ECLI:NL:RBMNE:2022:6381
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken machtiging
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een besluit van 23 maart 2021. De voorzieningenrechter heeft echter besloten om het verzoek niet inhoudelijk te behandelen, omdat verzoekster het griffierecht van € 184,- niet heeft betaald. Volgens artikel 8:83, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een vereiste voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster heeft op 19 oktober 2022 een aangetekende brief ontvangen waarin zij werd geïnformeerd over de betalingstermijn van twee weken, maar het griffierecht is niet ontvangen door de rechtbank.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter op 14 november 2022 verzocht om een machtiging van de gemachtigde, I.A. Fredison-Janssen, om namens verzoekster op te treden. Deze machtiging is echter niet overgelegd, wat ook bijdraagt aan de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen geldige redenen zijn aangevoerd voor het niet betalen van het griffierecht en dat er geen toereikende machtiging is overgelegd. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard en heeft verzoekster geen recht op vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.