ECLI:NL:RBMNE:2022:6455
Rechtbank Midden-Nederland
- Raadkamer
- C.A.M. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 Sv wegens gebrek aan billijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1988, had verzocht om een schadevergoeding van € 390,- voor de schade die hij zou hebben geleden door zijn ondergane verzekering. Het verzoekschrift was op 20 juni 2022 ingediend en werd behandeld in een openbare raadkamer op 8 november 2022. De verzoeker was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoekschrift binnen de wettelijke termijn was ingediend. De beoordeling van het verzoek richtte zich op de vraag of er gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De officier van justitie stelde dat het niet billijk was om een vergoeding toe te kennen, omdat de verzoeker het voorarrest aan zijn eigen gedrag te wijten had. De raadsvrouw van de verzoeker betoogde echter dat er wel degelijk gronden van billijkheid waren, gezien het feit dat de strafzaak was geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
De rechtbank overwoog dat de verzoeker op 16 januari 2020 was aangehouden in verband met een hennepkwekerij. Ondanks dat de strafzaak uiteindelijk was geseponeerd, concludeerde de rechtbank dat de verzoeker de inverzekeringstelling aan zijn eigen gedrag had te wijten. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier. Tegen deze beslissing staat voor de verzoeker hoger beroep open, binnen een maand na betekening van de beschikking.