ECLI:NL:RBMNE:2022:5882
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing huisvestingsvergunning en verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een huisvestingsvergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, had op 11 april 2022 een aanvraag voor een huisvestingsvergunning ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 14 juli 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 22 november 2022 heeft de rechtbank het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser geen geslaagd beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezeggingen waren gedaan door verweerder die eiser redelijkerwijs kon interpreteren als een toezegging voor het verkrijgen van de vergunning. De rechtbank concludeerde dat de Huisvestingsverordening regio Utrecht 2019 niet in strijd was met de Huisvestingswet of het evenredigheidsbeginsel. Eiser voldeed niet aan de voorwaarden voor de huisvestingsvergunning, aangezien hij geen woning toegewezen had gekregen en in een woning verbleef zonder huurcontract.
De rechtbank oordeelde verder dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat verweerder niet verplicht was om te zorgen dat eiser in de woning van zijn moeder kon blijven wonen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg.