ECLI:NL:RBMNE:2022:5865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1634333221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektrische fietsen door meerdere personen met gebruik van een valse sleutel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2022, is de verdachte beschuldigd van diefstal van meerdere elektrische fietsen in de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader op verschillende locaties in Nederland, waaronder Oosterhout, Scherpenzeel en Amersfoort, elektrische fietsen heeft gestolen door gebruik te maken van een loper. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis bij niet-nakoming. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan benadeelde partijen toegewezen, waaronder een bedrag van €395,00 aan [aangever 2] en €103,20 aan [aangever 7]. De rechtbank heeft de vordering van [aangever 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/343332-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.P. Lambrigts en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. L.P.A. Voskuilen, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander in de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 op verschillende plaatsen in Nederland met een loper (elektrische) fietsen heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022;
  • een afschrift van aangifte van 23 februari 2021, genummerd PL2000-2021047618, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 1] , doorgenummerde pagina 96 e.v.;
  • een afschrift van aangifte van 23 februari 2021, genummerd PL2000-2021047616, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 2] , doorgenummerde pagina 98 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 maart 2022, genummerd PL0600-2021094967-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 3] , doorgenummerde pagina 102 e.v.;
  • een afschrift van aangifte van 28 februari 2021, genummerd PL0600-2021092261, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 4] , doorgenummerde pagina 106 e.v.;
  • een afschrift van aangifte van 13 maart 2021, genummerd PL0900-2021079361, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 5] , doorgenummerde pagina 100 e.v.;
  • een afschrift van aangifte van 10 maart 2021, genummerd PL0600-2021108916, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 6] , doorgenummerde pagina 108 e.v.;
  • een afschrift van aangifte van 22 maart 2021, genummerd PL0900-2021088978, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 7] , doorgenummerde pagina 94 e.v..

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 te Oosterhout en te Scherpenzeel en te Amersfoort en te Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander
- op 22 februari 2021 te Oosterhout, twee (elektrische) fietsen (Gazelle, type Orange C8 en Batavus, type Mambo) toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] ; en
- op 28 februari 2021 te Scherpenzeel, drie elektrische fietsen (Gazelle type Grenoble C7 en Sparta type MNB en Gazelle type C8 HMB), toebehorende aan [bedrijf] en [aangever 3] en [aangever 4] ; en
- op 9 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Gazelle, kleur zwart), toebehorende aan [aangever 5] ; en
- op 10 maart 2021, een elektrische fiets (Batavus, kleur zwart), toebehorende aan [aangever 6] ; en
- op 22 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Dutch ID, type Wave 50), toebehorende aan [aangever 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen fietsen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door middel van het gebruik van een loper.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van het voorarrest;
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft hieraan toegevoegd dat verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven, zij een ondergeschikte rol had bij het plegen van de diefstallen omdat zij € 50 per fiets van haar medeverdachte ontving, zij de zorg heeft voor haar zoontje en inmiddels zicht heeft op een baan. Een gevangenisstraf zou deze goede plannen frustreren. Verdachte staat achter een flinke stok achter de deur en wenst zich te conformeren aan de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een maand schuldig gemaakt aan diefstal van 7 (dure) elektrische fietsen en 1 normale fiets. De diefstallen van de fietsen heeft de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte gepleegd, waarbij telkens op verschillende locaties doelgericht elektrische fietsen met een loper zijn weggenomen en in een busje zijn geladen om de fietsen vervolgens naar België te transporteren. Dergelijke fietsendiefstallen zijn zeer hinderlijke feiten, die schade en frustratie veroorzaken voor de slachtoffers daarvan. Bovendien heeft verdachte met haar gedrag aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Persoon verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 28 juni 2022, waaruit blijkt verdachte op 14 februari 2017 ten aanzien van een fietsendiefstal een transactievoorwaarde opgelegde heeft gekregen, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 32 uren;
- een reclasseringsadvies van 16 juni 2022, opgesteld door mw. M. de Jong, reclasseringsmedewerkster.
