4.3.2Bewijsmiddelen feiten 1, 2 en 4
De genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2020
In dit onderzoek is het telefoonnummer [telefoonnummer] getapt. Uit deze tapgesprekken is gebleken dat er regelmatig contact is met telefoonnummer [telefoonnummer] . [B] [C] en [D] zijn de gebruikers van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hieronder worden enkele contactmomenten weergegeven met een korte omschrijving van het gesprek:
23-11-2020 09:29:51 uur
[B] belt in en wilt voor straks 20. NN is in Rotterdam en zegt dat [B] maar ergens anders moet kopen.
24-11-2020 13:58:16 uur
[B] zegt dat hij 10 bij hem heeft en 40 bij zichzelf. NN vraagt hoeveel. [B] zegt 40. NN zegt dat hij naar [woonplaats] komt.
01-12-2020 09:33:21 uur
[B] belt of NN deze kant op wilt komen. [B] heeft 50 maar wilt 30. [B] zegt 20 geld 30 wit.
03-12-2020 08:41:57 uur
NN belt [B] en vraagt hoeveel hij heeft. [B] zegt 20 voor [E] . [B] noemt NN [alias verdachte] .
03-12-2020 13:12:56 uur
[B] vraagt of hij eentje mag kopen. NN zegt koop gewoon 20.
03-12-2020 20:59:38 uur
[B] zegt dat hij een mooie nieuwe koptelefoon gevonden heeft en hij wilt er een bolletje voor. NN zegt dat dat niet kan.
05-12-2020 00:32:35 uur
[B] vraagt om snuif en rook. 20 snuif en 20 rook.
10-12-2020 09:27:59 uur
[B] zegt breng 4 voor mij. NN zegt half uurtje.
10-12-2020 16:24:31 uur
[B] zegt breng 50 voor mij. NN zegt ja is goed. Kom er aan.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020
In dit proces-verbaal van bevindingen is een overzicht weergegeven van wat er is
gebeurd op 15 december 2020. Op deze dag werd het telefoonnummer: [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij [C] , geïntercepteerd. Op dinsdag 15 december 2020 was het Flexteam, hierna genoemd "Flex", belast met de aanhoudingen van de verdachten in dit onderzoek.
Om 10.30 uur was over de taplijn te horen dat [B] belde naar [verdachte] . Het telefoonnummer wat werd gebeld was [telefoonnummer] . Over de taplijn was te horen dat [B] [verdachte] belde en dat hij bestelde voor 60. Ik hoorde [B] zeggen dat:
- hij wilde afspreken
- hij in [woonplaats] wil afspreken en dat hij naar [verdachte] toe komt
- hij nu in [woonplaats] is, [straat] en thee aan het drinken is
- hij daarna naar hem, [verdachte] , naar [woonplaats] komt
Om 12.40 uur had het Flex zicht op zowel [B] als [verdachte] . Ik hoorde dat het Flex zag dat:
- [B] en [verdachte] onder de overkapping van de [winkel] in [woonplaats] stonden
- ze zagen dat [verdachte] en [B] op minder dan een meter afstand van elkaar stonden
- ze zagen dat er één van beide heren een gestrekt arm naar de ander bracht
- om 12.42 uur het contact tussen [B] en [verdachte] weer voorbij was
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2021
Op 15 december 2020, werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding werd bij [verdachte] een zwarte Apple iPhone X voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
V: Heeft u aan [alias verdachte] gevraagd wat hij daar deed bij mevrouw [F] ?
A: Ja, daar was hij open in. Hij handelde in coke.
A: Op een gegeven ogenblik was ik bij een huisbezoek bij [F] [
– zo begrijpt de rechtbank], daar kwam [alias verdachte] met hoeveelheid cocaïne. [alias verdachte] en mevrouw [F] begonnen toen met uitkoken van coke.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020
Wij verbalisanten waren op 15 december 2020, naar aanleiding van een drugsonderzoek,
belast met een doorzoeking van een woning, gelegen aan de [adres] te
[woonplaats] .
De keuken werd doorzocht, waarbij collega [verbalisant 1] in een keukenkastje twee blauwe drinkbekers aantrof. In de eerste beker zat een grote hoeveelheid muntgeld, en in de andere beker zat een grote hoeveelheid papiergeld ter waarde van 1520 euro. Dit bedrag was opgebouwd middels twee briefjes van 10 euro, 15 briefjes van 20 euro, 22 briefjes van 50 euro en 1 briefje van 100 euro. Genoemd geldbedrag is door mij, [verbalisant 2] , samen met collega [verbalisant 3] geteld en in beslag genomen.
