ECLI:NL:RBMNE:2022:5903
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag onroerendezaakbelastingen en vastgestelde WOZ-waarde
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een aanslag onroerendezaakbelastingen, waarbij de waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2021 was vastgesteld op € 762.000,-. De heffingsambtenaar heeft deze waarde in een uitspraak op bezwaar verlaagd naar € 742.000,-. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde heeft van € 680.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 november 2022, waarbij zowel eiser als de heffingsambtenaar zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning wordt vergeleken met referentiewoningen in de omgeving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser meegewogen, maar kwam tot de conclusie dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentieobjecten. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder de onderbouwing van de grondprijs en het aantal referentiewoningen, maar de rechtbank heeft deze gronden niet gegrond verklaard.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 14 december 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.