor anderen vormt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er wel levensgevaar voor betrokkene zelf bestaat, maar dat de vraag is in hoeverre dit gevaar acuut is. De rechtbank heeft de wens van betrokkene om zelfbeschikking te respecteren en heeft geoordeeld dat het verzoek om zorgmachtiging moet worden afgewezen, omdat betrokkene voldoende heeft toegelicht waarom zij zich verzet tegen de voorgestelde verplichte zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de motivatie voor een langdurig behandeltraject ontbreekt en dat een behandeling op vrijwillige basis de voorkeur heeft. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is schriftelijk uitgewerkt op 16 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/547888 / FV RK 22-2655
Externe referentie: ZM/IND/90256
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 28 november 2022, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. J.M. van Dam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 november 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 18 oktober 2022;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 november 2022 in het [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. J.M. van Dam;
- de heer R.L. van Ojen, psychiater;
- mevrouw N. de Cort, arts in opleiding tot specialist (AIOS).
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met het verzoek. Zij is in eerste instantie vrijwillig meegegaan en heeft aan behandeling meegewerkt. Betrokkene vindt dat zij in staat is om voor zichzelf te zorgen. Zij is geen gevaar voor anderen. Betrokkene wil gewoon naar huis en met rust gelaten worden. Zij vindt dat zij het recht heeft over haar eigen lichaam en leven te beslissen. Haar wens is om thuis op haar manier te sterven om zich bij haar overleden echtgenoot te voegen. De advocaat verzoekt namens betrokkene om afwijzing van het verzoek en beroept zich daarbij op haar wilsbekwaamheid en haar zelfbeschikkingsrecht.
2.3.
De psychiater heeft verklaard dat in eerste instantie vermoed werd dat er sprake was van een depressie. Dit lijkt toch niet het geval. Er wordt nu gedacht aan een complexe rouwstoornis. Deze stoornis is al van een wat langere tijd en daarbij is ook sprake van overmatig alcoholgebruik. Zonder een zorgmachtiging bestaat het risico dat betrokkene naar huis gaat en mogelijk door versterving zal overlijden.
De complexe rouwstoornis is in beginsel met behulp van gesprekken te behandelen, maar de kans op succes is onzeker en hangt ook af van de motivatie van betrokkene. Daarom gaat de voorkeur uit naar een behandeling op vrijwillige basis. Het is van belang dat betrokkene eerst aansterkt en voor behandeling gemotiveerd wordt voordat zij een intensief en langdurig behandeltraject in kan gaan. De arts verklaart verder dat betrokkene wilsbekwaam is.
2.4.
Op basis van de verklaring van de psychiater ter zitting kan worden aangenomen dat betrokkene lijdt aan een complexe rouwstoornis. Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van ernstige verwaarlozing voor zichzelf, waardoor de kans bestaat dat zij uiteindelijk inderdaad zal komen te overlijden. Betrokkene heeft namelijk de wens om thuis te sterven op een wijze zoals zij wil om zich bij haar overleden echtgenoot te voegen.
2.5.
Artikel 2:1 lid 6 van de Wvggz stelt dat de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:
a. betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd, indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 februari 2022 [1] overwogen dat het voorgaande betekent dat indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg en de situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich niet voordoen, de rechter dient te beoordelen of de betrokkene wilsbekwaam is.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen alle vormen van verplichte zorg, omdat die haar afhouden van haar wens te overlijden zoals zij dat wil. Betrokkene heeft haar bezwaar voldoende toegelicht. Haar wens om te overlijden komt mogelijk voort uit haar complexe rouwstoornis, maar is wel invoelbaar en consistent. Uit de verklaring van de psychiater volgt dat zij wilsbekwaam is wat betreft die wens en haar verzet tegen behandeling. De rechtbank heeft geen reden daar aan te twijfelen. Betrokkene vormt geen gevaar voor anderen. De rechtbank ziet wel dat sprake is van levensgevaar voor betrokkene zelf, maar in hoeverre dat gevaar acuut is in de zin van artikel 2:1 lid 6 onder b van de Wvggz is de vraag.
Daar komt bij dat een behandeling op vrijwillige basis uit therapeutische overwegingen is te prefereren. Van een dergelijke vrijwilligheid is echter op dit moment geen sprake; uit het verhandelde ter zitting blijkt dat motivatie voor het langdurige en intensieve behandeltraject dat de behandelaars voor ogen staat ontbreekt. Dit maakt de kans op succes nog onzekerder. Gelet op het vorenstaande en het beroep van betrokkene op haar recht op zelfbeschikking zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijsthet verzoek om een zorgmachtiging
af.
Deze beschikking is op 28 november 2022 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 16 december 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.