ECLI:NL:RBMNE:2022:563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
9570505 AE VERZ 21-78
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de verwerende partij, [verweerder], door de verzoekende partij, [verzoekster]. Het verzoek is ingediend op 30 november 2021, waarbij [verzoekster] aanvoert dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen door grensoverschrijdend contact te onderhouden met een kwetsbare cliënte. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2022, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 27 september 2021 arbeidsongeschikt is en dat er een opzegverbod van toepassing is. De rechter oordeelt dat het verzoek tot ontbinding niet verband houdt met de ziekte van [verweerder], maar met zijn vermeende verwijtbare gedragingen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [verweerder] niet verweten kan worden dat hij onvoldoende professionele afstand heeft gehouden, omdat er geen duidelijke richtlijnen waren vanuit [verzoekster] over wat als grensoverschrijdend gedrag wordt beschouwd.

Daarnaast is de kantonrechter van mening dat de arbeidsverhouding niet zodanig verstoord is dat ontbinding gerechtvaardigd is. [verzoekster] heeft onvoldoende pogingen ondernomen om de situatie te verbeteren, zoals het starten van een mediationtraject, ondanks het advies van de bedrijfsarts. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9570505 AE VERZ 21-78 CMR/51145
Beschikking van 9 februari 2022
inzake
de stichting
[verzoekster],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.E. Doornbos,
tegen:
[verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. S.G.M. Maas.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 30 november 2021 een verzoekschrift met producties ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] . [verweerder] heeft hierop gereageerd door middel van een verweerschrift met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 11 januari 2022. Beide partijen hebben hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben zij op elkaars standpunten gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1983, is vanaf 3 april 2018 in dienst bij [verzoekster] . Vanaf 1 januari 2021 is hij door [verzoekster] als [functie] aangesteld op dagbestedingslocatie [naam dagbestedingslocatie] . [verweerder] is verantwoordelijk voor het ondersteunen en begeleiden van de cliënten van [verzoekster] met als doel hen een zinvolle daginvulling te geven. Zijn bruto loon bedraagt € 2.474,70 per maand, exclusief eindejaarsuitkering en vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gehandicaptenzorg van toepassing.
2.2.
[verweerder] heeft zich op 27 september 2021 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft geconstateerd dat hij arbeidsongeschikt is.
2.3.
Op 13 oktober 2021 vindt er tussen [verzoekster] en [verweerder] een gesprek plaats. Tijdens dit gesprek worden mogelijke signalen van grensoverschrijdend contact tussen [verweerder] en een cliënte besproken. [verzoekster] laat weten de signalen te gaan onderzoeken en [verweerder] wordt voor een periode van 3 weken op non-actief gesteld.
2.4.
Op 3 november 2021 heeft [verzoekster] de uitkomst van haar onderzoek aan [verweerder] toegelicht. [verzoekster] heeft vervolgens op 8 november 2021 een voorstel gedaan om te komen tot beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. [verweerder] is daar niet mee akkoord gegaan.
2.5.
De bedrijfsarts heeft op 17 november 2021 geadviseerd om een mediationtraject te starten.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] (e-grond), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair op de cumulatiegrond (i-grond). Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [verzoekster] gesteld dat [verweerder] misbruik heeft gemaakt van zijn functie door privé contact te onderhouden met een kwetsbare cliënte waar hij als [functie] voor verantwoordelijk is. De cliënte heeft [verweerder] verteld dat zij verliefd op hem is. [verweerder] heeft dit begin september 2021 bij de cliënt systeem ondersteuner en de gedragsdeskundige van [verzoekster] gemeld. Zij adviseerden hem om afstand te houden. [verweerder] heeft ondanks dit advies het privé contact met de cliënte voortgezet. Het gedrag van [verweerder] is volgens [verzoekster] in strijd met de waarden en normen van een professioneel hulpverlener. Het gaat om een kwetsbare cliënte met hechtingsproblematiek en juist in deze gevallen moet professionele afstand worden gehouden. Daarom is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder] . Bovendien heeft [verzoekster] gezien zijn gedragingen geen vertrouwen meer in [verweerder] . Hij ziet de ernst van de situatie niet in. De arbeidsverhouding is daarom ernstig en duurzaam verstoord.
3.2.
