ECLI:NL:RBMNE:2022:5588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/16/519534
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
  • M. van Meurs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige met betrekking tot kinderalimentatie en wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen de vader en moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. de Haan, verzocht om gezamenlijk gezag over hun zoon, die bijna 17 jaar oud is, en om een wijziging van de zorgregeling en kinderalimentatie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Wesdorp, betwistte de verzoeken van de vader. De rechtbank heeft op 18 november 2021 eerder beslissingen uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming. Na het ontvangen van rapporten en het houden van een mondelinge behandeling, heeft de rechtbank besloten dat de vader samen met de moeder belast wordt met het gezag over hun zoon. De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd, zodat de minderjarige elke laatste zondag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zal verblijven. De overige verzoeken van de vader zijn afgewezen, waaronder de wijziging van de hoofdverblijfplaats en de kinderalimentatie. De rechtbank oordeelde dat de vader zijn verplichtingen met betrekking tot kinderalimentatie niet had aangetoond en dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure worden door beide ouders zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/519534 / FL RK 21-598
Gezag en omgang
Beschikking van 29 november 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P. de Haan,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.A. Wesdorp.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 18 november 2021 de beslissingen op de verzoeken tot het vaststellen van een omgangsregeling, het gezag, het hoofdverblijf en de wijziging van de kinderalimentatie uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad van 30 mei 2022;
  • het F9-formulier van vader van 14 juni 2022;
  • het F9-formulier van moeder van 6 juli 2022;
  • de brief van [minderjarige (voornaam)] van 29 september 2022;
  • de brief van moeder (met bijlagen) van 18 oktober 2022;
  • de brief van vader (met bijlagen) van 24 oktober 2022.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
1 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • vader met zijn advocaat;
  • moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] namens de Raad.
1.4.
De rechter heeft aan [minderjarige (voornaam)] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. Hij heeft dat per brief laten weten.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Voor de vaststaande feiten wordt verwezen naar de beschikking van 18 november 2021.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank neemt de volgende beslissingen:
de rechtbank belast vader mede met het gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
wijzigt de vastgestelde zorgregeling tussen vader en [minderjarige (voornaam)] in die zin dat [minderjarige (voornaam)] één middag per maand omgang zal hebben met vader, zijnde iedere laatste zondag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur op een nader door vader en [minderjarige (voornaam)] vast te stellen locatie;
de overige verzoeken worden afgewezen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Gezag
3.2.
De rechtbank zal vader voortaan samen met moeder met het gezag over [minderjarige (voornaam)] belasten. Dit betekent dat zij vanaf nu samen de belangrijke beslissingen over hem moeten nemen. Ouders moeten samen beslissingen over hun kinderen nemen, ook als zij uit elkaar zijn. De rechtbank volgt hiermee het advies van de Raad.
3.3.
Ouders hebben nauwelijks contact met elkaar en verschillen ook van mening over het verloop van de relatie. Volgens moeder is deze geëindigd in 2006 en volgens vader hadden ouders een knipperlichtrelatie die is geëindigd in 2019. Sinds eind 2018 is er niet of nauwelijks contact tussen [minderjarige (voornaam)] en vader. De Raad vindt het aannemelijk, op basis van het onderzoek dat er is verricht, dat vader tot eind 2018 nog met een zekere regelmaat in [minderjarige (voornaam)(-s)] leven was. Uit het Raadsrapport volgt eveneens dat vanaf eind 2018 het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en vader eenzijdig door moeder is verbroken. Moeder informeert vader wel iedere maand over [minderjarige (voornaam)] . Vanaf 2020 is er weer contact geweest tussen vader en [minderjarige (voornaam)] . De rechtbank heeft bepaald in 2021 dat er tussen [minderjarige (voornaam)] en vader whatsapp contact moet zijn. Eind maart 2022 is dit contact volledig gestopt.
3.4.
De rechtbank maakt zich, net als de Raad, zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] . De communicatie tussen ouders is slecht, hetgeen een contra-indicatie kan zijn voor het gezamenlijk belasten van ouders met het gezag. Vader is, al dan niet structureel, betrokken geweest bij het leven van [minderjarige (voornaam)] . Dat is voor de rechtbank de basis om ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Door ouders gezamenlijk te belasten met het gezag krijgt vader de mogelijkheid om zich te laten informeren over belangrijke aangelegenheden ten aanzien van [minderjarige (voornaam)] , waardoor hij ook meer betrokken raakt in zijn leven. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [minderjarige (voornaam)] klem komt te zitten tussen zijn ouders als zij het gezamenlijk gezag hebben, omdat hij, gezien zijn leeftijd (bijna 17 jaar), ook zelf deels mag meebeslissen over grote aangelegenheden. De rechtbank ziet geen aanleiding om vader alleen met het gezag te belasten. Reden waarom de rechtbank het subsidiaire verzoek van vader toewijst en ouders gezamenlijk met het gezag belast.
