ECLI:NL:RBMNE:2022:6546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
9529139 UT VERZ 21-15655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot overdracht van bedrijfspand en som ineens in erfrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure die door verzoeker is ingediend in het kader van de nalatenschappen van zijn ouders. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.J. Kerbusch, heeft verzocht om de overdracht van de helft van een bedrijfspand en om een som ineens van € 103.093,78 van verweerder, zijn zoon. De vorderingen zijn gedaan in het kader van de nalatenschap van erflater, die bij testament zijn kleinzoon, verweerder, tot enig erfgenaam heeft benoemd. Verzoeker is onterfd en heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie.

De kantonrechter heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen. Ten aanzien van de overdracht van het bedrijfspand oordeelde de kantonrechter dat erflater het bedrijf al lange tijd niet meer voerde en dat er geen sprake was van voortzetting van het bedrijf door verzoeker. Bovendien was het de uitdrukkelijke wil van erflater dat verzoeker het bedrijfspand niet zou krijgen. Wat betreft de som ineens oordeelde de kantonrechter dat verzoeker, hoewel hij mogelijk niet marktconform was betaald, ook andere materiële voordelen had ontvangen die niet als schenkingen konden worden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat de verzoeken van verzoeker niet toewijsbaar waren en heeft deze afgewezen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en verzoeker kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9529139 \ UT VERZ 21-15655

Beschikking van 11 mei 2022

Inzake het verzoek van

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. S.J. Kerbusch, advocaat
verder te noemen: [verzoeker]
tegen

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. M.S. Haas, advocaat
verder te noemen: [verweerder] .
Verzoeker heeft het verzoek gedaan in zijn hoedanigheid van belanghebbende in de nalatenschappen van:
[A] ,geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1926, overleden op [overlijdensdatum 1] 2020, laatst gewoond hebbende te [plaats 1] , verder te noemen erflater,
en
[B], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1928, overleden op [overlijdensdatum 2] 2016, laatst gewoond hebbende te [plaats 1] , verder te noemen erflaatster.

De procedure

[verzoeker] heeft op 18 oktober 2021 een voorwaardelijk verzoekschrift ingediend met betrekking tot de nalatenschap van erflater(s). In deze verzoekschriftprocedure heeft [verzoeker] verzocht:
[verweerder] te veroordelen een som ineens te betalen conform een nader op te stellen berekening.
[verweerder] te veroordelen tot overdracht van het hele danwel halve bedrijfspand met pompstation en aangrenzend perceel tegen een nader vast te stellen redelijke prijs.
Gelijksoortige vorderingen had [verzoeker] al eerder aanhangig gemaakt in de dagvaardingsprocedure bekend onder zaaknummer / rolnummer C 16/51367 / HA ZA 20—1002. Het betreft de volgende vorderingen:
3. de vordering om [verweerder] te verplichten tot overdracht aan [verzoeker] van de helft van het bedrijfspand met pompstation en aangrenzend perceel aan de [adres] in [plaats 2] tegen een bedrag van € 118.750,-, welk bedrag verrekend wordt met de helft van de door [verzoeker] gedane investeringen van € 234.910,47, zodat per saldo [verzoeker] voor de overdracht niets meer hoeft te voldoen;
4. de vordering [verweerder] te veroordelen tot het voldoen van een som ineens van € 103.093,78.
Daarnaast heeft [verzoeker] in deze dagvaardingsprocedure gevorderd om:
5. [verweerder] te veroordelen onder ede de boedelbeschrijving te bevestigen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag.
De rechtbank heeft blijkens het proces-verbaal van 5 april 2022 mondeling uitspraak gedaan op de comparitie van 24 maart 2022 in de dagvaardingszaak en daarbij de vorderingen vermeld onder 3 tot en met 5 verwezen naar de kantonrechter en bevolen de regels van de verzoekschriftprocedure verder toe te passen. In haar hoedanigheid van kantonrechter heeft de behandelend rechter vervolgens de vorderingen, verder beschouwd als verzoeken, inhoudelijk besproken op de zitting van 24 maart 2022.
Daarna is besloten een beschikking te geven op alle verzoeken.

De feiten

[verzoeker] is het enige kind van erflaters. [verweerder] is de zoon van [verzoeker] .
Erflaatster heeft bij testament van 5 juli 2010 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft erflater tot enig erfgenaam benoemd. Zij heeft bij wijze van tweetrapsmaking bepaald dat al hetgeen erflater uit haar nalatenschap verkrijgt en bij zijn overlijden onverteerd achterlaat zal toevallen aan [verweerder] .
[verzoeker] is onterfd en hij heeft bij brief van 20 september 2019 een beroep gedaan op zijn legitieme portie.
Erflater heeft bij testament van 5 juli 2010 en aanvullend testament van 25 februari 2019 over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft zijn kleinzoon [verweerder] (zoon van [verzoeker] ) tot enig erfgenaam benoemd. [verweerder] heeft de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard. [verzoeker] is onterfd en hij heeft bij brief van 25 november 2020 een beroep gedaan op zijn legitieme portie.

