ECLI:NL:RBMNE:2022:5864

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1634333121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reeks fietsendiefstallen met gebruik van een loper

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2022, is de verdachte beschuldigd van een reeks fietsendiefstallen die plaatsvonden tussen 22 februari 2021 en 8 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op verschillende locaties in Nederland elektrische fietsen heeft gestolen met behulp van een loper. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend betrokken te zijn geweest bij de diefstallen, en de rechtbank heeft bewijs verzameld uit aangiften van verschillende slachtoffers en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstallen, waarbij hij gebruik maakte van een valse sleutel en een loper om toegang te krijgen tot de fietsen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de diefstallen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de professionele werkwijze van de verdachte, die de fietsen naar België transporteerde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/343331-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Armenië),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. R.J.P. Lambrigts en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.C.R. Gijsen, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:samen met een ander in de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 op verschillende plaatsen in Nederland met een loper (elektrische) fietsen heeft gestolen;
t.a.v. feit 2:op 8 september 2021 te Oosterhout met een loper een elektrische fiets heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit van de diefstallen op 28 februari 2021, 9 maart 2021 en 22 maart 2021 en heeft integrale vrijspraak bepleit voor de diefstal zoals onder feit 2 ten laste gelegd. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte op basis van deze beelden niet herkend kan worden, omdat er slechts algemene kenmerken van een persoon te zien zijn. De raadsman verzoekt de rechtbank slechts daar tot een bewezenverklaring te komen, waar verdachte naar overtuiging van de rechtbank te zien is op de beelden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
22 februari 2021
Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt het volgende:
“Mijn Gazelle E-bike Orange C8 HNB DS53 is vanmiddag [
22 februari 2021] gestolen bij [locatie 1] te Oosterhout. [2]
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt het volgende:
“Tijdstip achtergelaten: 22-02-2021 07:00 uur. Tijdstip geconstateerd: 22-02-2021 15:30 uur. (…) Mijn fiets, is gestolen voor de deur van het zorgcentrum [locatie 1] in Oosterhout. Merk Batacus, type Mambo. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft de camerabeelden als volgt:
“Ik zag dat er twee personen de straat in kwamen fietsen op donkere fietsen. Ik zag dat deze twee personen naar een geparkeerde witte bestelbus fietste en deze fietsen in de laadruimte plaatsten. Ik zag dat de man na het inladen van de twee fietsen als bestuurder instapte in deze bestelbus. Ik zag dat de vrouw als bijrijder in deze witte bestelbus stapte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens de straat uit reed met de bestelbus. [4]
De beelden worden vervolgens door verbalisanten aan de aangevers getoond.
“Ik ben naar aangever [aangever 1] gegaan en heb haar deze screenshot laten
zien. Ik hoorde haar zeggen dat ze de fiets herkende. [5]
“Ik zond [aangever 2] twee foto’s van de fietsen die waren te zien op de beelden. Desgevraagd verklaarde [aangever 2] : ‘Die fiets met het metalen rekje is van mij’. [6]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in haar politieverhoor het volgende verklaard over de beelden:
“Deze twee fietsen hebben [verdachte] en ik gestolen. Hij had gewoon een sleutel. Hij klikte hem open en fietste er mee weg. [verdachte] heeft ze open gemaakt en vervolgens zijn we er op weggefietst. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Ik heb het wel gedaan ja.” en op de vraag of hij een loper had: “ja dat klopt. Die heb ik gekocht.” [8]
28 februari 2021
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt het volgende:
“Ik doe aangifte van diefstal van elektrische fietsen. Op 28 februari 2021 parkeerden mijn vrouw en ik de elektrische fietsen op het [locatie 2] te Scherpenzeel. Wij hadden de fietsen op slot in het fietsenrek gezet. Fiets 1: eigendom van [aangever 3] , Type Sparta MNB. [9] Fiets 2: Type Gazelle Grenoble C7 HMB. Leenfiets van [bedrijf 1] . [10]
Uit de aangifte van [aangever 4] blijkt het volgende:
“Vanavond [
28 februari 2021] is mijn elektrische fiets, merk Gazelle, type C8 HMB, gestolen bij de kerk waar ik aanwezig was. Pleegplaats Scherpenzeel. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft het volgende:
“18:38:51 - De twee verdachten komen in beeld en lopen op de fietsen af. De mannelijke verdachte bukt voorover bij één van de fietsen en loopt na enkele seconden weg. De vrouw stapt op de fiets en rijdt ermee weg in de richting van de man. Terwijl de vrouwelijke verdachte is weggefietst op fiets 1, staat de man links boven in beeld stil.