3.5.
Ouders hebben ter zitting allebei aangegeven dat het, gezien de moeizame communicatie, wellicht lastig wordt om gezamenlijke beslissingen over [minderjarige (voornaam)] te nemen. Echter, het is aan ouders om aan de verbetering van de communicatie te werken. Daarvoor is hulpverlening noodzakelijk. De Raad heeft ouders geadviseerd om in ouderschapsbemiddeling te gaan. Het is aan ouders om hun verantwoordelijkheid te nemen en in het belang van [minderjarige (voornaam)] te handelen. Door hulpverlening in te schakelen kan er ook meer invulling worden gegeven aan het gezamenlijk gezag. Ook als [minderjarige (voornaam)] volwassen is komen er momenten in zijn leven dat betrokkenheid van beide ouders belangrijk is. Het is in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat hij dat ook zo kan voelen en op zijn beide ouders kan vertrouwen.
Hoofdverblijfplaats
3.6.
Het verzoek van vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij hem vast te stellen wijst de rechtbank af. De rechtbank volgt ook hier het advies van de Raad. [minderjarige (voornaam)] heeft altijd bij moeder gewoond en er is geen aanleiding om daar nu een wijziging in aan te brengen. Gezien de complexe relatie tussen [minderjarige (voornaam)] en vader is het niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen. Vader heeft ter zitting ook aangegeven dat hij zich kan verenigen met het advies van de Raad om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij moeder te laten blijven.
Zorgregeling
3.7.
Nu ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] worden belast, zal de rechtbank in het vervolg spreken over een zorgregeling in plaats van een omgangsregeling. De rechtbank stelt een zorgregeling vast tussen [minderjarige (voornaam)] en vader, waarbij [minderjarige (voornaam)] elke laatste zondag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur bij vader zal verblijven op een nader in onderling overleg vast te stellen locatie.
3.8.
De Raad ziet geen reden om aan te nemen dat het vaststellen van een zorgregeling een onveilige situatie oplevert voor [minderjarige (voornaam)] . De Raad is van mening dat moeder, door hoe zij zich opstelt, geen emotionele toestemming geeft aan [minderjarige (voornaam)] om contact te mogen hebben met vader. Het lijkt erop dat [minderjarige (voornaam)] uit loyaliteit naar moeder een keuze heeft gemaakt voor haar en daarmee vader buiten spel zet. [minderjarige (voornaam)] wijst hiermee een deel van zichzelf af. Het is belangrijk dat [minderjarige (voornaam)] zelf een beeld kan vormen van vader. De Raad ziet dat moeder heel veel liefde heeft voor [minderjarige (voornaam)] . Alhoewel de Raad zich zorgen maakt over de haalbaarheid van een structurele zorgregeling, vindt de Raad dit wel in het belang van [minderjarige (voornaam)] .
3.9.
Vader wil graag dat het contact tussen hem en [minderjarige (voornaam)] wordt hersteld. De zorgregeling zoals geadviseerd door de Raad vindt vader wel erg minimaal. Vader vindt het belangrijk dat [minderjarige (voornaam)] zich vrij voelt om contact te hebben met vader, zowel telefonisch als fysiek. Door nu een zorgregeling vast te leggen hoopt vader dat er een doorbraak wordt geforceerd.
3.10.
[minderjarige (voornaam)] heeft aangegeven geen contact meer te willen met vader. Moeder steunt [minderjarige (voornaam)] in deze wens en verzoekt de rechtbank om deze wens te respecteren. [minderjarige (voornaam)] voelt zich niet gehoord. Zij is van mening dat omgang tussen vader en [minderjarige (voornaam)] onveilig is en niet in zijn belang. Vader zou (soft)drugs gebruiken en criminele vrienden hebben. Daarbij stelt moeder dat vader in het verleden ook geen uitvoering heeft gegeven aan een vastgestelde zorgregeling en dat zij betwijfelt of vader daar nu wel uitvoering aan zal geven. Als [minderjarige (voornaam)] contact zou willen met vader, ondersteunt moeder hem hierin. Desgevraagd heeft moeder aangegeven het contact niet te zullen belemmeren.
