ECLI:NL:RBMNE:2022:6150

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/260150-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne

Op 14 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en het aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 26 september 2021, toen de verdachte werd aangehouden in Nieuwegein. Tijdens de aanhouding werd een hoeveelheid cocaïne en heroïne aangetroffen. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van twee strafbare feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en het dealen in deze middelen in de periode van 16 juli 2021 tot en met 26 september 2021. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en NFI-rapporten, en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag, waarbij de drugs en de Nokia-telefoon zijn onttrokken aan het verkeer en een geldbedrag is verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/260150-21, 16/026358-19 (vord. tul) en 16/043332-20 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op de openbare terechtzittingen van 10 januari 2022 en 28 februari 2022. Op laatstgenoemde datum is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. G. Alagahgi en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een tweetal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
feit 1op 26 september 2021 in Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 12,02 cocaïne en 3,29 gram heroïne;
feit 2in de periode van 16 juli 2021 tot en met 26 september 2021 in Nieuwegein / elders in Nederland heeft gedeald in cocaïne en heroïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair vrijspraak van het ten laste gelegde. Gelet op het gevoerde formele verweer is er onvoldoende bewijs om tot enige bewezenverklaring te komen volgens de raadsman. Subsidiair refereert de raadsman zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en bepleit hij een partiële vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde voor de periode van 16 juli 2021 tot en met 27 augustus 2021.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsuitsluiting?
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat er tijdens de fouillering op grond van de Opiumwet van verdachte geen ernstige bezwaren tegen hem bestonden.
Verdachte is staande gehouden op grond van de Wegenverkeerswet en op die grond om zijn rijbewijs gevraagd. Korte tijd later is verdachte gevraagd om uitlevering van verdovende middelen en om controle van zijn tasje, terwijl uit het proces-verbaal niet eenduidig volgt dat op dat moment een verdenking bestond voor overtreding van de Opiumwet en op welke feiten en omstandigheden de verbalisanten een dergelijke verdenking zouden hebben gebaseerd. Op dat moment was namelijk uitsluitend sprake was van een staande houding op grond van de Wegenverkeerswet, aldus de raadsman. De vordering tot uitlevering van verdovende middelen en de daarop volgende fouillering van verdachte op basis van de Opiumwet zijn daarom onrechtmatig, zodat het daardoor verkregen bewijs, maar ook het bewijs dat daar vervolgens uit is voortgevloeid, moeten worden uitgesloten. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Nadat verdachte zijn rijbewijs had afgegeven, hebben de verbalisanten verdachte in het politiesysteem nagekeken en zij constateerden dat verdachte op 15 december 2020 was aangehouden voor handel in verdovende middelen, dat verdachte als top-X’er stond gelabeld en dat het voertuig waarin verdachte reed meerdere aandachtsvestigingen met betrekking tot handel in drugs had. De rechtbank heeft geen reden om aan deze constateringen opgenomen in een ambtsedig proces-verbaal te twijfelen, ondanks dat deze omstandigheden in het dossier niet met onderliggende stukken zijn onderbouwd. Vervolgens hebben de verbalisanten met toestemming van verdachte in zijn nektasje gekeken en de auto doorzocht. Ze vonden in het nektasje van verdachte een Nokia telefoon en relateren daarover dat hen ambtshalve bekend is dat dit soort Nokia-telefoons gebruikt worden als dealertelefoon. Daarna zagen de verbalisanten een onnatuurlijke bobbel in de broek van verdachte. Verbalisanten hebben verdachte daarop aangegeven dat zij het vermoeden hadden dat hij drugs verstopte in zijn broek. Verdachte begon zich vervolgens recalcitrant te gedragen en wilde hij met zijn handen naar zijn broekzakken en kruis grijpen, terwijl de verbalisanten verdachte zijn handen al op de auto hadden laten plaatsen.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden zijn verbalisanten overgegaan tot het fouilleren van verdachte op grond van de Opiumwet. De rechtbank acht bovengenoemde omstandigheden voldoende voor het aannemen van ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet. Daar komt nog bij dat verdachte, eenmaal in de politieauto, zelf de verdovende middelen uit zijn broek heeft laten vallen, waarna het voorhanden hebben van drugs pas is geconstateerd.
Het voorgaande betekent dat de fouillering van verdachte rechtmatig was en er geen aanleiding bestaat om tot bewijsuitsluiting over te gaan.
Partiële vrijspraak van feit 2
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet concluderen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft gedeald in cocaïne. Uit het dossier volgt dat er meerdere dealers onder de naam ‘ [bijnaam] ’ gebruik maakten van het telefoonnummer dat hoort bij de bij verdachte aangetroffen telefoon. Getuige [getuige] heeft verklaard dat er meerdere [bijnaam] onder dit nummer werkzaam waren. Verdachte zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon ophaalde en weer inleverde wanneer zijn ‘dienst’ erop zat. Dat de dealertelefoon gedurende een langere periode actief is geweest kan de rechtbank vaststellen op basis van de telefoongegevens en de getuigenverklaring van mevrouw [getuige] , maar de rechtbank kan op basis van deze gegevens niet vaststellen dat het verdachte is geweest die vanaf 16 juli 2021 al gebruik maakte van deze telefoon. Hoewel getuige [getuige] daarover verklaart, ontbeert de door haar genoemde periode verankering op dit punt. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de periode van 16 juli 2021 tot en met 27 augustus 2021.
Het bewijs feiten 1 en 2
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2021 blijkt het volgende [2] :
Wij reden op 26 september 2021 omstreeks 00.30 uur in een opvallend voertuig in Nieuwegein. Wij zagen grijze Fiat Punto. Wij zagen dat de bestuurder van het
voertuig een mannelijk persoon betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb hierna het genoemde kenteken gecontroleerd in het politiesysteem. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de tenaamgestelde een vrouw betrof. Hierna hebben wij het voertuig een stopteken gegeven op basis van de wegenverkeerswet. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb hierna het rijbewijs van de bestuurder ter inzage gevorderd. Ik kreeg hierna een rijbewijs van de bestuurder. Ik zag dat de bestuurder de volgende persoon betrof: Voornaam: [verdachte] ; Achternaam: [verdachte] .
Ik heb hierna het voertuig van het [verdachte] doorzocht. Ook mocht ik van [verdachte] in zijn nektasje kijken. Ik zag in het nektasje een zwarte Nokia telefoon zitten. Mij, verbalisant [verbalisant 2] , is ambtshalve bekend dat dit type Nokia vaak worden gebruikt door drugdealers.
Ik zag dat [verdachte] uit zijn broek met de transportboeien om twee zakjes uit zijn broek haalde. Hij haalde dit aan de voorzijde uit zijn broek. Ik zag dat hij de zakjes in zijn handen had. Ik zag dat collega [verbalisant 3] hierna de deur aan de zijde van [verdachte] open maakte. Hierna liet hij de zakjes vallen. Ik verbalisant [verbalisant 1] , heb hierna de gevallen zakjes opgepakt. Wij, verbalisanten, zagen dat een zakje een gripzakje betrof en het andere zakje een boterhamzakje. Wij zagen direct dat er vermoedelijk verdovende middelen in beide
zakjes zaten. Wij zagen namelijk dat er in het boterhamzakje ponypacks zaten.
Wij hebben hierna de beide zakken leeg gehaald om te kijken wat er precies in de zakken zaten. Wij zagen hierna het volgende;
21x kleine bolletjes met wit poeder;
2x kleine bolletjes in blauw papier verpakt;
9x een ponypack;
10x bolletjes met vermoedelijk hasj;
4x bollen met wit poeder;
9x kleine bolletjes met bruin poeder.
