In deze zaak vordert Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) terugbetaling van zorgkosten van gedaagde, die een zorgverzekering bij Zilveren Kruis heeft. Zilveren Kruis stelt dat gedaagde ten onrechte declaraties heeft ingediend voor reiskosten naar medische behandelingen. De vordering bedraagt in totaal € 4.992,78, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat Zilveren Kruis niet heeft voldaan aan haar stelplicht en substantiëringsplicht in de dagvaarding. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 november 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zilveren Kruis in haar dagvaarding niet voldoende feiten heeft gesteld om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat Zilveren Kruis niet heeft voldaan aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging, zoals vastgelegd in artikel 111 Rv. Ondanks de tekortkomingen in de dagvaarding, concludeert de kantonrechter dat de dagvaarding niet nietig is, omdat gedaagde op de hoogte was van de vordering. Zilveren Kruis heeft echter niet duidelijk gemaakt hoe de gevorderde hoofdsom is opgebouwd en heeft geen adequate toelichting gegeven op de ingediende producties.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis af en veroordeelt Zilveren Kruis in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, begroot op € 498,00. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. F.H. Charbon op 14 december 2022.