ECLI:NL:RBMNE:2022:6174

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16-079868-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, toepassing adolescentenstrafrecht en oplegging van deels voorwaardelijke jeugddetentie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die op 30 maart 2022 betrokken was bij een gewapende diefstal in een winkel in [vestigingsplaats]. De verdachte heeft tijdens de zitting op 6 december 2022 zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, wat leidde tot een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een glasscherf de medewerkers van de winkel heeft bedreigd en hen heeft gedwongen om de kluis te openen, waarbij hij een geldbedrag van €246,60 en een telefoon heeft gestolen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van diefstal met geweld en bedreiging met geweld vastgesteld, en heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgrond voor de gedragingen van de verdachte bestond.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en gedragsstoornissen, en heeft besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De officier van justitie had een jeugddetentie van 16 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een jeugddetentie van 11 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht en begeleiding bij een instelling voor begeleid wonen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] beoordeeld. De vordering van [slachtoffer 2] tot €15.000,- werd gedeeltelijk toegewezen tot €850,-, terwijl de vordering van [slachtoffer 5] tot €850,- volledig werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan de Staat, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-079868-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] (Iran),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfsplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 6 juli 2022, 13 september 2022 en 6 december 2022. Op 6 december 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn raadsvrouw mr. R. Shahbazi, advocaat in Den Haag, de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en de benadeelde partij [slachtoffer 5] , met haar ouders en een begeleidster van Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] van betrokkenheid bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
op 30 maart 2022 in [vestigingsplaats] in de winkel [bedrijf] met (bedreiging met) geweld €246,60 en een telefoon heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt.
Bewijsstukken
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 december 2022;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [B] namens [bedrijf] , opgemaakt door [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022089242-25 en gesloten op 31 maart 2022, p. 25-26;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022089242-2 en gesloten op 30 maart 2022, p. 52-53;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer 2022089242 en gesloten op 31 maart 2022, p. 71;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van het horen van getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door [verbalisant 5] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022089242-7 en gesloten op 30 maart 2022, p. 28;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van het horen van getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt door [verbalisant 6] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022089242-9 en gesloten op 30 maart 2022, p. 32;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van het horen van getuige [slachtoffer 3] , opgemaakt door [verbalisant 7] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022089242-20 en gesloten op 30 maart 2022, p. 42.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 30 maart 2022, te [vestigingsplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 246,60 euro en een telefoon, toebehorende aan [bedrijf] , gevestigd aan het [adres 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van de [bedrijf] , te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- met een jas over zijn hoofd voornoemde [bedrijf] binnen is gegaan en
- met versnelde pas naar medewerkers van de [bedrijf] , te weten die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gelopen en
- daarbij een glasscherf duidelijk zichtbaar heeft getoond en
- daarbij heeft geroepen: “Naar het magazijn, maak die deur open” en
- daarbij heeft geroepen dat die [slachtoffer 1] op moet schieten met het openen van de magazijndeur en
- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] het magazijn in heeft geduwd en
- die [slachtoffer 4] terwijl zij probeerde weg te rennen bij haar arm heeft vastgepakt en naar het kantoor waar zich de kluis bevindt heeft getrokken en
- daarbij tegen die [slachtoffer 4] heeft geroepen: “Doe de kluis open. Geef me de code”.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond, is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door [verdachte] gepleegde feit bestond. Het door [verdachte] gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [verdachte] gepleegde feit:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond, is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank begrijpt hieruit dat de officier van justitie toepassing van het adolescentenstrafrecht vordert. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie op te leggen met een kort voorwaardelijk deel, zodat uitvoering kan worden gegeven aan de bijzondere voorwaarden. Een proeftijd van twee jaren vindt de raadsvrouw passender dan de geëiste drie jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [verdachte] dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval. [verdachte] heeft daarbij winkelmedewerkers bedreigd met een glasscherf, hen geduwd en dreigend geroepen wat zij moesten doen. [verdachte] heeft hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor de spullen van anderen en voor de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft de slachtoffers erg bang gemaakt en uit hun verklaringen blijkt ook hoe intimiderend deze overval voor hen is geweest. Ook vergroten dit soort gewelddadige overvallen, al helemaal als deze op klaarlichte dag worden gepleegd, gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit alles heeft [verdachte] genegeerd, alleen omdat hij geld nodig had. De rechtbank vindt dit ernstig en rekent het [verdachte] aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 28 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een overval.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft het Pro Justitia rapport van de psychiater van 29 november 2022 gelezen. Hieruit blijkt dat [verdachte] een licht verstandelijke beperking, normoverschrijdend-gedragsstoornis, bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en schizotypische trekken en een ernstige stoornis in cannabisgebruik heeft. De combinatie van een normoverschrijdend-gedragsstoornis en een licht verstandelijke beperking hebben [verdachte] beperkt in het maken van weloverwogen keuzes. Het is onwaarschijnlijk dat dit niet heeft doorgewerkt bij het plegen van het ten laste gelegde feit. Daarom adviseert de psychiater de rechtbank om [verdachte] het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast adviseert de psychiater om het jeugdstrafrecht toe te passen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan [verdachte] op te leggen.