Overwegingen

Boedelbeschrijving onder ede
De kantonrechter begrijpt het verzoek aldus dat [verzoeker] in béide nalatenschappen een bevestiging van de boedelbeschrijvingen onder ede verzoekt.
[verweerder] heeft verweer gevoerd.
[verweerder] heeft [verzoeker] al twee boedelbeschrijvingen verstrekt met onderliggende stukken. In het kader van de dagvaardingsprocedure heeft [verzoeker] inhoudelijk op de boedelbeschrijvingen kunnen reageren en alle stukken opgevraagd die hij verder wil ontvangen. Op de zitting zijn de betwiste posten van de boedelbeschrijvingen inhoudelijk besproken. Ten aanzien van de overige stukken die [verzoeker] vordert, zal de rechtbank in de dagvaardingsprocedure een beslissing nemen. [verzoeker] en [verweerder] verschillen vooral van mening over de waardes van de panden en de aandelen. In het kader van de dagvaardingsprocedure zullen de panden en aandelen worden getaxeerd.
Het is dan ook de vraag wat de verklaring onder ede toevoegt aan de boedelbeschrijvingen en de stukken die [verzoeker] al heeft. Hij stelt niet dat [verweerder] bestanddelen verzwijgt of liegt over bepaalde posten. Enkel wantrouwen is onvoldoende voor toewijzing van het verzoek. Het geschil over de waarde van panden en aandelen wordt al opgelost door de taxaties. De kantonrechter zal daarom dit verzoek afwijzen.
Overdracht (helft) bedrijfspand
[verzoeker] verzoekt overdracht van (de helft van) het bedrijfspand uit de nalatenschap van erflater. In de dagvaardingsprocedure heeft [verzoeker] verklaard dat het om slechts de helft van het pand gaat omdat de andere helft van het bedrijfspand in de nalatenschap van erflaatster valt en de termijn waarop hij uit haar nalatenschap overdracht kan verzoeken al is verstreken.
Een kind kan overdracht van goederen verzoeken, die dienstbaar waren aan het bedrijf dat erflater uitoefende en door het kind wordt voortgezet, mits het belang van het kind daarmee wordt gediend en het belang van de rechthebbende niet ernstig wordt geschaad (artikel 4:38 lid 1 BW). Hetzelfde geldt als erflater aandeelhouder was van een besloten vennootschap waarin het bedrijf werd gevoerd (lid 2).
Erflater voerde een bedrijf in een besloten vennootschap, waarin [verzoeker] van jongs af aan mede werkzaam was. In 1993 droeg erflater de aandelen van dat bedrijf over aan [verzoeker] . Het bedrijfspand met ondergrond was eigendom van erflater en erflaatster in privé en ging dus niet met de aandelen over op [verzoeker] . De door [verzoeker] overgenomen BV huurde het bedrijfspand van erflater en [verzoeker] zette daarin (een deel van) het bedrijf voort. Op het bedrijfsterrein bouwde hij een nieuw bovengronds pompstation, dat door natrekking eigendom werd van erflater(s).
De kantonrechter stelt vast dat erflater op het moment van zijn overlijden al ongeveer 27 jaar niet meer het bedrijf voerde, dat [verzoeker] van hem had overgenomen. Er is dan ook geen sprake van voortzetting van een bedrijf dat erflater tot (kort voor) zijn dood uitoefende. Bovendien is [verzoeker] inmiddels 68 jaar, zal zijn dochter dit jaar zijn taken als manager van het bedrijf overnemen en op termijn de onderneming voortzetten. Ten slotte was het ook de uitdrukkelijke wil van erflater dat [verzoeker] het bedrijfspand niet zou krijgen.
Om deze redenen zal de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] afwijzen. De kantonrechter is overigens wel van oordeel de halsstarrige weigering van [verweerder] om het bedrijfspand aan zijn vader te verkopen getuigt van koppigheid en wrok. Dit zijn eigenschappen die blijvend schade kunnen toebrengen aan familieverhoudingen.
Een som ineens
Een kind dat in het bedrijf van zijn ouder heeft gewerkt gedurende zijn meerderjarigheid zonder een passende beloning kan een som ineens verzoeken (artikel 4:36 lid 1 BW).
[verzoeker] is in 1975 meerderjarig geworden. Hij werkte van jongs af aan in het bedrijf, waarvan erflater destijds (enig) aandeelhouder was. Zijn verzoek ziet op de periode van vanaf zijn meerderjarigheid tot 1993, in welk jaar hij het bedrijf van erflater overnam. Anders dan in artikel 4:38 lid 2 BW wordt in artikel 4:36 BW de houder van aandelen niet gelijkgesteld aan de eigenaar van een eenmanszaak. De winst die de eigenaar van een eenmanszaak rechtstreeks toekomt, komt de aandeelhouder niet rechtstreeks toe. Alleen de waardevermeerdering van de aandelen komt de aandeelhouder toe. De kantonrechter acht dit artikel dan ook niet van toepassing. Overigens acht de kantonrechter weliswaar aannemelijk dat [verzoeker] tot het moment waarop hij (een deel van) het bedrijf van zijn vader overnam niet geheel marktconform is betaald, maar dat is in familiebedrijven niet ongebruikelijk, zeker niet in een situatie waarin de zoon het bedrijf over gaat nemen. Daar staan dan vaak weer andere materiële voordelen, zoals het kosteloos of tegen een verminderd tarief gebruik van bepaalde goederen tegenover. De kantonrechter acht aannemelijk dat [verzoeker] naast zijn loon ook op andere wijze voor zijn arbeid is gecompenseerd. De kantonrechter verwijst daarvoor naar de overwegingen die hebben geleid tot het oordeel van de rechtbank in de dagvaardingszaak om die andere voordelen niet aan te merken als schenkingen. Ook om die reden zal de kantonrechter dit verzoek niet toewijzen.
Conclusie
De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af.

Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de verzoeken van [verzoeker] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..