Wij hebben hierna de vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 februari 2022 blijkt het volgende [3] :
Het klopt dat ik in cocaïne en heroïne heb gedeald in de periode van eind augustus tot en met mijn aanhouding. Ik had openstaande boetes en wilde geld verdienen. Rond 25 augustus heb ik wat boetes betaald, maar ik kreeg er nog wat binnen die ik moest betalen. Om geld te verdienen ben ik een paar dagen later akkoord gegaan en gaan dealen. Ik kreeg een telefoon en wat drugs. Ik dealde ongeveer drie dagen per week. Na een dag dealen moest ik de telefoon en de drugs weer teruggeven. De Nokia die bij mij is aangetroffen tijdens mijn aanhouding, is de dealertelefoon. De telefoon werd door meerdere dealers gebruikt. De drugs die bij mij zijn aangetroffen waren ook bedoeld om te verkopen. Het geld dat bij mij in beslag is genomen en op de beslaglijst staat, heb ik verdiend met de verkoop van drugs.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2021 blijkt het volgende [4]
Ik bekeek de historische verkeersgegevens van de zwarte Nokia telefoon welke was aangetroffen bij de verdachte [verdachte] .
Geregistreerd contact, telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
Bekend bij politie als: harddruggebruiker (gevalideerd)
Ik zag in de historische belgegevens dat er tussen de telefoon verdachte en de telefoon van betrokken [betrokkene] tussen 17 juli 2021 en 25 september 2021 115 keer contact geweest. Dit contact verliep via SMS en telefonie en betreft zowel ingaande als uitgaande gesprekken.
Geregistreerd contact, telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
Bij de politie bekend als: harddruggebruiker
Ik zag in de historische belgegeven dat er tussen 18 juli en 24 september 2021 23 keer contact is geweest. Dit contact verliep via SMS.
Geregistreerd contact, telefoon: [telefoonnummer 3]
Registraties in het politiesysteem met betrekking tot gebruik harddrugs. Tussen 16 juli en 25 september 2021 is er tussen telefoonbetrokkenen en verdacht 306 keer contact. Dit gaat per SMS en telefoongesprek. Het is te zien dat er dagelijks contact is.
Geregistreerd contact, telefoon: [telefoonnummer 4]
Bij de politie bekend als harddruggebruiker
tussen 18 juli 2021 en 24 september 2021 is er tussen verdachte en betrokkenen 33 keer contact geweest per SMS.
Geregistreerd contact, telefoon [telefoonnummer 5]
Bij de politie bekend als harddruggebruiker
In het jaar 2020 een MMA melding binnen gekomen over dealen.
Is tussen de telefoon van betrokkenen en de verdachte tussen 23 augustus en 24 september 2021 17 keer contact geweest via SMS.
Geregistreerd contact, telefoon [telefoonnummer 6]
Bij de politie bekend als harddruggebruiker
Is tussen de telefoon van betrokkenen en de verdachte tussen 18 juli en 25 september 2021 162 x contact geweest via SMS en telefoongesprek.
Geregistreerd contact, telefoon [telefoonnummer 7]
Bij de politie bekend als harddruggebruiker
Is tussen de telefoon van betrokkenen en de verdachte tussen 15 augustus en 24 september 2021 20 x contact geweest via SMS en telefoongesprek.
Geregistreerd contact, telefoon [telefoonnummer 8]
Bij de politie bekend als drugs gebruiker
Is tussen de telefoon van betrokkenen en de verdachte tussen 18 juli en 24 september 2021 36 x contact geweest via SMS en telefoongesprek.
Geregistreerd contact, telefoon [telefoonnummer 9]
Bij de politie bekend als harddruggebruiker.
Is tussen de telefoon van betrokkenen en de verdachte tussen 16 juli en 25 september 2021 47 x contact geweest via SMS en telefoongesprek.
Uit het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 27 september 2021 blijkt het volgende [5] :
9
wikkels met wit poeder
SIN: AAPH2247NL
Relatie met SIN: AAPH2003NL
2,98 gram
Indicatieve test: positief voor cocaïne.
4 bolletjes met wit poeder
SIN: AAPH2249NL
Relatie met SIN: AAPH2002NL
3,89 gram
Indicatieve test: positief voor cocaïne
2 bolletjes met wit poeder (in blauw plastic)
SIN: AAPH2246NL
Relatie met SIN: AAPD2978NL
0,96 gram
Indicatieve test: positief voor cocaïne
21 bolletjes met wit poeder
SIN: AAPD2977NL
Relatie met SIN: AAPH2250NL
4,19 gram
Indicatieve test: positief voor cocaïne
9 bolletjes met bruin poeder
SIN: AAPH2248NL
Relatie met SIN: AAPH2001NL
3,29 gram
Indicatieve test: positief voor heroïne
Uit de NFI-rapporten van 27 september 2021 blijkt het volgende [6] :SIN: AAPH2003NL (uit 2,98 gram wit poeder) = bevat cocaïne
SIN: AAPH2002NL (uit 3,89 gram wit poeder) = bevat cocaïne
SIN: AAPD2978NL (uit 0,96 gram wit poeder) = bevat cocaïne
SIN: AAPD2977NL (uit 4,19 gram wit poeder) = bevat cocaïne
SIN: AAPH2001NL (uit 3,29 gram bruin poeder) = bevat heroïne
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 26 september 2021 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 2,98 gram en 3,89 gram en 0,96 gram en 4,19 gram cocaïne en ongeveer 3,29 gram heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I ;
2
in de periode van 28 augustus 2021 tot en met 26 september 2021 te Nieuwegein, en elders in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De officier van justitie houdt hierbij rekening met de ernst van de feiten en de OM-richtlijnen
en LOVS-oriëntatiepunten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen op, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 39 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Bewezen is verklaard dat verdachte zich gedurende een periode van ongeveer een maand bezig gehouden heeft met de handel in cocaïne en heroïne. Verdachte heeft daarnaast harddrugs aanwezig gehad, waarvan hij ter zitting heeft verklaard dat die drugs bestemd was voor de handel.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten een bijdrage geleverd aan de instandhouding van drugshandel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank kijkt voor de strafmaat naar de oriëntatiepunten die zijn opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het uitgangspunt voor dealen van harddrugs gedurende minder dan een maand is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en bij een dealperiode van één tot drie maanden een gevangenisstraf van 6 maanden. De bewezenverklaarde periode ligt op de grens van deze oriëntatiepunten, zodat voor het dealen alleen al geen aanleiding is tot een lagere gevangenisstraf te komen dan 3 maanden. Het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van de hoeveelheid harddrugs die bij verdachte is aangetroffen is een taakstraf voor de duur van 80 uur.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 6 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor Opiumdelicten. Wel gaat het telkens om feiten gepleegd met een financieel motief. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in twee proeftijden liep ten tijde van het plegen van de onderliggende feiten. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 januari 2022, waarin wordt geadviseerd verdachte een straf met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, begeleid wonen, ambulante behandeling en inzet voor dagbesteding en opening van zaken geven over alle leefgebieden.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de voorlopige hechtenis in deze zaak in combinatie met de jeugddetentie die verdachte ondergaat in het kader van een eerdere, voorwaardelijke veroordeling, niet wenselijk is. De rechtbank houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat verdachte op korte termijn een begeleid woonplek heeft bij Exodus en de reclassering voldoende mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden in een voorwaardelijk kader. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen opleggen, maar bepalen dat het onvoorwaardelijke deel daarvan gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het geld verbeurd wordt verklaard en dat de drugs en de Nokia telefoon worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan verkeer
De rechtbank onttrekt aan het verkeer:
o de cocaïne (Omschrijving: G2882448);
o de heroïne (Omschrijving: G2882450);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882453);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882454);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882455);
o 10 wikkels met een bruine substantie (Omschrijving: G2882452).
Deze verdovende middelen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot de cocaïne en de heroïne zijn bovendien de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank verklaart verbeurd:
o het geld, € 350,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882432);
o het geld, € 200,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882433);
o het geld € 180,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882434);
o het geld, € 35,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882435);
o het geld, € 4,45 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882436);
o de telefoon (Omschrijving: G2882444, Zwart, merk: Nokia).
