In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die studiefinanciering en een uitwonendenbeurs ontving, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een MBO-opleiding in sociaal maatschappelijke dienstverlening en was ingeschreven op een adres in de basisregistratie personen (BRP). Na een huisbezoek op 18 juni 2021, waarbij werd vastgesteld dat eiseres niet op het BRP-adres woonde, heeft de Minister de studiefinanciering herzien en de uitwonendenbeurs ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 14 december 2021 heeft eiseres verklaard dat zij tijdelijk bij vrienden verbleef en dat haar spullen in de kelderbox stonden. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de Minister lag om aan te tonen dat eiseres niet op het BRP-adres woonde. De rechtbank heeft de rapportage van de controleurs en de verklaringen van de hoofdbewoners als voldoende bewijs beschouwd om te concluderen dat eiseres niet op het adres woonde. Eiseres heeft geen onomstotelijk bewijs kunnen leveren dat zij wel op het adres woonde, en haar verklaringen werden als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.