De rechtbank merkt op dat het taakstrafverbod niet van toepassing is, nu de opgelegde transactie geen veroordeling als bedoeld in art. 22b Sr betreft.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte beschikt over beperkte oplossingsvaardigheden en dat het delict gepleegd is vanuit een financieel motief. Verdachte heeft een turbulent verleden en is van daaruit ook kwetsbaar en ontvankelijk voor een negatief sociaal netwerk. Daarnaast bestaan er aanwijzingen voor cognitieve tekorten en is er sprake van psychische problematiek. De reclassering ziet dat verdachte haar (delict)gedrag deels rechtvaardigt, waardoor een verhoogde kans bestaat op ontvankelijkheid voor criminele voorstellen. De kans op recidive wordt door de reclassering dan ook ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert de rechtbank om een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve vaardigheden (plus) en het meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Strafoplegging
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte vanaf het begin af aan open is geweest over haar rol bij het plegen van de diefstallen. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en volledige openheid van zaken gegeven, ook over onderdelen die niet haarzelf betroffen. Verder heeft de rechtbank gelet op de rol van verdachte. Zij vervulde naar eigen zeggen de taak van loopdame door meteen nadat medeverdachte de fietsen met een loper had geopend daarop weg te fietsen en de fietsen met een auto van medeverdachte naar België te rijden. Daarvoor ontving zij naar eigen zeggen
€ 50 per fiets. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte haar spijt heeft betuigd. Zij kwam daarin op de rechtbank oprecht over. Alles tezamen genomen acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en de rechtbank zal daar bij aansluiten. De rechtbank legt verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van 2 jaren op, daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook legt de rechtbank verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis bij het niet (naar behoren) uitvoeren hiervan, met aftrek van 2 uur voor de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €395,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van €316,00. De fiets was ten tijde van de diefstal iets ouder dan een jaar en een afschrijving van 20% is dan redelijk.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op €395,00 en zal de vordering hoofdelijk tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. De schade is voldoende onderbouwd middels een factuur, waaruit blijkt dat de fiets op 7 oktober 2020 is aangeschaft. De fiets is enkele maanden hierna weggenomen. Van afschrijving van de waarde van de fiets is thans nog geen sprake.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €395,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aangever 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €3.294,10. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van €280,00 gevorderd aan proceskosten.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op de summiere onderbouwing van de proceskosten is het lastig te beoordelen of deze post ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij dient in dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de fiets die in eigendom aan de benadeelde partij [aangever 3] toebehoort dient de nieuwwaarde van de gestolen fiets minus de afschrijvingen vergoed te worden. De bijgevoegde factuur zegt alleen iets over de waarde van de nieuw gekochte fiets. Voorts heeft Univé een deel van de schade vergoed, waarbij normaliter de berekening voor de vergoeding gebaseerd wordt op de nieuwwaarde minus de afschrijvingen. Nu niet bepaald kan worden wat de hoogte van de geleden schade is, dient de vordering op dit punt te worden afgewezen. Ten aanzien van de leenfiets, in eigendom toebehorende aan [bedrijf] kan op basis van de vordering niet worden vastgesteld of deze schade voor rekening van de benadeelde partij [aangever 3] komt. Eventuele machtigingsstukken met betrekking tot een vordering ontbreken. Nu niet bepaald kan worden wie rechtstreekse schade heeft geleden door toedoen van de verdachte, dient de vordering te worden afgewezen. Tot slot zijn de opgevoerde proceskosten, bestaande uit gemaakte uren, geenszins onderbouwd en dienen om die reden te worden afgewezen.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de vordering kan de rechtbank niet vaststellen wanneer en tegen welke prijs de gestolen fiets, toebehorende aan de benadeelde partij zelf, is gekocht en of er daadwerkelijk meer schade is dan reeds vergoed door de verzekeraar. Ten aanzien van de leenfiets, toebehorende aan [bedrijf] , kan de rechtbank niet vaststellen wie de schade heeft geleden. De rechtbank neemt in die afweging ook mee dat [bedrijf] zelf op het wensenformulier heeft aangegeven schadevergoeding te willen krijgen. Nu op dit moment niet bepaald kan worden hoe hoog de schade is ten aanzien van de eerste fiets en wie de schade ten aanzien van de tweede fiets heeft geleden, is nadere bewijsvoering nodig om dat duidelijk te krijgen. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de proceskosten voor zover gemaakt worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Benadeelde partij [aangever 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €103,20. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van €50,00 gevorderd aan proceskosten.
9.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de concrete onderbouwing voor de accudrager, tas en tijdsbesteding ontbreekt en deze posten derhalve dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van de verwijderingsbijdrage en de kilometervergoeding heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.9
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op €103,20 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. De schade is voldoende onderbouwd. Uit een factuur van 13 maart 2021 blijkt dat de in het voegingsformulier genoemde ‘Drager Yepp’ ter waarde van €25,95 is gekocht en een verwijderingsbijdrage van € 12,50 voor de accu is betaald. Van de fietstassen is geen factuur overgelegd omdat benadeelde partij deze als verjaardagscadeau heeft ontvangen. Uit de camerabeelden van de diefstal blijkt echter dat er wel fietstassen (met een robuust uiterlijk en van een glimmend leren dan wel kunststof materiaal) op de fiets zaten. Benadeelde partij heeft die schade, met overlegging van een screenshot van een webshop waarop fietstassen ter waarde van € 59,95 te zien zijn, voldoende onderbouwd. Ook de gevraagde reiskosten van €4,80 zijn voldoende onderbouwd.
Voor zover de vordering ziet op de gemaakte proceskosten zal de rechtbank de vordering afwijzen. De opgevoerde kosten (tijd besteed aan het doen van aangifte, bestellen van een nieuwe fiets, gesprekken met de politie en slachtofferhulp) zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 7] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €103,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 7] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, meewerkt aan huisbezoeken en zich meldt bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht, zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa/CoVa plus, of een andere gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, zulks te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* meewerkt aan het verkrijgen en/of behouden van een door de reclassering goedgekeurde dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Indien de reclassering dat noodzakelijk acht kan dit ook inhouden dat verdachte wordt toegeleid naar een instantie die verdachte hierbij begeleid en/of dat verdachte de gedragsinterventie werken aan werk moet volgen.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten 1 dag, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [aangever 2]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €395,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot aan de dag van algehele betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat €395,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 3]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [aangever 7]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €103,20;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 7] van het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat €103,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de gevorderde proceskosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 22 februari 2021 tot en met 22 maart 2021 te Oosterhout en/of te Scherpenzeel en/of te Amersfoort en/of te Barneveld, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- op of omstreeks 22 februari 2021 te Oosterhout, twee elektrische fietsen (Gazelle, type Orange C8 en/of Batavus, type Mambo) in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 28 februari 2021 te Scherpenzeel, drie elektrische fietsen (Gazelle type Grenoble E7 en/of Sparta type MNB en/of Gazelle type C8 HMB), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 9 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Gazelle, kleur zwart), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 10 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Batavus, kleur zwart), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) en/of
- op of omstreeks 22 maart 2021 te Amersfoort, een elektrische fiets (Dutch, type Wave 50), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen fietsen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door middel van het gebruik van een (zogenaamde) loper;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )