ECLI:NL:RBMNE:2022:6262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
21/1528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen beslissing op bezwaar van decaan van Erasmus School of Law

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de decaan van de faculteit Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam, welke op 13 mei 2020 was genomen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 26 november 2021 het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet aangetekend.

De zitting voor het verzet vond plaats op 8 december 2022, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren. De decaan werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een kantoorgenoot. De rechtbank heeft in deze procedure de eerdere uitspraak van 26 november 2021 beoordeeld en moest vaststellen of er door de argumenten van de opposant twijfel was ontstaan over die eerdere uitkomst.

De opposant stelde dat de rechtbank een fout had gemaakt door te stellen dat het beroep zich richtte tegen het besluit van 20 december 2019, terwijl dit in werkelijkheid gericht was tegen de beslissing op bezwaar van 13 mei 2020. De rechtbank concludeerde echter dat, ondanks de foutieve datum, het beroepschrift te laat was ingediend en dat de opposant niet in zijn belangen was geschaad door de fout in de uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de beslissing op bezwaar enkel naar de gemachtigde was verzonden en niet naar de opposant zelf.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak in stand. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 15 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1528-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 op het verzet van

[opposant] , uit [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: mr. P. Geraedts),
en
de decaan van de faculteit Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam (de decaan), verweerder
(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar van 13 mei 2020 van de decaan.
In de uitspraak van 26 november 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Opposant is verschenen, samen met zijn gemachtigde. De decaan heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. L.D. Buijtelaar, kantoorgenoot van de gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 26 november 2021 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 26 november 2021 in stand kan blijven. De rechtbank moet dus beoordelen of door de argumenten van opposant twijfel ontstaat over die eerdere uitkomst. Zo nee, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo ja, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 26 november 2021 niet juist, omdat - indien het besluit van de decaan van 20 december 2019 te duiden is als een voor beroep vatbaar besluit - opposant tijdig beroep heeft ingediend, aangezien de decaan dan een doorzendplicht had.
4. De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak van de rechtbank van 26 november 2021 staat dat het beroep zich richt tegen het besluit van 20 december 2019. Hier had uiteraard moeten staan dat het beroep zich richt tegen de beslissing op bezwaar van 13 mei 2020. Dat betekent dat het beroepschrift door de rechtbank ontvangen had moeten zijn op 24 juni 2020. Het beroepschrift is ontvangen op 26 maart 2021, dit is dus te laat. Het feit dat er in de uitspraak van 26 november 2021 verkeerde data vermeld staan, is geen reden voor een gegrond verzet. Opposant wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad. De verzetgrond met betrekking tot de uitspraak van de rechtbank van 26 november 2021 en het besluit van 20 december 2019 slaagt dan ook niet.
5. In beroep heeft opposant aangevoerd dat volgens hem de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij pas op 17 maart 2021 de beslissing op bezwaar gezien heeft, nadat deze hem was toegestuurd in een andere procedure die liep bij de Centrale Raad van Beroep. De beslissing op bezwaar is uitsluitend naar zijn gemachtigde gestuurd en ook nog uitsluitend per email. Dat de beslissing op bezwaar alleen naar de gemachtigde van opposant is gestuurd is ook geen reden voor een gegrond verzet. In artikel 6:17 van de Awb staat:
“Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde”.De decaan was dus niet verplicht om stukken – waaronder de beslissing op bezwaar – ook naar opposant zelf te sturen.
Ook de grond van opposant die ziet op de enkel per email verzonden beslissing op bezwaar slaagt niet. Volgens artikel 2:14 van de Awb geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, alleen elektronisch mag verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. In dit geval is alle communicatie tussen partijen enkel en alleen via email gegaan. Het verzoek om assessment, de beslissing hierop, het bezwaarschrift en alle gesprekken die hierover zijn gevoerd tussen partijen. Door opposant is in de begeleidende email bij het bezwaarschrift ook vermeld dat het e-mailadres van zijn gemachtigde in de cc staat. Hierdoor is duidelijk dat men email als communicatiemiddel prefereert en is bewezen dat gemachtigde langs deze weg voldoende bereikbaar is. Voor zover de e-mail met de beslissing op bezwaar in de spambox van de gemachtigde is gekomen, is dit een omstandigheid die voor rekening en risico van de gemachtigde komt.
6. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
26 november 2021 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.