Met behulp van de telefoon is het onder feit 2 bewezenverklaarde feit begaan en het geld is daarmee verdiend.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat van de vordering met parketnummer 16/026358-19 de proeftijd wordt verlengd met een jaar en de voorwaarden zo worden gewijzigd dat het toezicht door de jeugdreclassering wordt overgenomen door Reclassering Nederland. De officier van justitie vordert dat de vordering met parketnummer 16/043332-20 wordt toegewezen, beperkt tot 30 dagen jeugddetentie. Zij heeft geen bezwaar tegen omzetting van de jeugddetentie in een taakstraf. Voor het overige vordert de officier van justitie verlenging van de proeftijd met 1 jaar.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om de vordering met parketnummer 16/043332-20 indien deze deels wordt toegewezen om te zetten naar een taakstraf. De raadsman verzoekt de rechtbank verder om de vordering met parketnummer 16/026358-19 af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
16/026358-19
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 26 juli 2019 is aan verdachte onder meer jeugddetentie voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk opgelegd. Daarvan is reeds een gedeelte van 100 dagen ten uitvoer gelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde straf, bestaande uit 50 dagen jeugddetentie, alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank zal in plaats daarvan een taakstraf gelasten. De rechtbank zal deze jeugddetentie omzetten in een taakstraf voor de duur van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
16/043332-20
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 18 juni 2021 is aan verdachte onder meer jeugddetentie voor de duur van 60 dagen voorwaardelijk opgelegd.
De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen.
De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarden wijzigen in die zin dat het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zal worden gewijzigd naar toezicht en begeleiding door Reclassering Nederland.
Door deze beslissingen hoeft verdachte niet terug naar de gevangenis voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen, heeft hij dagbesteding en kan hij zijn leven een positieve wending geven, terwijl er nog wel een voorwaardelijke straf boven zijn hoofd blijft hangen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als algemene voorwaarden geldt dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden geldt dat veroordeelde:
o meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland locatie Utrecht, op het adres Zwarte Woud 2. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o indien geïndiceerd door de toezichthouder, veroordeelde verblijft bij Stichting Exodus, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra beschikbaar, waarbij het de bedoeling is dat het verblijf aanvangt direct aansluitend op de jeugddetentie die veroordeelde ondergaat in de zaak met parketnummer 16/026358-19. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal gericht zijn op de cognitieve vaardigheden van veroordeelde en terugvalpreventie. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o zich inzet voor het verkrijgen/behouden van zinvolle dagbesteding (al dan niet een opleiding) en een stabiele financiële situatie. Hij geeft de reclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan hulp door derden.
o opening van zaken geeft aan de reclassering over alle leefgebieden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer:
o de cocaïne (Omschrijving: G2882448);
o de heroïne (Omschrijving: G2882450);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882453);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882454);
o de cocaïne (Omschrijving: G2882455);
o 10 wikkels met een bruine substantie (Omschrijving: G2882452);
- verklaart verbeurd:
o het geld, € 350,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882432);
o het geld, € 200,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882433);
o het geld € 180,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882434);
o het geld, € 35,00 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882435);
o het geld, € 4,45 (Omschrijving: IBG 26-09-2021, G2882436);
o de telefoon (Omschrijving: G2882444, Zwart, merk: Nokia);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/026358-19
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 26 juli 2019 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
  • gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/043332-20
  • verlengt de bij vonnis van 18 juni 2021 door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht aan de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie verbonden proeftijd met één jaar;
  • wijzigt de bijzondere voorwaarden, opgelegd bij voormeld vonnis van 18 december 2020, in die zin dat deze na wijziging komen te luiden dat veroordeelde:
 zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding meldt bij Reclassering Nederland locatie Utrecht, op het adres Zwarte Woud 2, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van die instelling;
 mee zal werken aan het verkrijgen en behouden van een zinnige dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of werk en vrijetijdsbesteding;
 gedurende de proeftijd op geen enkele wijze — direct of indirect — contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003. De controle op dit contactverbod zal door de politie uitgevoerd worden;
o waarbij Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. A.A.T. Werner en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2022.
Mr. Konings is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 2,98 gram en/of 3,89 gram en/of 0,96 gram en/of 4,19 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 3,29 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2021 tot en met 26 september 2021 te Nieuwegein, en/of elders in Nederland opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, hoeveelheden cocaïne en/of heroïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 september 2021, genummerd PL0900-2021307434, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 224. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5-8.
3.De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 28 februari 2022.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 145-149.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 47-51.
6.NFI-rapporten, p. 138-142.