18:39:57 - Na enkele minuten loopt de man achter het elektriciteitshuisje. Enkele seconden later komt de man weer achter het huisje vandaan op een fiets en rijdt daarmee weg.
18:50:20 - De twee verdachten komen weer in beeld. De twee verdachten gaan uit elkaar. De man loopt in de richting van de fietsen, bukt zich over een fiets heen en pakt de fiets uit het rek. De man fietst in de richting waar de vrouw ook naartoe is gelopen. [12]
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt screenshots van de beelden naar de aangevers. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Ik hoorde dat [aangever 3] verklaarde dat die witte fiets, links onderin beeld, zijn fiets is. Hij herkende de fiets aan de witte kleur en het unieke herenmodel. De leenfiets van zijn vrouw was tegenover zijn fiets gezet. [aangever 4] verklaarde dat zijn fiets niet op deze camera te zien was. Zijn fiets stond meer aan de kant van de weg, achter het huisje op de foto. [13]
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de beelden en verklaart het volgende:
“Ik zie sterke overeenkomsten met [verdachte] . Ik zie overeenkomsten in het postuur, de kalende schedel en baardgroei. [14]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens haar politieverhoor over de beelden het volgende verklaard:
“Dat zijn [verdachte] en ik. We hebben toen (…) fietsen gestolen.” [15]
9 maart 2021
Uit de aangifte van [aangever 5] blijkt het volgende:
“Ik ben 9 maart 2021 naar [bedrijf 2] [
Amersfoort] gegaan. Ik heb mijn fiets op slot gedaan. Toen ik buiten kwam realiseerde ik dat mijn fiets gestolen was! Merk Gazelle, kleur zwart. [16]
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft het volgende:
“De twee verdachten staan inmiddels bij de geparkeerde fietsen. De mannelijke verdachte bukt voorover tussen de fietsen. De man komt na ongeveer 5 seconden weer overeind. De vrouw stapt op de fiets en rijdt ermee weg. De man loopt achterin beeld weg een steeg in. [17]
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangeefster. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Na het zien van de foto hoorde ik dat Gabrielova het volgende verklaarde: ‘Dat is mijn fiets’. [18]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn haargrens bovenop zijn kalende schedel, zijn forse postuur, zijn overeenkomende huid tint, de vorm van zijn schedel, de platte achterkant van zijn hoofd, de scherpe hoek naar beneden halverwege zijn linker wenkbrauw en de stand van zijn ogen. [19]
Tot slot verklaart medeverdachte [medeverdachte] over de beelden het volgende:
“V: Jij hebt deze fiets samen met [verdachte] gestolen?
A: Ja. Hij had een sleutel en klikte de fiets open en fietste ermee weg. [20]
(…)
O: Op de beelden zagen we dat jij wegreed op de fiets, nadat [verdachte] hem open maakte. Ik laat je daar een foto van zien. (Fotobijlage 2)
V: Kun je daar iets over zeggen?
A: Dat klopt, dat ben ik op de fiets.
