ECLI:NL:RBMNE:2022:6229
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij hennepteelt
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2022, stond de verdachte terecht op verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit, specifiek het plegen van feiten als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet. De zaak werd behandeld in het kader van een meervoudige kamer, waarbij de verdachte niet aanwezig was, waardoor de behandeling bij verstek plaatsvond. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, vorderde vrijspraak van de verdachte, omdat er onvoldoende bewijs was dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetroffen goederen, waaronder plantenbakken, koolstoffilters, verwarmingsapparatuur en andere benodigdheden voor hennepteelt, niet voldoende bewijs opleverden voor de conclusie dat deze goederen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. De rechtbank definieerde grootschalige hennepteelt als het hebben van minimaal 500 gram hennep of 200 hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid aangetroffen goederen op zichzelf niet kon leiden tot de conclusie dat deze bestemd waren voor een dergelijk doel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbrak. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, en mrs. S.M. Schothorst en E.C. Ruinaard, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. Neijenhuis. De uitspraak vond plaats op een openbare zitting, waarbij de rechters buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.