In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 20 mei 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen op de zaak betrekking hebbende stukken en geen verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank op 14 oktober en 1 november 2022. Hierdoor heeft de rechtbank uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken van eiser.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden en dat eiser een ingebrekestelling heeft ontvangen. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken na deze ingebrekestelling, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- door de Belastingdienst moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2022.