ECLI:NL:RBMNE:2022:614

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
16-149855-21; 16-086500-21, 16-101967-21, 16-127234-21, 16-131183-21, 16-146310-21, 16-231884-21, 16-250621-21 en 16-268302-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een veelheid aan vermogensdelicten met bedreiging tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een reeks vermogensdelicten, waaronder diefstal met bedreiging. De verdachte, geboren in 2000 en woonachtig in Utrecht, werd beschuldigd van het stelen van goederen van verschillende supermarkten en het bedreigen van personeel tijdens deze diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, tussen juni 2021 en oktober 2021, meerdere keren goederen heeft gestolen, waaronder sigaretten en Red Bull, en daarbij geweld of de dreiging van geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden had geëist, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in korte tijd schuldig had gemaakt aan een veelheid aan feiten, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij de betrokken slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek, maar oordeelde dat er geen reden was om een voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en de schorsing van de voorlopige hechtenis werd opgeheven. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan een benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-149855-21; 16-086500-21, 16-101967-21, 16-127234-21, 16-131183-21, 16-146310-21, 16-231884-21, 16-250621-21 en 16-268302-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2022. In de zaken onder parketnummers 16-268302-21 en 16-250621-21 heeft eerder op 8 oktober 2021 een politierechterzitting plaatsgevonden. De politierechter heeft de zaken niet inhoudelijk behandeld, maar aangehouden onder meer om ze tegelijk te kunnen behandelen door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank met de andere zaken van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen de gemachtigde raadsvrouw, mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er in het kort op neer dat verdachte:
16-149855-21
1
op 7 juni 2021 te Utrecht pakken sigaretten toebehorende aan [supermarkt 1] en/of [benadeelde 1] heeft gestolen door middel van braak of verbreking;
2
op 3 november 2021 te Utrecht meerdere packs Red Bull toebehorende aan Jumbo heeft gestolen;
16-086500-21
op 28 maart 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull toebehorende aan Jumbo heeft gestolen;
Op de dagvaarding is voorts aan verdachte medegedeeld dat daarop een ad informandum gevoegd strafbaar feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht, en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
16-101967-21
op 14 april 2021 te Utrecht meerdere kratten en/of flesjes bier toebehorende aan [benadeelde 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking of inklimming;
Op de dagvaarding is voorts aan verdachte medegedeeld dat daarop een ad informandum gevoegd strafbaar feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht, en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
16-127234-21
1
op 13 mei 2021 te Utrecht een of meer packs Red Bull heeft gestolen toebehorende aan [supermarkt 2] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2
op 10 mei 2021 te Utrecht een of meer packs Red Bull toebehorende aan [supermarkt 2] heeft gestolen;
16-131183-21
op 18 mei 2021 te Utrecht 100 blikjes Red Bull toebehorende aan Albert Heijn heeft gestolen;
16-146310-21
op 3 juni 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull toebehorende aan Jumbo heeft gestolen;
16-231884-21
op 29 augustus 2021 bierkratten met (lege) bierflesjes toebehorende aan [benadeelde 3] heeft gestolen;
16-250621-21
primair:
op 17 september 2021 te Utrecht een of meerdere blikjes energy drink toebehorende aan Esso heeft gestolen;
subsidiair
is dit ten laste gelegd als een poging daartoe;
16-268302-21
op 5 oktober 2021 te Utrecht wederrechtelijk, in strijd met een winkelverbod, is binnengedrongen bij de Albert Heijn.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 16-250621-21 tenlastegelegde acht de officier van justitie het primaire feit wettig en overtuigend te bewijzen, nu verdachte als heer en meester over de blikjes energy drink heeft kunnen beschikken op grond van de door verdachte gepleegde wegnemingshandelingen (het uit de schappen halen en in zijn tas stoppen van de blikjes energy drink). Er is daarmee sprake van een voltooide diefstal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (partiële) vrijspraak bepleit van de bedreiging met geweld onder feit 1 van 16-127234-21 en de onder 16-101967-21, 16-231884-21 en 16-250621-21 ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van 16-101967-21 aangevoerd dat er geen enkel redelijk vermoeden van schuld bestond op grond waarvan verdachte aangehouden had mogen worden. De getuige heeft de dader niet goed gezien, het beschreven signalement komt niet overeen met het signalement van verdachte en verdachte is niet direct in de buurt van de plaats delict aangehouden. De rechtbank begrijpt dat de raadsvrouw heeft betoogd dat nu de aanhouding onrechtmatig is geweest, het bewijsmateriaal dat uit de aanhouding is verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 onder 16-127234-21 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gekwalificeerde diefstal, omdat het bestanddeel bedreiging met geweld enkel blijkt uit de verklaringen van de twee medewerkers van de [supermarkt 2] , terwijl een andere medewerker die bedreiging juist niet heeft gehoord. Verdachte ontkent die bedreiging.
Ten aanzien van het onder 16-231884-21 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Verdachte ontkent de diefstal te hebben gepleegd en de verklaring van de aangever en de verklaring van de getuige komen niet overeen.
Ten aanzien van het onder 16-250621-21 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw verzocht uit te gaan van de verklaring van verdachte, namelijk dat hij de diefstal ontkent, nu zijn verklaring niet wordt weersproken door de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de diefstal onder feit 1 en feit 2 van 16-127234-21 en de onder 16-086500-21, 16-146310-21, 16-149855-21, 16-131183-21 en 16-268302-21 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16-149855-21
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 juni 2021, genummerd PL0900-2021177370-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 68 tot en met 74;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met de daarbij behorende bijlage goederen, van 7 juni 2021, genummerd PL0900-2021177370-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 6 tot en met 11.
Feit 2:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 3 november 2021, genummerd PL0900-2021348875-6, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 23 tot en met 27;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met de daarbij behorende bijlage, van 3 november 2021, genummerd PL0900-21103-19-457, BVH nummer 2021348875, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 4 tot en met 7.
16-086500-21
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 maart 2021, genummerd PL0900-2021096098-9, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 16 tot en met 19;
  • een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, van Jumbo [adres] te [plaats] van 28 maart 2021, met de daarbij behorende bijlage, houdende een verklaring van aangever en een verklaring van getuige, doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 7.
16-101967-21
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster, [benadeelde 2] , heeft verklaard dat zij op 14 april 2021 rond 5:15 uur zag dat er een man, 170 centimeter lang, gekleed in een zwarte gewatteerde jas, een donkere broek en een blauw wegwerpmondkapje op de [straat] te Utrecht liep. Zij zag toen dat die man twee kratten bier pakte, welke voor het studentencomplex stonden. Zij verklaarde verder dat zij vervolgens zag dat al haar bierkratten van het balkon waren weggenomen. [2] Op 12 april 2021 had zij voor het laatst gezien dat er 17 of 18 bierkratten van onder andere Hertog Jan, Heineken, Grolsch en Amstel op haar balkon stonden. [3]
Uit de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat op 14 april 2021 rond 15:22 uur verdachte, gekleed in een donkere spijkerbroek en een donkerblauwe winterjas, fietsend werd aangetroffen op de Weg tot de Wetenschap te Utrecht. [4] Ongeveer 70 meter terug op het fietspad waar verdachte vandaan kwam, is een rolcontainer met daarop veertien kratten met lege bierflesjes van merken zoals Heineken, Grolsch, Amstel en Hertog-Jan aangetroffen. [5] Op de [straat] in de bosschages ter hoogte van perceel [nummer] zijn negen kratten met lege flesjes bier aangetroffen. Bij de fietsoversteek Wim Sonneveldlaan / Weg tot de Wetenschap werd een zwarte rugtas, gevuld met lege flesjes bier, aangetroffen. [6] Verdachte heeft verklaard dat dit zijn rugtas was en dat hij deze had gevuld met flesjes. [7] Ook heeft verdachte verklaard dat hij de kratten die in de bosjes lagen wilde meenemen en dat hij de rolkar van de Albert Heijn had geleend omdat hij de kratten daar had zien staan. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer volgt dat verdachte degene is die de kratten en flesjes van het balkon van aangeefster heeft weggenomen en zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde inklimming. Wel is op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige diefstal. De kratjes (en flesjes) bier behoorden immers aan een ander toe ( [benadeelde 2] ) en verdachte heeft ze zonder toestemming meegenomen. Gelet op de omstandigheden waaronder verbalisanten verdachte hebben aangetroffen - in de nabijheid van de lege kratten en een rugzak gevuld met lege flesjes, zijn signalement dat grotendeels overeenkomt met het signalement dat aangever had opgegeven, het tijdstip en de omstandigheid dat op dat moment in de omgeving geen andere voertuigen of personen werden gezien [9] - bestond er een redelijk vermoeden van schuld en was de aanhouding van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig, zoals de raadsvrouw heeft betoogd.
