ECLI:NL:RBMNE:2022:6547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
16/513676 HA ZA 20-1002
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake nalatenschap en legitieme portie met betrekking tot erflaatster en erflater

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland over de nalatenschap van de erflaatster en erflater. De eiser, [eiser (voornaam)], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde (voornaam)], met betrekking tot de legitieme portie uit de nalatenschap van zijn ouders. De rechtbank heeft op 11 mei 2022 een tussenvonnis uitgesproken waarin de procedure en de feiten zijn uiteengezet. De erflaatster, [A], overleed in [2016] en de erflater, [B], in [2020]. De eiser is onterfd en heeft aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie, hetgeen leidt tot een geschil over de nalatenschappen van beide ouders. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld om bepaalde documenten te overleggen die relevant zijn voor de beoordeling van de legitieme portie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de nalatenschap van de erflater beneficiair is aanvaard, wat invloed heeft op de verplichtingen van de gedaagde. De rechtbank heeft de gedaagde een termijn van twee maanden gegeven om de gevraagde stukken te overleggen en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden voor aanvullende informatie en taxaties.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/513676 / HA ZA 20-1002
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.J. Kerbusch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.S. Haas.
Partijen zullen hierna [eiser (voornaam)] en [gedaagde (voornaam)] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering eisen
- de antwoordakte in conventie
- de akte uitlating producties tevens wijziging en vermeerdering eisen van [eiser (voornaam)]
- de brief met een productie van 3 september 2021 van [eiser (voornaam)]
- de brief met producties van 24 augustus 2021 van [gedaagde (voornaam)]
- de brief met producties van 2 september 2021 van [eiser (voornaam)]
- de akte uitlatingen van [gedaagde (voornaam)]
- de akte uitlatingen tevens vermeerdering van eis in conventie van [eiser (voornaam)]
- de brief met producties van 10 maart 2022 van [gedaagde (voornaam)]
- de brief met producties van 14 maart 2022 van [eiser (voornaam)]
- de brief met een productie van 17 maart 2022 van [eiser (voornaam)]
  • de mondelinge behandeling van 24 maart 2022, waarvan de griffier aantekeningen gemaakt heeft
  • het proces-verbaal van 5 april 2022 van de mondelinge uitspraak van 24 maart 2022.
1.2.
Ten slotte heeft de rechter vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [2016] is [A] (erflaatster) overleden en op [2020] [B] (erflater). Zij hadden één kind, [eiser (voornaam)] . [gedaagde (voornaam)] is de kleinzoon van erflaters en de zoon van [eiser (voornaam)] .
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van 5 juli 2010 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft erflater tot enig erfgenaam en tot executeur benoemd. Zij heeft bij wijze van tweetrapsmaking bepaald dat al hetgeen erflater (bezwaarde) uit haar nalatenschap verkrijgt en bij zijn overlijden onverteerd achterlaat zal toevallen aan [gedaagde (voornaam)] (verwachter).
[eiser (voornaam)] is onterfd en heeft bij brief van 20 september 2019 een beroep gedaan op zijn legitieme portie.
2.3.
Erflater heeft bij testament van 5 juli 2010 en aanvullend testament van 25 februari 2019 over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft [gedaagde (voornaam)] tot enig erfgenaam benoemd. [eiser (voornaam)] is onterfd en hij heeft bij brief die gelijktijdig met de dagvaarding is betekend een beroep gedaan op zijn legitieme portie. [gedaagde (voornaam)] heeft de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.

3.De overwegingen

3.1.
De vorderingen van [eiser (voornaam)] hebben betrekking op de nalatenschappen van zijn beide ouders, de erflaters.
Vordering I: overleggen stukken
3.2.
[eiser (voornaam)] vordert – na wijziging van zijn aanvankelijke vordering – [gedaagde (voornaam)] bij tussenvonnis te veroordelen alle in sub 24 onder a t/m f, h, j t/m w in de dagvaarding en daarna genoemde bescheiden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [eiser (voornaam)] te verstrekken en bij akte in het geding te brengen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag.
3.3.