10 maart 2021
Uit de aangifte van [aangever 6] blijkt het volgende:
“Tijdstip achterlaten: 10-03-2021 11:00. Tijdstip geconstateerd: 10-03-21 15:15. (…) Mijn fiets is ontvreemd op mijn werk, locatie Barneveld. Merk Batavus, kleur zwart. [21]
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en verklaart het volgende:
“De verdachten lopen wat heen en weer. Na ongeveer 2 minuten loopt de man weg. Vrijwel direct hierna komt de vrouw vanuit de rechterzijde ook in beeld met een fiets. Hierna vertrekt de vrouw op de fiets. [22]
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangever. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Desgevraagd verklaarde [aangever 6] het volgende: "Dat is mijn fiets op de beelden. [23]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn forse postuur, de vorm van zijn schedel, de haargrens op zijn kalende hoofd, zijn baardlijn, de stand van zijn ogen en de scherpe lijn van zijn wenkbrauw. [24]
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“V: Wie zien we hier op de beelden?
A: [verdachte] en ik.
V: Wat deden jullie hier?
A: Een fiets pikken. [25]
22 maart 2021
Uit de aangifte van [aangever 7] komt het volgende naar voren:
“Vanmorgen [
22 maart 2021] heb ik mijn fiets op mijn werk [
te Amersfoort] in de scooter stalling geplaatst en op slot gezet. Betreft een elektrische fiets, merk Dutch ID, type Wave 50. [26]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden bekeken en beschrijft deze als volgt:
“Er verschijnen een man en een vrouw in beeld. Beiden lopen de fietsenstalling in, in de richting van de eerder genoemde bruine damesfiets. Ik zie dat de man zich naar de bruine damesfiets buigt en zich met de handen bezig houdt in de buurt van het slot. De vrouw staat met haar rug naar de camera en dekt zo het zicht op de man enigszins af. Ik zie dat de man heel kort aan het slot rommelt. Vervolgens zie ik dat de man zich ineens omdraait en wegloopt. Ik zie dat de vrouw om de fiets heen loopt, de fiets vervolgens vastpakt bij het stuur en de fiets meeneemt vanuit de fietsenstalling. [27]
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangever. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Ik hoorde dat [aangever 7] zei:' Ja, dat is hem. Dat is mijn fiets. [28]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn forse postuur, de haargrens op zijn kalende schedel, zijn baardlijn, de stand van zijn ogen, de vorm van zijn schedel en wederom de scherpe hoek naar beneden van zijn wenkbrauw. [29]
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“De man en de vrouw op de beelden zijn [verdachte] en ik. Wij hebben ook deze fiets gestolen. [30]
Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard:
“Ik herken mezelf op de beelden op pagina 285. [31]
8 september 2021
Uit de aangifte van [aangever 8] blijkt onder meer het volgende:
“Elektrische damesfiets, merk Gazelle Grenoble C7. Fiets is gestolen op 8 september 2021 te Oosterhout. [32]
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft deze als volgt:
“De verdachte bukt over een geparkeerde fiets. De verdachte fietst uit beeld. [33]
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangeefster. Hieruit komt het volgende naar voren:
Desgevraagd verklaarde [aangever 8] het volgende: “Dat is mijn fiets. [34]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart over deze camerabeelden ook het volgende:
“Ik zie sterke uiterlijke overeenkomsten met [verdachte] , zoals het forse overeenkomende postuur, de kalende schedel en de vorm van het hoofd. Tevens is op de screenshot duidelijk te zien dat de persoon op de fiets exact hetzelfde vest/jas draagt, als op de beelden van het onderzoek PL0900-2021088978, waar ik [verdachte] op de beelden herken. [35]
Verbalisant [verbalisant 4] bekijkt de beelden en verklaart hierover het volgende:
“De persoon herkende ik met een aan zekerheid grenzende gelijkenis als [verdachte] . [36]
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“V: Wie is de man op de beelden?
