In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 26 oktober 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van acht weken, zoals voorgeschreven in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, op 26 april 2022 was verstreken. Eiser heeft verweerder op 9 augustus 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het in gebreke is en een dwangsom moet betalen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen sinds de ingebrekestelling was overschreden. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50,-, en dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.