4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt het volgende:
“Mijn Gazelle E-bike Orange C8 HNB DS53 is vanmiddag [
22 februari 2021] gestolen bij [locatie 1] te Oosterhout.”
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt het volgende:
“Tijdstip achtergelaten: 22-02-2021 07:00 uur. Tijdstip geconstateerd: 22-02-2021 15:30 uur. (…) Mijn fiets, is gestolen voor de deur van het zorgcentrum [locatie 1] in Oosterhout. Merk Batacus, type Mambo.”
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft de camerabeelden als volgt:
“Ik zag dat er twee personen de straat in kwamen fietsen op donkere fietsen. Ik zag dat deze twee personen naar een geparkeerde witte bestelbus fietste en deze fietsen in de laadruimte plaatsten. Ik zag dat de man na het inladen van de twee fietsen als bestuurder instapte in deze bestelbus. Ik zag dat de vrouw als bijrijder in deze witte bestelbus stapte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens de straat uit reed met de bestelbus.”
De beelden worden vervolgens door verbalisanten aan de aangevers getoond.
“Ik ben naar aangever [aangever 1] gegaan en heb haar deze screenshot laten
zien. Ik hoorde haar zeggen dat ze de fiets herkende.
“Ik zond [aangever 2] twee foto’s van de fietsen die waren te zien op de beelden. Desgevraagd verklaarde [aangever 2] : ‘Die fiets met het metalen rekje is van mij’.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in haar politieverhoor het volgende verklaard over de beelden:
“Deze twee fietsen hebben [verdachte] en ik gestolen. Hij had gewoon een sleutel. Hij klikte hem open en fietste er mee weg. [verdachte] heeft ze open gemaakt en vervolgens zijn we er op weggefietst.”
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Ik heb het wel gedaan ja.” en op de vraag of hij een loper had: “ja dat klopt. Die heb ik gekocht.”
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt het volgende:
“Ik doe aangifte van diefstal van elektrische fietsen. Op 28 februari 2021 parkeerden mijn vrouw en ik de elektrische fietsen op het [locatie 2] te Scherpenzeel. Wij hadden de fietsen op slot in het fietsenrek gezet. Fiets 1: eigendom van [aangever 3] , Type Sparta MNB.Fiets 2: Type Gazelle Grenoble C7 HMB. Leenfiets van [bedrijf 1] .”
Uit de aangifte van [aangever 4] blijkt het volgende:
“Vanavond [
28 februari 2021] is mijn elektrische fiets, merk Gazelle, type C8 HMB, gestolen bij de kerk waar ik aanwezig was. Pleegplaats Scherpenzeel.”
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft het volgende:
“18:38:51 - De twee verdachten komen in beeld en lopen op de fietsen af. De mannelijke verdachte bukt voorover bij één van de fietsen en loopt na enkele seconden weg. De vrouw stapt op de fiets en rijdt ermee weg in de richting van de man. Terwijl de vrouwelijke verdachte is weggefietst op fiets 1, staat de man links boven in beeld stil.
18:39:57 - Na enkele minuten loopt de man achter het elektriciteitshuisje. Enkele seconden later komt de man weer achter het huisje vandaan op een fiets en rijdt daarmee weg.
18:50:20 - De twee verdachten komen weer in beeld. De twee verdachten gaan uit elkaar. De man loopt in de richting van de fietsen, bukt zich over een fiets heen en pakt de fiets uit het rek. De man fietst in de richting waar de vrouw ook naartoe is gelopen.”
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt screenshots van de beelden naar de aangevers. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Ik hoorde dat [aangever 3] verklaarde dat die witte fiets, links onderin beeld, zijn fiets is. Hij herkende de fiets aan de witte kleur en het unieke herenmodel. De leenfiets van zijn vrouw was tegenover zijn fiets gezet. [aangever 4] verklaarde dat zijn fiets niet op deze camera te zien was. Zijn fiets stond meer aan de kant van de weg, achter het huisje op de foto.”
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de beelden en verklaart het volgende:
“Ik zie sterke overeenkomsten met [verdachte] . Ik zie overeenkomsten in het postuur, de kalende schedel en baardgroei.”
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens haar politieverhoor over de beelden het volgende verklaard:
“Dat zijn [verdachte] en ik. We hebben toen (…) fietsen gestolen.”
Uit de aangifte van [aangever 5] blijkt het volgende:
“Ik ben 9 maart 2021 naar [bedrijf 2] [
Amersfoort] gegaan. Ik heb mijn fiets op slot gedaan. Toen ik buiten kwam realiseerde ik dat mijn fiets gestolen was! Merk Gazelle, kleur zwart.”
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft het volgende:
“De twee verdachten staan inmiddels bij de geparkeerde fietsen. De mannelijke verdachte bukt voorover tussen de fietsen. De man komt na ongeveer 5 seconden weer overeind. De vrouw stapt op de fiets en rijdt ermee weg. De man loopt achterin beeld weg een steeg in.”
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangeefster. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Na het zien van de foto hoorde ik dat Gabrielova het volgende verklaarde: ‘Dat is mijn fiets’.
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn haargrens bovenop zijn kalende schedel, zijn forse postuur, zijn overeenkomende huid tint, de vorm van zijn schedel, de platte achterkant van zijn hoofd, de scherpe hoek naar beneden halverwege zijn linker wenkbrauw en de stand van zijn ogen.”
Tot slot verklaart medeverdachte [medeverdachte] over de beelden het volgende:
“V: Jij hebt deze fiets samen met [verdachte] gestolen?
A: Ja. Hij had een sleutel en klikte de fiets open en fietste ermee weg.”
(…)
O: Op de beelden zagen we dat jij wegreed op de fiets, nadat [verdachte] hem open maakte. Ik laat je daar een foto van zien. (Fotobijlage 2)
V: Kun je daar iets over zeggen?
A: Dat klopt, dat ben ik op de fiets.
Uit de aangifte van [aangever 6] blijkt het volgende:
“Tijdstip achterlaten: 10-03-2021 11:00. Tijdstip geconstateerd: 10-03-21 15:15. (…) Mijn fiets is ontvreemd op mijn werk, locatie Barneveld. Merk Batavus, kleur zwart.”
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en verklaart het volgende:
“De verdachten lopen wat heen en weer. Na ongeveer 2 minuten loopt de man weg. Vrijwel direct hierna komt de vrouw vanuit de rechterzijde ook in beeld met een fiets. Hierna vertrekt de vrouw op de fiets.”
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangever. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Desgevraagd verklaarde [aangever 6] het volgende: "Dat is mijn fiets op de beelden.”
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn forse postuur, de vorm van zijn schedel, de haargrens op zijn kalende hoofd, zijn baardlijn, de stand van zijn ogen en de scherpe lijn van zijn wenkbrauw.”
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“V: Wie zien we hier op de beelden?
A: [verdachte] en ik.
V: Wat deden jullie hier?
A: Een fiets pikken.”
Uit de aangifte van [aangever 7] komt het volgende naar voren:
“Vanmorgen [
22 maart 2021] heb ik mijn fiets op mijn werk [
te Amersfoort] in de scooter stalling geplaatst en op slot gezet. Betreft een elektrische fiets, merk Dutch ID, type Wave 50.”
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden bekeken en beschrijft deze als volgt:
“Er verschijnen een man en een vrouw in beeld. Beiden lopen de fietsenstalling in, in de richting van de eerder genoemde bruine damesfiets. Ik zie dat de man zich naar de bruine damesfiets buigt en zich met de handen bezig houdt in de buurt van het slot. De vrouw staat met haar rug naar de camera en dekt zo het zicht op de man enigszins af. Ik zie dat de man heel kort aan het slot rommelt. Vervolgens zie ik dat de man zich ineens omdraait en wegloopt. Ik zie dat de vrouw om de fiets heen loopt, de fiets vervolgens vastpakt bij het stuur en de fiets meeneemt vanuit de fietsenstalling.”