A: Dat is [verdachte] . [37]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de fietsendiefstallen van 28 februari 2021, 9 maart 2021, 22 maart 2021 en 8 september 2021. De rechtbank constateert dat verdachte ten aanzien van de diefstallen op 22 februari 2021, 9, 10 en 22 maart 2022 op de camerabeelden is herkend door een verbalisant en dat daarnaast medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij en verdachte deze diefstallen samen hebben gepleegd en te zien zijn op de camerabeelden. Daarnaast heeft verdachte op zitting verklaard dat hij te zien is op de beelden van 22 maart 2021. De rechtbank heeft geen redenen om aan de herkenning van de verbalisant en de verklaring van de medeverdachte te twijfelen en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstallen heeft gepleegd. Ten aanzien van de diefstallen op 28 februari 2021 en 8 september 2021 vindt er geen 100% herkenning plaats door een verbalisant, maar wordt wel aangegeven dat er sterke overeenkomsten zijn met verdachte en – in het geval van de beelden van de diefstal van 8 september 2021 – dat verdachte daarop te zien is met een aan zekerheid grenzende gelijkenis. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij samen met verdachte de diefstal op 28 februari 2021 heeft gepleegd en dat zij samen op de beelden te zien zijn. Ook de beelden van 8 september 2021 zijn aan haar getoond. Daarop herkent zij verdachte. De herkenning/verklaring van medeverdachte [medeverdachte] wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten en de rechtbank heeft voorts geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de medeverdachte. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de jas die de persoon op de beelden van de diefstal van 8 september 2021 draagt, gelijk is aan de jas die verdachte op de beelden van 22 maart 2021 draagt (en waarvan verdachte heeft erkent dat hij te zien is op die beelden). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstallen van 28 februari 2021 en 8 september 2021 heeft gepleegd. De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – daarom van oordeel dat de mannelijke persoon op de desbetreffende camerabeelden verdachte betreft.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 te Oosterhout en te Scherpenzeel en te Amersfoort en te Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander
- op 22 februari 2021 te Oosterhout, twee (elektrische) fietsen (Gazelle, type Orange C8 en Batavus, type Mambo) toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] ; en
- op 28 februari 2021 te Scherpenzeel, drie elektrische fietsen (Gazelle type Grenoble C7 en Sparta type MNB en Gazelle type C8 HMB), toebehorende aan [bedrijf 1] en [aangever 3] en [aangever 4] ; en
- op 9 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Gazelle, kleur zwart), toebehorende aan [aangever 5] ; en
- op 10 maart 2021, een elektrische fiets (Batavus, kleur zwart), toebehorende aan [aangever 6] ; en
- op 22 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Dutch ID, type Wave 50), toebehorende aan [aangever 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen fietsen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door middel van het gebruik van een loper.
t.a.v. feit 2:
op 8 september 2021 te Oosterhout een elektrische fiets (Gazelle, type Grenoble C7), toebehorende aan [aangever 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door een valse sleutel, door middel van het gebruik van een loper.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van het voorarrest;
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, maar verzoekt de rechtbank om de dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen op de taakstraf. Voorts verzoekt de raadsman om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en om begrip voor de gesloten houding van verdachte op zitting gelet op zijn Armeense achtergrond. Verdachte probeert uit het criminele milieu te komen en draagt zorg voor zijn gezin. Verdachte heeft onlangs in België 2 maanden vastgezeten en heeft hier flink van geleerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een maand schuldig gemaakt aan diefstal van 7 (dure) elektrische fietsen en 1 normale fiets (feit 1). De diefstallen van de fietsen heeft de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte gepleegd, waarbij telkens op verschillende locaties doelgericht elektrische fietsen met een loper zijn weggenomen en in een busje zijn geladen om de fietsen vervolgens naar België te transporteren. Verdachte was degene die de fietsen met een loper opende en in zijn auto‘s werden de fietsen naar België gereden. Enkele maanden later, en nadat hij in tussentijd in België had vastgezeten, steelt verdachte opnieuw een dure elektrische fiets (feit 2). De handelswijze van verdachte is van professionele aard. Dergelijke fietsendiefstallen zijn een zeer hinderlijke feiten, die schade en frustratie veroorzaken voor de slachtoffers daarvan. Bovendien heeft verdachte met zijn gedrag aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen, slechts te handelen vanuit eigen financieel belang en heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 31 juli 2022. Daarop staan geen voor deze zaak relevante veroordelingen. Dit weegt noch in het nadeel, noch in het voordeel van verdachte mee.