3.11.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige (voornaam)] is dat er een zorgregeling wordt vastgesteld. Ook hier volgt de rechtbank het advies van de Raad. Voor de rechtbank is het onduidelijk of de wens van [minderjarige (voornaam)] om geen contact te hebben met vader authentiek is of is ingegeven door zijn loyaliteit richting moeder en de problematiek tussen ouders. Uit het raadsrapport volgt dat [minderjarige (voornaam)] aangeeft dat moeder vader niet aardig vindt en dat zij vertelt dat hij een gemeen en slecht persoon is. [minderjarige (voornaam)] deelt de mening van zijn moeder. Ook heeft hij bij de Raad te kennen gegeven dat hij denkt dat vader niet om hem geeft, omdat hij geen moeite doet voor hem. Door nu een zorgregeling vast stellen van een middag per maand hoopt de rechtbank dat de relatie tussen [minderjarige (voornaam)] en vader zal verbeteren. Moeder moet [minderjarige (voornaam)] stimuleren om de zorgregeling na te komen.
3.12.
De verzochte dwangsom wijst de rechtbank af. Moeder heeft ter zitting verteld dat zij het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en vader niet zal belemmeren. Het opleggen van dwangsom is in dat licht bezien niet noodzakelijk.
Voor [minderjarige (voornaam)] :
3.13.
Jij hebt aangegeven dat je geen contact meer wil met je vader. De rechtbank heeft gezien dat jouw ouders veel van jou houden en het beste met je voor hebben. Jouw moeder heeft verteld dat je het gevoel hebt dat er niet naar jou geluisterd wordt. Dat is niet het geval. De rechtbank heeft alles goed doorgelezen, ook je brief van 29 september 2022 en is toch van mening dat het goed zou zijn als jouw vader nog een kans krijgt om te laten zien dat het ook leuk kan zijn bij hem. Het is in ieder geval belangrijk voor jouw ontwikkeling dat jij je vader leert kennen zoals hij nu is en dat jij zelf een beeld kan vormen over hem. Dat lukt niet als jij geen contact met hem hebt. Daarom heeft de rechtbank nu toch beslist dat jij één middag per maand op, de laatste zondag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur met je vader zal doorbrengen. In het verleden heb jij wel contact met hem gehad en de rechtbank hoopt dat je jouw vader een kans wil geven om het contact tussen jullie te herstellen. Je moeder heeft bij de rechtbank aangegeven dat zij je steunt als jij dit contact aangaat. Wensen over de locatie waar jij je vader zal zien en wat jullie gaan doen, kunnen jullie samen bespreken. De rechtbank hoopt dat jullie hier samen uit gaan komen.
Kinderalimentatie
Standpunt van vader
3.14.
Op 19 mei 2009 heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op een bedrag van € 250,- per maand (zaaknummer 151069 / FARK 08-4238). Vader stelt dat moeder heeft afgezien van haar aanspraak op kinderalimentatie. Vader heeft een verklaring van ouders en een brief van de voormalig advocaat van moeder ingediend om zijn standpunt te onderbouwen. Ouders hebben zich verzoend na de uitspraak van de rechtbank. Moeder heeft daarmee ook afstand gedaan van de beschikking van de rechtbank. De beschikking is niet meer rechtsgeldig.
3.15.
Vader stelt verder dat als de rechtbank van oordeel zou zijn dat moeder geen afstand heeft gedaan van haar aanspraak op kinderalimentatie, de beschikking door tijdsverloop danwel op grond van de redelijkheid en billijkheid haar gelding heeft verloren. Vader verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat er geen onderhoudsverplichting is van hem jegens [minderjarige (voornaam)] .
3.16.
Subsidiair stelt vader dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden op basis waarvan de beschikking moet worden gewijzigd. Vader heeft een verminderde draagkracht. Vader werkt vanaf 2019 voor zichzelf en heeft minder inkomen dan in het verleden. Vader is ondernemer en kan alleen over 2020 een voorlopige belastingaanslag indienen. Zijn gemiddelde inkomen is € 21.000,- bruto. De draagkracht van vader is nihil. Reden waarom de kinderalimentatie op nihil moet worden gesteld.
Standpunt van moeder
3.17.
Moeder betwist dat zij afstand heeft gedaan van de kinderalimentatie. Zij stelt dat zij de overeenkomst die vader heeft ingediend niet heeft getekend. Zelfs als moeder afstand zou hebben gedaan, dan is dit een nietige afspraak. Reden waarom het verzoek vader moet worden afgewezen.
3.18.
Moeder heeft het LBIO ingeschakeld om de vastgestelde kinderalimentatie in de beschikking van 19 mei 2009 te incasseren. Als de hoofdverblijfplaats van de [minderjarige (voornaam)] niet wijzigt, dan blijft vader verplicht om financieel bij te dragen in het onderhoud van zijn zoon.
3.19.
Moeder betwist dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Vader heeft te weinig gegevens ingediend om zijn draagkracht te kunnen vaststellen. Er is alleen een voorlopige belastingaanslag ingediend van 2020 en geen enkel stuk over het huidige inkomen van vader. Moeder heeft gehoord dat vader nu weer in loondienst werkt. Het had op zijn weg gelegen om de rechtbank te voorzien van de juiste financiële gegevens. Nu hij dat niet heeft gedaan moet ook om die reden het verzoek worden afgewezen.