[verweerder] voert verweer. Hij voert aan dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met een opzegverbod, omdat hij arbeidsongeschikt is wegens ziekte. [verweerder] betwist daarnaast dat hij (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. [verweerder] betwist niet dat hij privé contact heeft gehad met de cliënte via Facebook Messenger. Wel betwist hij dat dit grensoverschrijdend gedrag is. Het is binnen de organisatie van [verzoekster] immers gebruikelijk dat werknemers privé contact onderhouden met cliënten. [verweerder] heeft, nadat hij heeft gemeld dat de cliënte heeft verteld dat zij verliefd op hem is, gehandeld zoals [verzoekster] dat hem heeft geleerd. Hij heeft duidelijk aan de cliënte aangegeven dat hij niet verliefd op haar is en hij heeft het klein gehouden. Het contact tussen [verweerder] en de cliënte verliep uitsluitend via Facebook Messenger, waarbij het initiatief altijd bij de cliënte lag. Er is geen sprake van ongepast contact en het contact gaat uitsluitend over wat er op [naam dagbestedingslocatie] gebeurt. [verweerder] betwist ook dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Hij is nooit eerder op zijn functioneren aangesproken. Bovendien heeft [verzoekster] na het gesprek van 13 oktober 2021 geen poging gedaan om het dienstverband te herstellen. [verweerder] heeft nooit een waarschuwing gekregen en ook is [verzoekster] geen mediationtraject gestart, ondanks het advies van de bedrijfsarts.

4.De beoordeling

Hoe oordeelt de kantonrechter?
4.1.
Het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen. Hierna wordt toegelicht waarom dat zo is.
Opzegverbod
4.2.
Volgens [verweerder] is er sprake van een opzegverbod, omdat hij zich op 27 september 2021 heeft ziek gemeld en de bedrijfsarts heeft geconstateerd dat hij arbeidsongeschikt is. Tussen partijen staat vast dat [verweerder] arbeidsongeschikt is. Het opzegverbod uit artikel 7:670 lid 1 BW is daarom van toepassing. [verweerder] kan wegens zijn ziekte zijn arbeid niet verrichten en de ziekte heeft nog geen twee jaar geduurd. Dit opzegverbod hoeft echter op grond van artikel 7:671b lid 6 BW ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg te staan indien het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met de ziekte van [verweerder] . Dat is in deze zaak het geval. Anders dan [verweerder] aanvoert, is niet gebleken dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met de ziekte van [verweerder] . De reden voor het indienen van het ontbindingsverzoek is dat [verweerder] zich volgens [verzoekster] verwijtbaar heeft gedragen door grensoverschrijdend contact te onderhouden met een cliënte. De ziekte van [verweerder] staat hier los van. Het opzegverbod staat de verzochte ontbinding dus niet in de weg.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.3.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. De door [verzoekster] aangevoerde gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk het verwijtbaar handelen (e-grond), de verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en de cumulatiegrond (i-grond), worden hierna afzonderlijk beoordeeld.
Verwijtbaar handelen van de werknemer (e-grond)
4.4.
Bij het verwijtbaar handelen van de werknemer, moet vooropgesteld worden dat het voor de werknemer van tevoren duidelijk moet zijn wat voor de werkgever als ontoelaatbaar gedrag wordt beschouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] aangegeven dat privé contact met cliënten niet erg is, maar dat hierin wel professionele afstand moet worden gehouden door werknemers. Niet is gebleken dat [verzoekster] hier duidelijke regels over heeft, zoals regels of richtlijnen over wat die professionele afstand inhoudt. Hierdoor is niet uit te sluiten dat het voor [verweerder] wellicht niet duidelijk geweest hoe het privé contact wel en niet mag worden ingevuld. Het enkele feit dat [verweerder] privé contact heeft gehad met de cliënte kan in beginsel dus niet gezien worden als een verwijtbare gedraging.
4.5.
Ook nadat [verweerder] bij [verzoekster] heeft aangegeven dat de cliënte verliefd op hem is, hebben [verweerder] en de cliënte privé contact gehad via Facebook Messenger. Uit de overgelegde Messenger-berichten tussen [verweerder] en de cliënte kan niet worden afgeleid dat er sprake is van grensoverschrijdend gedrag. Zoals [verweerder] terecht aanvoert, werd het gesprek altijd door de cliënte gestart. Ook blijkt uit de berichten dat [verweerder] niet uitgebreid reageert op wat de cliënte stuurt. Bovendien kan het privé contact tussen [verweerder] en de cliënte niet gezien worden als grensoverschrijdend gedrag zoals [verzoekster] dit in haar regels heeft omschreven. In productie 9 van het verzoekschrift heeft [verzoekster] regels over het melden van (vermoedens van) grensoverschrijdend gedrag overgelegd. Hierin staan verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag uitgewerkt. De situatie die in deze zaak speelt valt hier niet onder.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat van [verweerder] wel verwacht mag worden te begrijpen dat hij ten minste buitengewoon terughoudend dient te zijn in het onderhouden van contact met een cliënte onder de gegeven omstandigheden. De aard van het contact zoals dit blijkt uit de overgelegde stukken, is echter niet van dien aard dat dit als verwijtbaar handelen kan worden aangemerkt. Daarbij komt dat [verzoekster] [verweerder] hierbij ook onvoldoende heeft ondersteund of heeft aangestuurd. Niet is gebleken dat [verzoekster] , nadat [verweerder] de melding bij de gedragsdeskundige heeft gedaan, aan [verweerder] duidelijke instructies heeft gegeven over hoe hij in de gegeven situatie diende te handelen. De stelling van [verzoekster] dat [verweerder] dit had moeten weten vanwege zijn opleiding volgt de kantonrechter niet. Het gaat hier om een concrete situatie waarin volgens [verzoekster] professionele afstand gehouden dient te worden. Het is aan [verzoekster] om dan volstrekte duidelijkheid te geven over wat wel en wat niet te doen, zeker gelet op de aard van de organisatie en de kwetsbare cliënten die zij heeft. De instructie om het aan de cliënte uit te leggen heeft [verweerder] opgevolgd. De instructie tot het houden van professionele afstand sluit enige vorm van contact op zichzelf niet duidelijk uit.