16-127234-21
Feit 1
Bewijsmiddelen [10]
Aangever [slachtoffer 1] , werkzaam bij [supermarkt 2] te Utrecht, heeft verklaard dat op 13 mei 2021 een man met een winkelmandje vol producten de supermarkt verliet zonder af te rekenen. Buiten de supermarkt heeft hij de man vastgepakt om te voorkomen dat de man weg zou lopen. [11] Hij hoorde de man toen schreeuwen: “Loslaten, laat los, ik steek je neer, steek je neer, ik heb een mes, ik krijg jullie nog wel, ik pak jullie”. [12]
Aangever [slachtoffer 2] , ook werkzaam bij [supermarkt 2] te Utrecht, heeft verklaard dat hij op 13 mei 2021 een man met een winkelmandje volgeladen met blikjes Red Bull in de winkel zag. Toen hij buiten kwam, zag hij zijn collega [slachtoffer 1] de man vasthouden. Tijdens het vasthouden van de man door hem en zijn collega hoorde hij de man roepen: "Laat me los, laat me los. Ik heb een mes steek je neer. Je krijgt nog echt problemen met je, wacht maar af. Ik krijg je nog te pakken". [13]
Tijdens de aanhouding door de verbalisanten bleek de man verdachte te zijn. Tijdens het inboeken van verdachte troffen de verbalisanten een aardappelschilmesje in zijn tas aan, die hij op dat moment bij zich droeg. [14]
Uit het aangifteformulier volgt dat er op 13 mei 2021 te Utrecht zes 6-packs red bull, twee 8-packs red bull en één red bull zijn weggenomen, welke goederen toebehoorden aan [supermarkt 2] . [15] Verdachte heeft verklaard dat hij in de winkel een winkelmandje heeft gevuld met Red Bull. Toen liep hij weer via de ingang naar buiten. Daarna werd hij vastgehouden. [16]
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld heeft gepleegd. De verklaringen van beide aangevers ondersteunen elkaar, terwijl bij verdachte daadwerkelijk een mes is aangetroffen. Dat de getuige [getuige 1] niet heeft gehoord dat verdachte iets heeft geroepen over een mes, doet niet af aan de verklaringen van beide aangevers. De getuige heeft ook niet gehoord wat verdachte volgens zijn eigen verklaring gezegd zou hebben, namelijk dat hij zichzelf ging steken.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 mei 2021, genummerd PL0900-2021148127-11, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 37 tot en met 43;
  • een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, van [supermarkt 2] te Utrecht van 10 mei 2021, houdende een verklaring van aangever, doorgenummerde pagina’s 11 tot en met 14.