Het gaat om de volgende stukken:
a. de bankafschriften over de jaren 2011 tot en met 2016 van alle bankrekeningen van erflaatster,
b. kopieën van de aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015,
c. (geconsolideerde) jaarrekeningen over de jaren 2011 tot en met 2016 van [onderneming 1] BV en van alle dochtervennootschappen,
d. een door een registeraccountant gevalideerde waardebepaling van de onderneming [onderneming 1] BV en van alle eventuele dochtervennootschappen per datum van overlijden van erflaatster,
e. taxatierapporten door een beëdigd taxateur van de onroerende zaken per datum van overlijden van erflaatster,
f. een overzicht van alle schenkingen die erflaatster gedurende haar leven heeft gedaan,
h. alle andere stukken die relevant zijn voor de beoordeling en berekening van de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster,
j. een notariële boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater met verificatoire bescheiden,
k. bankafschriften over de jaren 2017 tot en met heden van alle tot de nalatenschap van erflater behorende bankrekeningen waaruit de saldi per de datum van overlijden blijken,
l. een overzicht van alle schulden van de nalatenschap ex artikel 4:7 BW, voorzien van verificatoire bewijsstukken waaruit het bestaan van de schuld en de omvang van de schuld per de datum van overlijden van erflater blijken,
m. een overzicht van alle tot de nalatenschap van erflater behorende roerende zaken (inboedelzaken, auto, persoonlijke eigendommen e.d.) met een waardebepaling door een beëdigd taxateur en met vermelding waar deze zaken zich bevinden,
n. opgave van alle tot de nalatenschap van erflater behorende contante gelden, met vermelding waar deze gelden zich bevinden,
o. opgave van alle overige tot de nalatenschap van erflater behorende vermogensbestanddelen, met vermelding van de waarde, voorzien van verificatoire bewijsstukken en met vermelding waar deze zich bevinden,
p. kopieën van de aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020,
q. (geconsolideerde) jaarrekeningen over de jaren 2017 tot en met 2020 van [onderneming 1] BV en van alle eventuele dochtervennootschappen,
r. een door een registeraccountant gevalideerde waardebepaling van de onderneming [onderneming 1] B.V. en van alle eventuele dochtervennootschappen per datum van overlijden van erflater,
s. taxatierapporten door een beëdigd taxateur van de onroerende zaken per datum van overlijden van erflater,
t. een overzicht van alle schenkingen die erflater gedurende zijn leven heeft gedaan (inclusief de schenkingen die op grond van het levenstestament aan [gedaagde (voornaam)] zijn gedaan),
u. zodra deze gereed is een kopie van de aangifte en aanslag erfbelasting,
v. alle andere stukken die relevant zijn voor de beoordeling en berekening van de legitieme portie in de nalatenschap van erflater,
w. het taxatierapport van de heer [C] van het pand aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] .
3.4.
[gedaagde (voornaam)] vordert afwijzing, danwel hem een langere termijn van vier maanden of tenminste meer dan veertien dagen te gunnen voor het overleggen van stukken.
3.5.
De vordering van [eiser (voornaam)] is gebaseerd op artikel 4:78 lid 1 BW. Strikt genomen is dit artikel alleen van toepassing op de nalatenschap van erflaatster. De nalatenschap van erflater is beneficiair aanvaard en daarin geldt de vereffeningsprocedure. Dan geldt artikel 4:78 lid 1 BW in beginsel niet. Dit zou betekenen dat de rechtbank in deze procedure alleen mag beslissing over de stukken in de nalatenschap van erflaatster en dat [eiser (voornaam)] zich met een verzoekschrift tot de kantonrechter zou moeten wenden voor stukken in de nalatenschap van erflater. Niet gesteld is dat bij de kantonrechter al een procedure tot vereffening loopt. De noodzaak tot een dergelijk verzoek aan de kantonrechter maakt de procedure nodeloos ingewikkeld, maakt het voor partijen onbegrijpelijk, doet hun proceskosten alleen maar oplopen en dat kan niet de bedoeling geweest zijn van de wetgever. De rechtbank acht zich daarom op grond van artikel 6:2 lid 1 BW ook bevoegd ten aanzien van de stukken in erflaters nalatenschap en zal artikel 4:78 lid 1 BW naar analogie toepassen.
3.6.
Ad a en k: bankafschriften erflaatster 2011-2016 en bankafschriften erflater 2017-heden
De rechtbank zal op dit punt de vordering toewijzen, aangezien [eiser (voornaam)] met deze bankafschriften wil nagaan of in de vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van erflaatster respectievelijk erflater giften hebben plaats gehad die van invloed zijn op de legitieme portie.
3.7.