4.7.
[verzoekster] stelt verder dat [verweerder] de situatie niet aan de juiste persoon heeft gemeld. Volgens [verzoekster] had [verweerder] de persoonlijk ondersteuner van de cliënte op de hoogte moeten brengen, omdat dan sneller gehandeld had kunnen worden. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat er bij [verweerder] onduidelijkheid is ontstaan over wie de persoonlijk ondersteuner van de cliënte was en bij wie hij deze melding had moeten maken. [verzoekster] heeft onvoldoende onderbouwd dat en waarom het voor [verweerder] duidelijk had moeten zijn dat de heer [A] in de betreffende periode de persoonlijke ondersteuner van de cliënte was. Bovendien heeft [verweerder] het bij twee personen gemeld en niet is gebleken dat zij [verweerder] erop hebben gewezen dat hij het ook bij [A] moest melden.
4.8.
De kantonrechter is gezien het voorgaande van oordeel dat, in het licht van het handelen van [verzoekster] , het handelen van [verweerder] niet gezien kan worden als zodanig verwijtbaar dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.9.
Het is duidelijk dat de verhoudingen tussen [verzoekster] en [verweerder] niet goed zijn sinds het gesprek dat partijen hebben gevoerd op 13 oktober 2021. Dit betekent echter niet dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van [verzoekster] niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.10.
Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is nodig dat de arbeidsverhouding duurzaam en ernstig verstoord is. Dat [verzoekster] stelt geen vertrouwen meer te hebben in [verweerder] , onder meer omdat hij volgens [verzoekster] de ernst van de situatie niet heeft willen inzien, is op zichzelf onvoldoende om van een duurzaam verstoorde relatie te kunnen spreken. [verzoekster] heeft namelijk geen constructieve of reële pogingen gedaan om de situatie tussen [verzoekster] en [verweerder] te verbeteren. Zo is [verzoekster] geen mediationtraject gestart, ondanks dat de bedrijfsarts dit heeft geadviseerd. Ook heeft [verzoekster] geen andere pogingen gedaan om tot een oplossing te komen. Niet is gebleken dat de twee gesprekken die [verzoekster] en [verweerder] gevoerd hebben op 13 oktober 2021 en 3 november 2021 gericht waren op het vinden van een oplossing. Uit het verslag van het gesprek op 3 november 2021 volgt namelijk dat aan het eind van het gesprek direct is aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Niet veel later is het ontbindingsverzoek door [verzoekster] ingediend. [verzoekster] is daarin naar het oordeel van de kantonrechter te voortvarend opgetreden. [verweerder] is, zoals [verzoekster] zelf ook aangeeft, immers nooit eerder op zijn functioneren aangesproken en hij heeft niet eerder een waarschuwing gehad. Dit geldt ook voor de overige gedragingen die [verweerder] worden verweten, zoals het in vertrouwen delen van zaken met collega’s.
4.11.
Gezien het bovenstaande, is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een arbeidsverhouding die duurzaam en ernstig verstoord is.
Cumulatiegrond (i-grond)
4.12.
Op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i kan onder een redelijke grond worden verstaan een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer van de andere in het artikel genoemde gronden, in dit geval de e-grond en de g-grond, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het ligt op de weg van de werkgever om aan te geven en te onderbouwen welke omstandigheden uit de twee ontslaggronden hiertoe hebben geleid. De omstandigheden die [verzoekster] aanvoert voor de ontbinding op grond van de cumulatiegrond zijn dat [verweerder] misbruik heeft gemaakt van zijn positie door geen professionele afstand te houden en dat er geen vertrouwen meer is in [verweerder] omdat hij volgens [verzoekster] van mening is dat hij niets fout heeft gedaan.
4.13.
Zoals eerder overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] niet verweten kan worden dat hij onvoldoende professionele afstand heeft gehouden en evenmin is gebleken dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Het ligt op de weg van [verzoekster] om duidelijke regels of richtlijnen op te stellen omtrent het houden van privé contact met kwetsbare cliënten. Bovendien heeft [verzoekster] geen poging gedaan tot het herstellen van het vertrouwen, ondanks het advies van de bedrijfsarts om een mediationtraject te starten. De door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden kunnen daarom niet leiden tot ontbinding op grond van de i-grond.
Proceskosten
4.14.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 747,00 aan salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] , tot deze beschikking begroot op € 747,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.