In de hal van de woning bevond zich een kapstok met enkele jassen. In 1 van die jassen, waarvan mevrouw [partner] aangaf dat die van haar partner [verdachte] was, trof ik, [verbalisant 2] , een plastic zakje aan met, na telling, 36 bolletjes welke ik ambtshalve herkende als de verpakking van harddrugs. Genoemde bolletjes zijn door mij inbeslaggenomen voor onderzoek naar de inhoud van genoemde bolletjes.
Mevrouw [partner] vertelde dat zij op de hoogte was van het aanwezige geld maar absoluut niet wist waar dit vandaan kwam.
Goederen
PL0900-2020197501-2751024, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (Heroine), 36 stuks.
Proces-verbaal van verdovende middelen van 17 december 2020
Goednummer PL0900-2020197501-2751024
Relatie met SIN AANZ6087NL
Object Verdovende mid (Heroine)
Aantal/eenheid 36 stuks
Omschrijving 36 bolletjes met bruin poeder
Gewicht netto 7,28 gram
Een NFI-rapport van 18 december 2020
Kenmerk: AANZ6087NL
Omschrijving FO: poeder, bruin, uit 7,28 gram
Conclusie: bevat heroïne
Ten aanzien van feit 1 – handel in cocaïne
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de gebruiker van de telefoon (met telefoonnummer [telefoonnummer] ) “ [alias verdachte] ” wordt genoemd. Verdachte had deze telefoon in zijn bezit en hij was de gebruiker daarvan. De conclusie is dan ook dat met “ [alias verdachte] ” verdachte wordt bedoeld. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met de in die gesprekken gebruikte termen “wit”, “bolletje” en “snuif”, cocaine wordt bedoeld. Op basis van de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Nu er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is voor de handel in heroïne, zal de rechtbank verdachte van dat deel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 – voorhanden hebben van heroïne
De rechtbank acht op basis van de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen het onder 2 ten laste gelegde ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4 – witwassen
De rechtbank stelt voorop dat de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. In het bijzonder acht de rechtbank het relevant dat (i) verdachte bij dit vonnis wordt veroordeeld voor de handel in cocaïne over een periode van ruim drie weken, (ii) de bankbiljetten ter waarde van € 1.520 zijn aangetroffen in de woning van verdachte, terwijl de partner van verdachte niet weet waar het geld vandaan komt en (iii) verdachte als legale bron van inkomsten uitsluitend een bijstandsuitkering ontvangt. Gezien deze omstandigheden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van een misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aan deze maatstaf voldoet. In de eerste plaats kan uit de overgelegde e-mails van [A] niet worden afgeleid dat de bedragen zijn betaald en ook niet dat deze aan verdachte zijn betaald. Zo worden er geen personalia of andere gegevens in deze e-mails genoemd: het enige aanknopingspunt is dat de berichten zijn gericht aan “ [G] ”. Ook blijkt niet dat een eventueel ontvangen geldbedrag door verdachte contant is opgenomen. Verder blijkt niet hoeveel verdachte bij het online gokken heeft ingelegd en of hij dus daadwerkelijk per saldo iets heeft verdiend. Tot slot acht de rechtbank van belang dat verdachte de verklaring en documenten pas bij het onderzoek ter terechtzitting heeft verstrekt(via zijn raadsman), waarbij aanknopingspunten voor eventueel verder onderzoek geheel ontbreken. De rechtbank is op basis van deze omstandigheden van oordeel dat de verklaring van verdachte niet concreet en niet verifieerbaar is. Verdachte had aan de hand van zijn eigen bankafschriften eenvoudig en verifieerbaar kunnen onderbouwen wat hij heeft ingelegd en wat er is uitbetaald. Dat had in dit geval, gezien het vermoeden van witwassen, ook van verdachte mogen worden verwacht.
Een concrete en verifieerbare verklaring voor een legale herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag van € 1.520,00 ontbreekt dus. Het dossier biedt ook geen andere aanwijzingen voor een eventuele legale herkomst van het geld. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van een eigen misdrijf (de onder feit 1 ten laste gelegde handel in cocaïne) afkomstig is en dat de verdachte dit wist. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.