De rechtbank heeft ook het Pro Justitia rapport van de psycholoog van 28 november 2022 gelezen. Hieruit blijkt dat de vaardigheden van [verdachte] op licht verstandelijk beperkt tot moeilijk lerend niveau uitkomen. [verdachte] heeft een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis, een normoverschrijdend-gedragsstoornis beginnend in de adolescentie en een stoornis in cannabisgebruik. De stoornissen hebben hoogstwaarschijnlijk een rol gespeeld bij het plegen van het ten laste gelegde feit. Ook de psycholoog adviseert de rechtbank het ten laste gelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. Er zijn redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Een ambulante behandeling is niet genoeg, omdat [verdachte] een langer durend behandelcontact en toezicht nodig heeft om goed zicht te krijgen op zijn problemen. De psycholoog adviseert daarom forensische dagbehandeling of klinische behandeling. Begeleid wonen bij het Lage Land kan samengaan met forensische dagbehandeling bij De Waag. Een goede afstemming tussen de verschillende zorgaanbieders is belangrijk. De psycholoog adviseert om dat traject als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel vorm te geven.
De rechtbank heeft daarnaast het rapport van de reclassering van 2 december 2022 gelezen. De reclassering neemt de bevindingen uit bovenstaande Pro Justitia rapporten over. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat [verdachte] nauwelijks beschermende factoren in zijn leven heeft. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. De reclassering vindt toepassing van het jeugdstrafrecht passend, gelet op de beperkte handelingsvaardigheden van [verdachte] , de mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding en het feit dat de meest passende woonvorm (Lage Landen Zorg) uitsluitend beschikbaar is in het kader van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, verplichte dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontroles. Het toezicht op de voorwaarden kan door de volwassenreclassering worden uitgevoerd, omdat de aanpak gericht zal zijn op jongvolwassenen en toezicht vanuit de jeugdreclassering eerder is mislukt.
De rechtbank heeft ook de e-mail van 5 december 2022 van de reclassering gelezen, waaruit blijkt dat [verdachte] waarschijnlijk binnen een paar weken na de uitspraak kan worden geplaatst op een reguliere kamer bij Lage Landen Zorg. Als dit niet lukt, dan kan [verdachte] tijdelijk op een crisiskamer bij Lage Landen Zorg of bij het Leger des Heils geplaatst worden.
8.3.3
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte] was op het moment dat hij het feit pleegde 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een meerderjarige verdachte tot 23 jaar kan het jeugdstrafrecht worden toegepast, als de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit de rapporten blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De deskundigen adviseren dat ook. De rechtbank neemt deze adviezen over en past het jeugdstrafrecht toe.
8.3.4
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog (gedeeltelijk) over en stelt vast dat op het moment dat [verdachte] het feit pleegde bij hem sprake was van een beperking en stoornissen en dat deze gedeeltelijk zijn handelen hebben bepaald. De rechtbank acht [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar.
