ECLI:NL:RBMNE:2022:621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
9623627 MV EXPL 22-1 NI/48214
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte na politie-inval en huurachterstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en EPS Bouwgroep 3.0 B.V. [eiseres] heeft de huur van een bedrijfsruimte aan EPS verhuurd, maar na een politie-inval op 25 november 2021, waarbij de deur van het gehuurde is beschadigd, heeft EPS geen huur meer betaald en is er geen contact meer geweest. [eiseres] heeft EPS in gebreke gesteld en vorderde ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2022 is EPS niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de vorderingen van [eiseres] niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, evenals de betaling van de huurachterstand over december 2021 en januari 2022, maar heeft de vorderingen met betrekking tot de contractuele rente en de herstelkosten afgewezen, omdat [eiseres] niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De rechter heeft EPS veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9623627 MV EXPL 22-1 NI/48214
Kort geding vonnis van 24 februari 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker,
tegen:
de besloten vennootschap
EPS Bouwgroep 3.0 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen EPS,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 januari 2022 met twee producties,
  • de mondelinge behandeling op 27 januari 2022 in het gerechtsgebouw aan De Diagonaal 37 te Almere, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling zijn verschenen mevrouw [eiseres] (eisende partij) en haar zwager, de heer [A] . De gemachtigde van [eiseres] , mr. E.R. Jonker, en EPS zijn niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres] een e-mail van 23 december 2021 in het geding gebracht, met een specificatie van de kosten voor het herstel van de pui/deur van het gehuurde en een offerte van GevelBeheer Nederland. De voorzieningenrechter heeft na afloop van de zitting de behandeling van het kort geding aangehouden tot 10 februari 2022 om [eiseres] in de gelegenheid te stellen nadere informatie aan te leveren over de toedracht van de politie inval (zie hieronder).
1.3.
Op 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] bij e-mail een brief aan de rechtbank gestuurd met daarin de mededeling dat niets meer is vernomen van EPS en dat de huur over de maanden januari en februari 2022 niet is voldaan. De brief is gedateerd op 3 januari 2022, maar dat kan gelet op de inhoud van die brief, in combinatie met de datum van de begeleidende mail niet anders dan een kennelijke verschrijving zijn. Deze brief zal daarom hierna worden aangeduid als: de brief van 8 februari 2022.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [eiseres] verhuurt deze bedrijfsruimte van ca. 96 m2 met twee parkeerplaatsen (hierna: het gehuurde) met ingang van 1 december 2020 aan EPS. Er is een schriftelijke huurovereenkomst gesloten, die door [eiseres] in het geding is gebracht.
2.2.
De huur bedraagt € 1.361,25 (inclusief btw) per maand.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek (BW), versie 2015 (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing.
2.4.
Op 25 november 2021 heeft de politie een inval gedaan in het gehuurde waarbij de deur is beschadigd. De politie heeft het gehuurde na de inval afgesloten met een hangslot. [eiseres] beschikt over een sleutel van dit hangslot, EPS niet. [eiseres] heeft sindsdien niets meer van EPS vernomen. Er staan nog goederen van EPS in het gehuurde.
2.5.
Bij brief van 10 januari 2022 schrijft de gemachtigde van [eiseres] aan EPS dat EPS in gebreke is met de betaling van de huur voor de maanden december 2021 en januari 2022. Hij schrijft verder:
Naast de hiervoor genoemde van betaling, heeft mijn cliënte redenen om aan te nemen dat u de onroerende zaak (de betreffende bedrijfsruimte) gebruikt voor activiteiten die op grond van het strafrecht strafbaar zijn gesteld.
In dat kader heeft de politie op 25 november 2021 een inval gedaan waarbij de deur van het gehuurde ernstig is beschadigd. Op grond van de algemene voorwaarden komen de kosten van herstel voor uw rekening. De herstelkosten worden begroot op minimaal € 8.000,--.
Los van de eerdergenoemde betalingsachterstand, rechtvaardigen de hiervoor genoemde (strafbare) feiten en omstandigheden een onmiddellijke ontruiming van het gehuurde, reden waarom cliënte zich genoodzaakt ziet om de huurovereenkomst per direct te beëindigen.
EPS wordt vervolgens gesommeerd uiterlijk 14 januari 2022 te bevestigen dat zij akkoord gaat met de beëindiging van de huurovereenkomst, dat zij het gehuurde uiterlijk 20 januari 2022 zal hebben ontruimd en dat zij tot betaling van de achterstallige huur en de begrote schade aan de deur over zal gaan, bij gebreke waarvan een ontruimingsprocedure zal worden gestart.
2.6.
EPS heeft niet op de brief gereageerd en heeft de achterstallige huur niet (tijdig) voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van EPS:
om binnen 48 uur na betekening van het vonnis het gehuurde met al de zijnen – waaronder mede begrepen alle vermeende onderhuurders – te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de verhuurder te stellen, welke ontruiming zo nodig door een deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm;
om aan [eiseres] tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 12.105,78, te vermeerderen met de contractuele rente ex artikel 20.2 van de algemene bepalingen over de hoofdsom van € 10.722,50, vanaf 10 januari 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
om vanaf 1 februari 2022 tot aan het moment waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd aan [eiseres] bij vooruitbetaling en tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de verschuldigde huurpenningen van € 1.361,25 (inclusief btw) per maand, alles te vermeerderen – indien de vervaldata zijn verstreken – met de contractuele rente ex artikel 20.2 van de algemene bepalingen telkens tot de dag van voldoening;
met veroordeling van [eiseres] in de kosten en nakosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat EPS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Sinds de politie inval wordt het gehuurde niet meer door EPS gebruikt en wordt er geen huur meer betaald. Daarnaast heeft [eiseres] , gelet op de politie inval op 25 november 2021, redenen om aan te nemen dat EPS het gehuurde gebruikt voor activiteiten die strafbaar zijn gesteld. Genoemde omstandigheden rechtvaardigen een onmiddellijke ontruiming van het gehuurde. De kosten van herstel van de deur komen op grond van de algemene voorwaarden voor rekening van EPS.