Strafoplegging
De rechtbank acht het, gelet op het professionele en georganiseerde karakter van deze reeks fietsendiefstallen, niet passend om bij de oplegging van de straf aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunt voor het medeplegen van diefstallen van fietsen. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank namelijk rekening met de hoge waarde van de goederen en professionele werkwijze. De diefstallen vonden plaats door middel van een loper en de werden direct na de diefstal in een bus geladen en naar België getransporteerd. Verdachte heeft in dit alles een sturende rol gehad en is degene geweest die de fietsen heeft verkocht en dus van de opbrengsten heeft genoten. De rechtbank houdt tevens rekening met de straf zoals die is opgelegd aan de medeverdachte, die een kleinere rol had in het geheel en een andere proceshouding. Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden, met aftrek van de 6 dagen die verdachte reeds heeft vastgezeten. De straf die de rechtbank opgelegd wijkt af van de strafeis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank van oordeel is dat de strafmodaliteit die de officier van justitie heeft voorgesteld (een werkstraf) in dit geval niet passend is en de eis te laag is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €395,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van €316,00. De fiets was ten tijde van de diefstal iets ouder dan een jaar en een afschrijving van 20% is dan redelijk.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op €395,00 en zal de vordering hoofdelijk tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. De schade is voldoende onderbouwd middels een factuur, waaruit blijkt dat de fiets op 7 oktober 2020 is aangeschaft. De fiets is enkele maanden hierna weggenomen. Van afschrijving van de waarde van de fiets is thans nog geen sprake.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €395,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aangever 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €3.294,10. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van €280,00 gevorderd aan proceskosten.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op de summiere onderbouwing van de proceskosten is het lastig te beoordelen of deze post ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij dient in dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de fiets die in eigendom aan de benadeelde partij [aangever 3] toebehoort dient de nieuwwaarde van de gestolen fiets minus de afschrijvingen vergoed te worden. De bijgevoegde factuur zegt alleen iets over de waarde van de nieuw gekochte fiets. Voorts heeft Univé een deel van de schade vergoed, waarbij normaliter de berekening voor de vergoeding gebaseerd wordt op de nieuwwaarde minus de afschrijvingen. Nu niet bepaald kan worden wat de hoogte van de geleden schade is, dient de vordering op dit punt te worden afgewezen. Ten aanzien van de leenfiets, in eigendom toebehorende aan [bedrijf 1] kan op basis van de vordering niet worden vastgesteld of deze schade voor rekening van de benadeelde partij [aangever 3] komt. Eventuele machtigingsstukken met betrekking tot een vordering ontbreken. Nu niet bepaald kan worden wie rechtstreekse schade heeft geleden door toedoen van de verdachte, dient de vordering te worden afgewezen. Tot slot zijn de opgevoerde proceskosten, bestaande uit gemaakte uren, geenszins onderbouwd en dienen om die reden te worden afgewezen.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de vordering kan de rechtbank niet vaststellen wanneer en tegen welke prijs de gestolen fiets, toebehorende aan de benadeelde partij zelf, is gekocht en of er daadwerkelijk meer schade is dan reeds vergoed door de verzekeraar. Ten aanzien van de leenfiets, toebehorende aan [bedrijf 1] , kan de rechtbank niet vaststellen wie de schade heeft geleden. De rechtbank neemt in die afweging ook mee dat [bedrijf 1] zelf op het wensenformulier heeft aangegeven schadevergoeding te willen krijgen. Nu op dit moment niet bepaald kan worden hoe hoog de schade is ten aanzien van de eerste fiets en wie de schade ten aanzien van de tweede fiets heeft geleden, is nadere bewijsvoering nodig om dat duidelijk te krijgen. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de proceskosten voor zover gemaakt worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Benadeelde partij [aangever 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €103,20. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van €50,00 gevorderd aan proceskosten.
9.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de concrete onderbouwing voor de accudrager, tas en tijdsbesteding ontbreekt en deze posten derhalve dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van de verwijderingsbijdrage en de kilometervergoeding heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.9
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op €103,20 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. De schade is voldoende onderbouwd. Uit een factuur van 13 maart 2021 blijkt dat de in het voegingsformulier genoemde ‘Drager Yepp’ ter waarde van €25,95 is gekocht en een verwijderingsbijdrage van € 12,50 voor de accu is betaald. Van de fietstassen is geen factuur overgelegd omdat benadeelde partij deze als verjaardagscadeau heeft ontvangen. Uit de camerabeelden van de diefstal blijkt echter dat er wel fietstassen (met een robuust uiterlijk en van een glimmend leren dan wel kunststof materiaal) op de fiets zaten. Benadeelde partij heeft die schade, met overlegging van een screenshot van een webshop waarop fietstassen ter waarde van € 59,95 te zien zijn, voldoende onderbouwd. Ook de gevraagde reiskosten van €4,80 zijn voldoende onderbouwd.
Voor zover de vordering ziet op de gemaakte proceskosten zal de rechtbank de vordering afwijzen. De opgevoerde kosten (tijd besteed aan het doen van aangifte, bestellen van een nieuwe fiets, gesprekken met de politie en slachtofferhulp) zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 7] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €103,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 7] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aangever 8]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €332,80. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij, bij gebrek aan onderbouwing van de vordering, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
9.9
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag. Nu uit het verzoek tot schadevergoeding niet blijkt wat de dagwaarde van de stuurtas en de twee jassen en broek die in de fietstas zaten was en het om een in zijn totaliteit meer dan gering bedrag gaat, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het totale schadebedrag waarderen op €175,00. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 8] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €175,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 8] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van twee 2 jaren vast;
Benadeelde partij [aangever 2]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €395,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot aan de dag van algehele betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat €395,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 3]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [aangever 7]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €103,20;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 7] van het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat €103,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de gevorderde proceskosten af;
Benadeelde partij [aangever 8]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van €175,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 8] van het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
- verklaart [aangever 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 8] aan de Staat €175,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 te Oosterhout en/of te Scherpenzeel en/of te Amersfoort en/of te Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- op of omstreeks 22 februari 2021 te Oosterhout, twee elektrische fietsen (Gazelle, type Orange C8 en/of Batavus, type Mambo) in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 28 februari 2021 te Scherpenzeel, drie elektrische fietsen (Gazelle type Grenoble E7 en/of Sparta type MNB en/of Gazelle type C8 HMB), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 9 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Gazelle, kleur zwart), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 10 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Batavus, kleur zwart), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 22 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Dutch, type Wave 50), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen fietsen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door middel van het gebruik van een (zogenaamde) loper;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 8 september 2021 te Oosterhout een elektrische fiets (Gazelle, type Genoble C7), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 8] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door braak, verbreking en/of een valse sleutel, door middel van het gebruik van een (zogenaamde) loper;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 februari 2022, genummerd PL0900-2021295259, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 386. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Afschrift van aangifte van [aangever 1] , p. 96.
3.Afschrift van aangifte van [aangever 2] , p. 98.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 195.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 219.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 177.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 354.
8.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 augustus 2022.
9.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 102.
10.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 103.
11.Afschrift van aangifte van [aangever 4] , p. 106.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 161-167.
13.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 177.
14.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 291.
15.Proces-verbaal van verdachtenverhoor van [medeverdachte] , p. 355.
16.Afschrift van aangifte [aangever 5] , p. 100.
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 157-159.
18.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 176.
19.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 290.
20.Proces-verbaal van verdachtenverhoor van [medeverdachte] , p. 353.
21.Afschrift van aangifte van [aangever 6] , p. 108.
22.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 168-170.
23.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 177.
24.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 291.
25.Proces-verbaal van verdachtenverhoor van [medeverdachte] , p. 355.
26.Afschrift van aangifte van [aangever 7] , p. 94.
27.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 134-138.
28.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 176.
29.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 290.
30.Proces-verbaal van verdachtenverhoor van [medeverdachte] , p. 355.
31.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 augustus 2022.
32.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , p. 110.
33.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 173.
34.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 177.
35.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 291.
36.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 274.
37.Proces-verbaal van verdachtenverhoor van [medeverdachte] , p. 356.