16-131183-21
Bewijsmiddelen [17]
Uit het aangifteformulier volgt dat op 18 mei 2021 14 stuks vier-packs Red Bull, 26 blikjes Red Bull en 3 six-packs Red Bull zijn weggenomen bij de Albert Heijn te Utrecht. Aangever [aangever] , werkzaam bij de Albert Heijn, zag dat de persoon die zijn groene Plus-tas had gevuld met Red Bull enkel een blikje sinas bij de zelfscankassa afrekende en de winkel verliet. Hij heeft de persoon vastgehouden tot de politie kwam. [18]
Uit de camerabeelden volgt dat verdachte een groot pak met blikjes in zijn Plus-tas stopt. Verdachte bleef doorgaan met het vullen van zijn tas en het mandje van de Albert Heijn. [19] Verbalisant zag dat verdachte bij de zelfscankassa nog meer goederen in zijn Plus-tas stopte. Niet werd gezien door de verbalisant dat deze goederen langs de scankassa werden gehaald. [20]
Verdachte heeft verklaard dat hij voorbij de poortjes bij de Albert Heijn is aangehouden, dat hij drinken ging kopen, dat hij een deel heeft afgerekend en een deel kennelijk niet. [21]
16-146310-21
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 4 juni 2021, genummerd PL0900-2021172739-8, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 64 tot en met 67;
  • een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, van Jumbo supermarkten te Utrecht van 3 juni 2021, met de daarbij behorende bijlage, houdende een verklaring van aangever, doorgenummerde pagina’s 4 tot en met 8.
16-231884-21
Bewijsmiddelen [22]
Aangever, [benadeelde 3] , heeft verklaard dat hij op 29 augustus 2021 te Utrecht omstreeks 07.30 uur gerinkel hoorde van bierflesjes in een bierkrat. Hij zag op het fietspad voor de woning een jongen vlakbij drie kratten bier, waarvan twee kratten Heineken en een krat Hertog Jan. Aangever verklaart dat dit precies de kratten met lege flesjes waren die hij voor zijn deur op de galerij had staan. [23] Hij zag later dat er geen kratjes meer op de galerij voor zijn deur stonden. Aangever heeft de jongen buiten vastgepakt. [24]
Getuige [getuige 2] zag op 29 augustus 2021 een jongen met een krat Hertog Jan op de Jutfaseweg lopen. Enkele minuten later hoorde hij zijn buurman (
de rechtbank begrijpt: aangever) roepen. Buiten aangekomen zag de getuige de drie kratten bier staan die eerder bij hem en zijn buren op de galerij stonden. De getuige verklaarde dat de jongen die bij aangever stond dezelfde persoon was als die hij eerder met het Hertog Jan krat had zien lopen. [25]
Verbalisanten kwamen ter plaatse en zagen twee kratjes bier van het merk Heineken op het fietspad liggen en een kratje met lege bierflesjes om de hoek in een steeg staan. [26] De door aangever vastgepakte jongen bleek verdachte te zijn. [27]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever en de verklaring van de getuige elkaar niet tegenspreken. Uit die verklaringen blijkt dat aangever de getuige geroepen heeft. Daaruit leidt de rechtbank af dat aangever en de getuige verdachte niet op exact hetzelfde moment hebben gezien, hetgeen verklaart waarom aangever en de getuige niet precies hetzelfde hebben gezien. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
16-250621-21, primair
Bewijsmiddelen [28]
Aangeefster heeft verklaard dat op 17 september 2021 een man in de shop van het tankstation de Esso te Utrecht kwam. Zij herkende de man van een eerdere gepleegde diefstal. De man liep naar de Red Bull blikjes. De man had een blauw plastic tasje van de Albert Heijn vast. De man deed zes vier-packs met Red Bull blikjes in zijn tas. De man liep niet naar de kassa, die direct naast het schap met Red Bull blikjes is gesitueerd. Zij zag dat hij in de richting van de schuifdeuren naar buiten liep. Daarop blokkeerde aangeefster de deuren van de uitgang. Zij zag dat de man een trap tegen de deuren gaf. Zij sprak de man aan dat hij moest betalen en heeft de politie gebeld. [29]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 17 september 2021 bij de Esso zes of zeven vier-packs Red Bull pakte en in zijn tas deed. [30]
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte met een zeer volle/gevulde Albert Heijntas richting de uitgang loopt en probeert de schuifdeur te openen met zijn handen maar dat dit niet lukt. [31]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank volgt de verklaringen van verdachte niet dat hij toestemming zou hebben gekregen van aangeefster om de Red Bull in zijn tas te stoppen en dat hij de Red Bull niet wilde stelen, nu deze verklaringen worden weerlegd door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen.
Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooide diefstal. Verdachte heeft de Red Bull in zijn tas gestopt, waarmee hij de goederen aan het zicht van de winkel heeft onttrokken en zichzelf beschikkingsmacht over de blikjes heeft bezorgd. Verdachte was bovendien op weg naar de uitgang en uit het dossier blijkt niet dat verdachte de intentie had de Red Bull af te rekenen.
16-268302-21
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 5 oktober 2021, genummerd PL0900-2021317845-6 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 17 tot en met 19;
  • een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, van Albert Heijn 1311 te Utrecht van 5 oktober 2021, houdende een verklaring van aangever en een verklaring van getuige, doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 6;
  • een geschrift, te weten een winkelontzegging van Albert Heijn [adres] te [plaats] aan verdachte van 18 mei 2021, doorgenummerde pagina 9.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-149855-21
1
op 7 juni 2021 te Utrecht pakken sigaretten, die aan [supermarkt 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 3 november 2021 te Utrecht 4x een 8-pack Red Bull en 4x een 6-pack Red Bull, die aan Jumbo toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-086500-21
op 28 maart 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull, die toebehoorde aan Jumbo heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-101967-21
op 14 april 2021 te Utrecht meerdere kratten en flesjes bier, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-127234-21
1
op 13 mei 2021 te Utrecht packs Red Bull, die aan [supermarkt 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Loslaten, laat los, ik steek je neer, steek je neer, ik heb een mes, ik krijg jullie nog wel, ik pak jullie";
2
op 10 mei 2021 te Utrecht packs Red Bull, die aan de [supermarkt 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-131183-21
op 18 mei 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull (100 blikjes), die aan Albert Heijn toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-146310-21
op 3 juni 2021 te Utrecht een hoeveelheid Redbull, die aan Jumbo Supermarkt toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-231884-21
op 29 augustus 2021 te Utrecht drie bierkratten met lege bierflesjes, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-250621-21, primair:
op 17 september 2021 te Utrecht meerdere blikjes energy drink, die aan Esso toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-268302-21
op 5 oktober 2021 te [plaats] in het besloten lokaal op de [adres] bij de Albert Heijn in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 18 mei 2021 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twee jaren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-149855-21:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
16-149855-21 feit 2, 16-101967-21, 16-086500-21, 16-131183-21, 16-146310-21, 16-231884-21, 16-250621-21 primair en 16-127234-21 feit 2:
telkens: diefstal;
16-127234-21, feit 2:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
16-268302-21:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, zou moeten worden opgelegd. Daarbij zouden bijzondere voorwaarden moeten worden gesteld die erop zijn gericht verdachte te helpen om van zijn verslavingsproblemen af te komen. Verder heeft de verdediging betoogd dat een op te leggen straf verminderd moet worden, omdat verdachte in de zaak 16-149855-21 onnodig hardhandig met hulp van een politiehond is aangehouden en in de zaak 16-127234-21 ook sprake was van een zeer hardhandige, buitenproportionele aanhouding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan een veelheid aan feiten, waarvan het merendeel vermogensdelicten betreft. Verdachte heeft daarbij ook eenmaal gedreigd met het gebruiken van geweld. Uit het handelen van verdachte blijkt dat hij keer op keer opnieuw de keuze heeft gemaakt om de eigendommen van anderen niet te respecteren. Verdachte heeft enkel gehandeld vanuit zijn eigen belang. Dit soort gedrag veroorzaakt naast financiële schade ook veel overlast en gevoelens van angst en onveiligheid bij de betrokken winkeliers en andere slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 28 december 2021. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse reclasseringsrapportages over verdachte. Ter zitting is als deskundige de heer Anbeek, reclasseringsmedewerker, gehoord. Uit zijn verklaring blijkt dat er veel zorgen zijn om verdachte. Verdachte kampt met forse verslavingsproblematiek en is in dat kader het afgelopen jaar drie keer opgenomen geweest in een kliniek. Alle drie behandelingen zijn door verdachte vroegtijdig afgebroken en hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Zo was verdachte sinds 6 december 2021 opgenomen in de FPA te [plaats] , maar is daar op 24 januari 2022 vertrokken en sindsdien ongeoorloofd afwezig. De reclassering is van mening dat verdachte een langdurige klinische verslavingsbehandeling nodig heeft. De heer Anbeek heeft de rechtbank uitgelegd dat de reclassering op dit moment geen mogelijkheden meer ziet om de risico’s op korte termijn met voorwaarden en het toezicht te beperken. De reclassering adviseert de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Ad informandum-feiten
De rechtbank neemt in aanmerking de twee zaken die ter kennisneming zijn gevoegd. Deze zaken zijn bekend onder 1 van parketnummer 16-101967-21 en onder 2 van parketnummer 16-086500-21. Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal plaatsvinden.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat verdachte en de samenleving gebaat lijken te zijn bij hulp om van zijn verslaving af te komen, maar dat verdachte in korte tijd de drie aan hem geboden kansen zelf vroegtijdig heeft afgebroken. Net als de officier van justitie leidt de rechtbank hieruit af dat verdachte op dit moment onvoldoende gemotiveerd of niet bij machte is om te werken aan zijn verslavingsproblematiek, ondanks dat hij bij de politie en de rechter-commissaris heeft gezegd juist wel gemotiveerd zijn. De rechtbank weegt in dat oordeel mee dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om zijn situatie en motivatie toe te lichten. De rechtbank heeft aldus de bereidheid van verdachte tot medewerking aan hulp niet kunnen toetsen. Gezien de houding van verdachte en de toelichting van de reclassering acht de rechtbank op dit moment een hulpverleningstraject in een strafrechtelijk kader niet haalbaar. Nu ook de aan verdachte geboden kansen er niet toe hebben geleid dat verdachte is gestopt met het plegen van strafbare feiten, ziet de rechtbank daarom geen reden om over te gaan tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er geen sprake is geweest van onrechtmatige aanhoudingen in de zaken met parketnummers 16-127234-21 en 16-149855-21. In beide gevallen probeerde verdachte na de diefstal respectievelijk inbraak te vluchten. In de zaak met parketnummer 16-127234-21 is hij daarop door aangever van zijn fiets getrokken, vastgepakt en vastgehouden. Verdachte heeft verklaard dat hij bij de aanhouding geen lucht kreeg en na afloop pijn en verwondingen aan rug, pols en duim had. Dat verdachte geen lucht kreeg, wordt niet ondersteund door de verklaringen van aangever en de andere getuigen. De rechtbank neemt wel aan dat verdachte na afloop van de aanhouding pijn had en lichte verwondingen, maar acht het toegepaste geweld niet buiten proportioneel nu verdachte probeerde te vluchten en daarbij ook heeft gedreigd met een mes te steken. Ook de inzet van de politiehond voor de aanhouding van verdachte in de zaak met parketnummer 16-127234-21 was proportioneel gezien het feit dat verdachte, nadat hij uit het raam was gekropen waar verbalisant met zijn hond stond, wegrende. De rechtbank ziet daarom geen reden in het kader van de strafmaat rekening te houden met de wijze waarop deze aanhoudingen zijn verricht.