3.3.
EPS heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
Van een spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken.
4.3.
Omdat EPS verstek heeft laten gaan, dient de voorzieningenrechter te toetsen of de vorderingen van [eiseres] haar onrechtmatig dan wel ongegrond voorkomen.
Ontruiming
4.4.
Omdat EPS de feiten die door [eiseres] aan de vorderingen ten grondslag heeft gelegd niet heeft betwist, wordt uitgegaan van de juistheid daarvan. Vanwege de politie inval zijn er bij [eiseres] vermoedens van betrokkenheid van EPS bij strafbare activiteiten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat de politie aan [eiseres] geen nadere informatie wil geven over de achtergrond van de inval. [eiseres] heeft sinds de inval niets meer van EPS vernomen. Omdat het slot is vervangen, kan EPS het gehuurde niet meer betreden. Het gehuurde is dus sinds de inval niet meer bij EPS in gebruik. Sindsdien is ook geen huur meer betaald. Uit de brief van 8 februari 2022 van de gemachtigde van [eiseres] is gebleken dat ook na de dagvaarding niets meer is betaald door EPS en de huurachterstand drie maanden bedraagt, te weten de huur over de maanden december 2021, januari 2022 en februari 2022. De huurachterstand loopt steeds verder op.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden komt de vordering tot ontruiming van het gehuurde de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze zal worden toegewezen. Omdat het gehuurde sinds de politie inval niet meer bij EPS in gebruik is en niets meer van EPS is vernomen, is er geen aanleiding tot toekenning van een langere ontruimingstermijn dan gevorderd.
De vordering tot betaling van achterstallige huur, rente, schade en BIK
4.5.
[eiseres] vordert betaling van een bedrag ad € 12.105,78, welk bedrag bestaat uit: achterstallige huur, rente, schade en buitengerechtelijke incassokosten.
4.6.
De gevorderde betaling van de huurachterstand over december 2021 en januari 2022 (een bedrag van € 2.722,50) komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering op dat punt wordt toegewezen.
4.7.
[eiseres] vordert contractuele rente over de achterstallige huur vanaf de vervaldatum. Zij baseert haar vordering op bepaling 20.2 van de algemene voorwaarden en voert aan dat deze rente 1% per maand bedraagt over de verschuldigde som en € 25 per dag vanaf de vervaldatum tot de dag van de algehele voldoening. Bepaling 20.2 van de algemene voorwaarden gaat echter niet over contractuele rente. Een nadere uitleg van [eiseres] op grond waarvan EPS de hiervoor bedoelde contractuele rente verschuldigd zou zijn ontbreekt. De verschuldigdheid van de gestelde rente is ook niet uit de overgelegde huurovereenkomst gebleken. Hiermee heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht ten aanzien van de contractuele rente voldaan. De vordering die betrekking heeft op de rente over de achterstallige huur wordt daarom afgewezen.
4.8.
[eiseres] vordert de kosten van herstel van de deur van het gehuurde, die tijdens de politie inval is beschadigd. Deze kosten begroot zij op € 8.000,-. Zij voert aan dat deze kosten van herstel voor rekening komen van EPS op grond van de algemene voorwaarden. [eiseres] verzuimt aan te geven op welke bepaling van de algemene voorwaarden zij doelt. Zij heeft ook niet op een andere wijze gesteld en onderbouwd waarom EPS aansprakelijk is voor de schade aan de deur als gevolg van de politie inval, en waarom deze schade aan EPS toe te rekenen zou zijn. Hiermee heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering die betrekking heeft op de herstelkosten voor de deur wordt daarom afgewezen.
4.9.
[eiseres] heeft een bedrag van € 1.300,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten moet worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het moet daarbij gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiseres] heeft niet of onvoldoende gesteld, gespecificeerd en/of onderbouwd dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en/of moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert moeten daarom worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
Toekomstige huur
4.10.
[eiseres] vordert ook huurbedragen die pas in de toekomst verschuldigd zijn. [eiseres] heeft, met uitzondering van de huur voor de maand februari 2022, op dit moment nog geen recht op deze bedragen. Bovendien kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor EPS deze bedragen niet (helemaal) hoeft te betalen. De vordering voor deze toekomstige huurbedragen wordt dan ook toegewezen voor wat betreft de maand februari 2022 ten bedrage van € 1.361,25, en voor het overige afgewezen.
4.11.
EPS moet de proceskosten van [eiseres] betalen, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kosten van [eiseres] zijn de volgende:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde
€ 498,00
totaal € 867,03
4.12.
Als [eiseres] nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet EPS die ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen EPS;
5.2.
veroordeelt EPS om de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis geheel leeg en ontruimd ter beschikking van [eiseres] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en ontruimen;
5.3.
veroordeelt EPS tot betaling aan [eiseres] van:
- € 2.722,50 aan huurachterstand over de maanden december 2021 en januari 2022;
- € 1.361,25 wegens huur over de maand februari 2022;
5.4.
veroordeelt EPS tot betaling van de proceskosten van [eiseres] , ter grootte van € 867,03;
5.5.
veroordeelt EPS, als zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op:
- € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde,
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.