Oordeel rechtbank
3.20.
Vader is op basis van artikel 1:392 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verplicht om bij te dragen in het onderhoud van [minderjarige (voornaam)] . Ouders kunnen niet rechtsgeldig overeenkomen dat afstand wordt gedaan van de wettelijke verplichting tot betaling van levensonderhoud ten behoeve van [minderjarige (voornaam)] . Een dergelijke overeenkomst is nietig (artikel 1:400 lid 2 BW). De ingediende verklaringen van vader behoeven in dit licht bezien ook geen nadere bespreking nu, als moeder al afstand zou hebben gedaan van haar aanspraak op kinderalimentatie, deze afspraak nietig is. Dat de uitspraak van de rechtbank van 19 mei 2009 haar geldigheid zou hebben verloren door enkel tijdsverloop of op basis van de redelijkheid en billijkheid volgt de rechtbank niet. Dat moeder haar aanspraak op een onderhoudsbijdrage van [minderjarige (voornaam)] niet heeft geïncasseerd, maakt niet dat zij haar aanspraak heeft verloren. Als vader de beschikking van de rechtbank had willen wijzigen, had het op zijn weg gelegen om destijds hoger beroep in te stellen of op een later moment een wijzigingsverzoek in te dienen bij de rechtbank.
3.21.
Vader heeft subsidiair gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Uit de beschikking van 2009 volgt dat vader destijds geen stukken heeft ingediend met betrekking tot zijn inkomen en relevante uitgaven. De rechtbank kon de draagkracht van vader destijds niet vaststellen. De behoefte van [minderjarige (voornaam)] is vastgesteld op € 440,-, thans geïndexeerd € 548,19 en de verzochte bijdrage van € 250,- per maand kwam de rechtbank niet onredelijk voor.
3.22.
In de huidige procedure heeft vader de volgende stukken ingediend:
  • aangifte inkomstenbelasting 2018;
  • verklaring geregistreerd inkomen 2018;
  • aangifte inkomstenbelasting 2019;
  • verklaring geregistreerd inkomen 2019;
  • voorlopige belastingaanslag 2020 met daarin een verzamelinkomen.
3.23.
Vader heeft geen drachtkrachtberekening ingediend noch enige toelichting gegeven op zijn huidige inkomen. Vader stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, op hem rust dan ook de bewijslast om zijn stelling nader te onderbouwen. Vader blijft hiermee in gebreke. Over het verzoek van vader om te bepalen dat de achterstand op nihil zal worden gesteld overweegt de rechtbank het volgende. Vader heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij heeft bijgedragen in het onderhoud van [minderjarige (voornaam)] in de afgelopen periode, terwijl moeder onweersproken heeft aangevoerd dat vader in het geheel niet heeft bijgedragen in het onderhoud van [minderjarige (voornaam)] . Omdat vader een wettelijke verplichting heeft om bij te dragen in het onderhoud van zijn zoon en niet is komen vast te staan dat hij daar op enigerlei wijze aan heeft voldaan, wijst de rechtbank dit deel van het verzoek af.
3.24.
Het verzoek om de kinderalimentatie op nihil te stellen vanaf het moment van indienen van het verzoekschrift, zijnde 30 maart 2021, wijst de rechtbank eveneens af. Vader heeft geen stukken ingediend waaruit blijkt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, sterker nog hij heeft geen enkel stuk ingediend waaruit volgt welk inkomen vader op dit moment heeft. Vader stelt dat hij inkomen heeft als zelfstandig ondernemer, volgens moeder heeft hij inkomen uit loondienst. Het had op de weg van vader gelegen om inzichtelijk te maken waar hij nu van leeft. Dit heeft hij nagelaten. Nu de hoogte van de inkomsten van vader bij de rechtbank onbekend is, gaat de rechtbank er vanuit dat vader de vastgestelde kinderalimentatie van € 250,-, thans geïndexeerd € 311,46 nog steeds kan voldoen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.25.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.26.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast vader samen met moeder met het gezag over
[minderjarige]geboren op [geboortedatum] 2005;
4.2.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 19 mei 2009 (zaaknummer 151069 / FA RK 08-4238) en stelt de volgende zorgregeling vast:
bepaalt dat [minderjarige (voornaam)] elke laatste zondag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur contact zal hebben met vader op een nader door vader en [minderjarige (voornaam)] in onderling overleg te bepalen locatie;
4.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.5.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.M. Janssen - Witteveen, (kinder)rechter in samenwerking met mr. M. van Meurs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.