ECLI:NL:RBMNE:2022:5897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
22/2921
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de gevolgen van een te late uitspraak op bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 30 maart 2021. De eiser, woonachtig in Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 18 mei 2022, waarna de eiser in beroep ging.

De rechtbank heeft het beroep behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij zowel de eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar te laat was met het nemen van de uitspraak op bezwaar, maar dat dit niet automatisch leidde tot de vernietiging van de naheffingsaanslag. De rechtbank verduidelijkte dat de termijnoverschrijding een termijn van orde betreft, waar geen rechtsgevolgen aan zijn verbonden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en benadrukte dat de mogelijkheid bestaat om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. De eiser werd geïnformeerd over de procedure voor het indienen van een hogerberoepschrift bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, inclusief de mogelijkheid om een voorlopige voorziening aan te vragen indien de zaak spoed heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2921
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar)
(gemachtigde: W. Vos).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 30 maart 2021.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser in de uitspraak op bezwaar van 18 mei 2022 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 21 maart 2021 om 17:19 uur heeft een scanauto vastgesteld dat een auto met het kenteken [kenteken] geparkeerd stond aan de Janskerkhof in Utrecht. Omdat er voor het parkeren geen parkeerbelasting is betaald, heeft verweerder hem een naheffingsaanslag opgelegd van € 70,99.
3. De rechtbank beoordeelt of eiser de naheffingsaanslag moet betalen. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Eiser stelt dat de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak is overschreden. Op grond daarvan verzoekt eiser de naheffingsaanslag te vernietigen.
5. Niet in geschil is dat de heffingsambtenaar gelet op artikel 263 van de Gemeentewet
te laat is met het nemen van de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft weliswaar te laat een beslissing genomen op het bezwaarschrift van eiser, maar dat maakt niet dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. De in artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet genoemde beslistermijn betreft namelijk een termijn van orde waar verder geen rechtsgevolgen aan worden verbonden.
6. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat bij het te laat nemen van een beslissing een bestuursorgaan in gebreke kan worden gesteld. Daarmee wordt een bestuursorgaan, zoals de heffingsambtenaar, aangezet tot het nemen van een besluit. Dit staat evenwel los van de beoordeling van de juistheid van de opgelegde naheffingsaanslag en is hier niet aan de orde.
7. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderdaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.