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangever. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Ik hoorde dat [aangever 7] zei:' Ja, dat is hem. Dat is mijn fiets.”
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart tevens het volgende:
“Ik herken [verdachte] aan zijn forse postuur, de haargrens op zijn kalende schedel, zijn baardlijn, de stand van zijn ogen, de vorm van zijn schedel en wederom de scherpe hoek naar beneden van zijn wenkbrauw.”
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“De man en de vrouw op de beelden zijn [verdachte] en ik. Wij hebben ook deze fiets gestolen.”
Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard:
“Ik herken mezelf op de beelden op pagina 285.”
Uit de aangifte van [aangever 8] blijkt onder meer het volgende:
“Elektrische damesfiets, merk Gazelle Grenoble C7. Fiets is gestolen op 8 september 2021 te Oosterhout.
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden en beschrijft deze als volgt:
“De verdachte bukt over een geparkeerde fiets. De verdachte fietst uit beeld.”
Verbalisant [verbalisant 2] stuurt een afbeelding van de camerabeelden naar de aangeefster. Hieruit komt het volgende naar voren:
Desgevraagd verklaarde [aangever 8] het volgende: “Dat is mijn fiets.”
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart over deze camerabeelden ook het volgende:
“Ik zie sterke uiterlijke overeenkomsten met [verdachte] , zoals het forse overeenkomende postuur, de kalende schedel en de vorm van het hoofd. Tevens is op de screenshot duidelijk te zien dat de persoon op de fiets exact hetzelfde vest/jas draagt, als op de beelden van het onderzoek PL0900-2021088978, waar ik [verdachte] op de beelden herken.”
Verbalisant [verbalisant 4] bekijkt de beelden en verklaart hierover het volgende:
“De persoon herkende ik met een aan zekerheid grenzende gelijkenis als [verdachte] .”
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart in haar politieverhoor het volgende:
“V: Wie is de man op de beelden?
A: Dat is [verdachte] .”
Bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de fietsendiefstallen van 28 februari 2021, 9 maart 2021, 22 maart 2021 en 8 september 2021. De rechtbank constateert dat verdachte ten aanzien van de diefstallen op 22 februari 2021, 9, 10 en 22 maart 2022 op de camerabeelden is herkend door een verbalisant en dat daarnaast medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij en verdachte deze diefstallen samen hebben gepleegd en te zien zijn op de camerabeelden. Daarnaast heeft verdachte op zitting verklaard dat hij te zien is op de beelden van 22 maart 2021. De rechtbank heeft geen redenen om aan de herkenning van de verbalisant en de verklaring van de medeverdachte te twijfelen en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstallen heeft gepleegd. Ten aanzien van de diefstallen op 28 februari 2021 en 8 september 2021 vindt er geen 100% herkenning plaats door een verbalisant, maar wordt wel aangegeven dat er sterke overeenkomsten zijn met verdachte en – in het geval van de beelden van de diefstal van 8 september 2021 – dat verdachte daarop te zien is met een aan zekerheid grenzende gelijkenis. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij samen met verdachte de diefstal op 28 februari 2021 heeft gepleegd en dat zij samen op de beelden te zien zijn. Ook de beelden van 8 september 2021 zijn aan haar getoond. Daarop herkent zij verdachte. De herkenning/verklaring van medeverdachte [medeverdachte] wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten en de rechtbank heeft voorts geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de medeverdachte. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de jas die de persoon op de beelden van de diefstal van 8 september 2021 draagt, gelijk is aan de jas die verdachte op de beelden van 22 maart 2021 draagt (en waarvan verdachte heeft erkent dat hij te zien is op die beelden). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstallen van 28 februari 2021 en 8 september 2021 heeft gepleegd. De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – daarom van oordeel dat de mannelijke persoon op de desbetreffende camerabeelden verdachte betreft.