De rechtbank is op basis van al het voorgaande van oordeel dat de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest. Dit betekent dat de rechtbank ook zal beslissen om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 683,05. Dit bedrag bestaat uit € 83,05 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16-127234-21 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak van de bedreiging met geweld. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering fors dient te worden gematigd. De psychische schade is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 83,05 aan materiële schade. Uit de onderbouwing bij de vordering blijkt dat benadeelde door de diefstal met bedreiging enkele dagen niet heeft kunnen werken. Daardoor heeft hij uren loon gemist. Uit de verklaring van de werkgever blijkt dat dit gaat om een bedrag van € 83,05. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en de besproken onderbouwing is komen vast te staan dat benadeelde materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom toewijzen. De rechtbank bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak heeft op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde partij dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde volgt dat er sprake is van een aantasting in zijn persoon op andere wijze. Verdachte heeft hem immers gedreigd een mes te pakken en hem daarmee te steken. Hierdoor is op intimiderende wijze een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van benadeelde. Uit de slachtofferverklaring volgt dat benadeelde bang en angstig is geweest in de periode kort na het bewezenverklaarde. De aard en ernst van deze normschending brengt met zich mee dat nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat ook zonder verdere onderbouwing sprake is van aantasting in de persoon. [32]
Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 300,00 redelijk en billijk en zal de vordering voor dat gedeelte toewijzen. De rechtbank bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 383,05, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 138, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16-149855-21, 16-086500-21, 16-101967-21, 16-127234-21, 16-131183-21, 16-146310-21, 16-231884-21, 16-250621-21 primair en 16-268302-21 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, bestaande uit € 83,05 materiële schade en € 300,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 383,05 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-101967-21
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Utrecht meerdere kratten en/of flesjes bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten
1
Plaats Utrecht, gemeente Utrecht
Datum en tijd 26 februari 2021
Omschrijving feit Verduistering
16-086500-21
hij op of omstreeks 28 maart 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten
2
Plaats Utrecht, gemeente Utrecht
Datum en tijd 28 maart 2021
Omschrijving feit Diefstal
16-127234-21
1
hij op of omstreeks 13 mei 2021 te Utrecht een of meer packs Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Loslaten, laat los, ik steek je neer, steek je neer, ik heb een mes, ik krijg jullie nog wel, ik pak jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 10 mei 2021 te Utrecht een of meer packs Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [supermarkt 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16-131183-21
hij op of omstreeks 18 mei 2021 te Utrecht een hoeveelheid Red Bull (100 blikjes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16-146310-21
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Utrecht een hoeveelheid Redbull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo Supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16-231884-21
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Utrecht (drie) bierkratten met (lege) bierflesjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16-250621-21
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, één of meerdere blikjes energy drink, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Esso, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meerdere blikjes energy drink, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Esso, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
-het pand van die Esso is binnen gegaan;
-één of meerdere blikjes energy drink heeft gepakt,
-die blikjes in een tas heeft gedaan,
-met die gevulde tas richting de deur is gelopen en/of
-tegen de deur heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-268302-21
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te [plaats] in het besloten lokaal op de [adres] bij de Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 18 mei 2021 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twee jaren;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-149855-21
1
hij op of omstreeks 7 juni 2021 te Utrecht pakken sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Utrecht 4x een 8-pack Red Bull en/of 4x een 6-pack Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 april 2021, genummerd PL0900-2021114773, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 14 april 2021, pagina 21.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 14 april 2021, pagina 22.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 26.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 36.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021, pagina 26.
7.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 april 2021, pagina 49.
8.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 april 2021, pagina 48.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 14 april 2021, pagina 35.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2021, genummerd PL0900-2021148878, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 45. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is zakelijk weergegeven.
11.Een proces-verbaal van aangifte van 14 mei 2021, pagina 4.
12.Een proces-verbaal van aangifte van 14 mei 2021, pagina 5.
13.Een proces-verbaal van verhoor van aangever van 14 mei 2021, pagina 15.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2021, pagina 19.
15.Een geschrift, te weten een landelijk aangifteformulier van 13 mei 2021, pagina’s 7 tot en met 10.
16.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 mei 2021, pagina 39.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 mei 2021, genummerd PL0900-2021153689, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 30. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is zakelijk weergegeven.
18.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, pagina’s 3 tot en met 5;
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 12 en 13.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
21.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 19 mei 2021, pagina 27.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 augustus 2021, genummerd PL0900-2021275536, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is zakelijk weergegeven.
23.Een proces-verbaal van aangifte van 29 augustus 2021, eerste pagina.
24.Een proces-verbaal van aangifte van 29 augustus 2021, tweede pagina.
25.Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 augustus 2021.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2021, eerste pagina.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2021, tweede pagina.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, met uitzondering van het proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2021, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 september 2021, genummerd PL0900-2021296897, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 23. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is zakelijk weergegeven.
29.Een proces-verbaal van aangifte van 17 september 2021, pagina 5.
30.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 september 2021, pagina 16.
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2021, nummer 2021296897.
32.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5, en HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2012.