Het bewezen verklaarde misdrijf is zo ernstig, dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten voor jeugd geven als uitgangspunt voor een winkeloverval een jeugddetentie vanaf 4 maanden. Bij dreigen met een wapen wordt van een hogere straf uitgegaan. De rechtbank vindt het dan ook gerechtvaardigd, gelet op de ernst van de overval, dat [verdachte] al langer dan 8 maanden in voorlopige hechtenis zit. De rechtbank vindt het echter niet gerechtvaardigd om [verdachte] een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die nog veel langer is. De rechtbank wijkt daarom af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank zal aan [verdachte] een jeugddetentie van 11 maanden opleggen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank stelt de proeftijd niet op 3 jaar, zoals de officier van justitie eist, omdat 2 jaar de maximale proeftijd is binnen het jeugdstrafrecht. Aan het voorwaardelijk deel koppelt de rechtbank bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, verplichte dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontroles. Deze bijzondere voorwaarden zijn in het belang van [verdachte] en de samenleving, omdat hij de kans krijgt met zijn problematiek aan de slag te gaan en zich positief te ontwikkelen. De volwassenreclassering zal het toezicht op en de begeleiding van de bijzondere voorwaarden uitvoeren, omdat een eerder traject bij de jeugdreclassering is mislukt.
Zonder een dergelijk beschermend kader moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank vindt een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet op zijn plaats, omdat dit een zwaar middel is dat alleen moet worden ingezet als er geen andere mogelijkheden zijn om de strafrechtelijke doelen te behalen. In dit geval is aannemelijk dat die doelen ook kunnen worden bereikt zonder een PIJ-maatregel op te leggen, door het stellen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €15.000,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat deze niet is onderbouwd.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De gestelde schade komt slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot €850,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst maar een deel van de vordering toe, omdat de vordering voor het overige onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de schade bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat de rechtbank het jeugdstrafrecht toepast, zal deze verplichting
nietworden aangevuld met gijzeling als [verdachte] niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €850,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van €200,-, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op €850,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat de rechtbank het jeugdstrafrecht toepast, zal deze verplichting
nietworden aangevuld met gijzeling als [verdachte] niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van elf (11) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een
gedeelte van twee (2) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
zich op alle afspraken bij de volwassen reclassering van het Leger des Heils (adres: Zeehaenkade 30, 3526 LC in Utrecht) zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Lage Landen Zorg, of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener voor forensische ggz en/of verslavingszorg, op de tijden en plaatsen als door of namens de reclassering aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij het innemen van medicatie onderdeel kan zijn van de behandeling;
beschikt over een dagbesteding in de vorm van onderwijs, stage en/of werk;
meewerkt aan schuldhulpverlening;
meewerkt aan middelencontrole bestaande uit urine- en/of ademonderzoek, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij aan het Leger des Heils in Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van €850,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat €850,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met nul dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van 850,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat €850,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met nul dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. van Rijssen en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.
Mr. Ourahma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 30 maart 2022, te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 246,60 euro en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan het [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen één of meer medewerker(s) van de [bedrijf] , te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- ( met een jas over zijn hoofd en/of gezicht, althans met gezichtsbedekkende kleding) voornoemde [bedrijf] binnen is gegaan en/of
- ( met versnelde pas) naar één of meer medewerker(s) van de [bedrijf] , te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige personen is gelopen en/of
- ( daarbij) een glasscherf, althans een soort gelijkend (scherp) voorwerp in zijn hand(en) heeft gehouden en/of duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of
- ( daarbij) heeft geroepen: “Naar het magazijn, maak die deur open” en/of “Waar is [A] , waar is zij”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) heeft geroepen dat die [slachtoffer 1] op moet schieten met het openen van de (magazijn)deur, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] het magazijn in heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 4] (terwijl zij probeerde weg te rennen) bij haar arm heeft vastgepakt en/of naar het kantoor (waar zich de kluis bevindt) heeft getrokken en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 4] heeft geroepen: “Doe de kluis open. Geef me de code”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) een geldzak (met inhoud) en/of een telefoon uit de kluis heeft weggenomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2022089242 van 24 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 175. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.