Ad b en p: aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting erflaatster 2011-2015 en erflater 2017-2020
De rechtbank zal dit toewijzen. [eiser (voornaam)] heeft recht op informatie over het vermogen over de laatste vijf jaar van erflaatster om mogelijke giften van erflaatster en de volledigheid van het overzicht van het vermogen na te kunnen gaan.
3.8.
Ad c en q: geconsolideerde jaarrekeningen van [onderneming 1] BV en dochtervennootschappen van 2011-2016 en 2017-2020
[gedaagde (voornaam)] heeft voldoende onderbouwd dat er in deze jaren geen sprake was van dochtervennootschappen, zodat alleen de jaarrekeningen van [onderneming 1] BV aan de orde zijn. [gedaagde (voornaam)] heeft op de zitting verklaard bereid te zijn de jaarrekeningen te overleggen. Daarom zal de rechtbank dat toewijzen.
3.9.
Ad d en r: waardering onderneming
De rechtbank zal dit onderdeel afwijzen. De rechtbank zal hierna een deskundige benoemen voor de waardering van de aandelen.
3.10.
Ad e, s en w: taxatierapporten voor de onroerende zaken
Partijen hebben op de zitting afgesproken dat zij in onderling overleg de onroerende zaken zullen waarderen, zodat het overleggen van taxatierapporten niet meer nodig is.
3.11.
Ad f en t: overzicht schenkingen erflaters
De rechtbank zal dit onderdeel afwijzen. [gedaagde (voornaam)] heeft in deze procedure gesteld welke schenkingen erflaters hebben gedaan. Over de schenkingen die in geschil zijn zal de rechtbank hierna een beslissing nemen.
3.12.
Ad h en v: overige stukken
[eiser (voornaam)] heeft niet onderbouwd welke overige stukken nog relevant zouden kunnen zijn, zodat dit onderdeel wordt afgewezen.
3.13.
Ad j: notariële boedelbeschrijving in de nalatenschap van erflaatster
De rechtbank zal dit onderdeel afwijzen, gezien de samenhang met vordering II.
3.14.
Ad l, m, n en o: een overzicht van de schulden, roerende zaken, contant geld en overige vermogensbestanddelen van de nalatenschap van erflater
De rechtbank zal dit onderdeel afwijzen, gezien de samenhang met vordering II en het feit dat [gedaagde (voornaam)] in deze procedure al een boedelbeschrijving in de nalatenschap van erflater heeft overgelegd.
3.15.
Ad u: aangifte erfbelasting
In de nalatenschap van erflater is nog geen aangifte erfbelasting gedaan. Daarom kan deze nog niet worden overgelegd.
3.16.
Op grond van het bovenstaande dient [gedaagde (voornaam)] bankafschriften, aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting en jaarrekening over te leggen over een periode van tien jaar. De rechtbank zal bepalen dat [gedaagde (voornaam)] deze aan [eiser (voornaam)] dient te verstrekken en niet aan de rechtbank. Voor zover [eiser (voornaam)] op een later moment een of meer pagina’s wil overleggen in deze procedure kan hij dat alsnog doen.
3.17.
[gedaagde (voornaam)] heeft op de zitting verklaard dat hij niet alle stukken in zijn bezit heeft, met name de oudere stukken niet. Deze zal hij op moeten vragen bij de betreffende instanties. Gelet daarop zal de rechtbank hem een ruimere termijn geven voor het verstrekken van de stukken, namelijk twee maanden na de datum van dit tussenvonnis.
3.18.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een dwangsom. [gedaagde (voornaam)] heeft op de zitting verklaard de stukken vrijwillig over te zullen leggen en [eiser (voornaam)] heeft niet onderbouwd waarom hij aan die bereidheid twijfelt. Mocht [gedaagde (voornaam)] nalatig blijven aan de veroordeling te voldoen dan zal de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
Vordering II: boedelbeschrijving onder ede
3.19.
De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak op 24 maart 2022 deze vordering verwezen naar de kantonrechter. Bij beschikking van 11 mei 2022 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen in beide nalatenschappen.
Vordering III: overdracht helft bedrijfs-onroerende zaken
3.20.
Bij mondelinge uitspraak van 24 maart 2022 heeft de rechtbank ook deze vordering verwezen naar de kantonrechter. Bij beschikking van 11 mei 2022 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.
Vordering IV: benoeming taxateurs voor onroerende zaken
3.21.
[eiser (voornaam)] vordert een of meer taxateurs te benoemen die de waarde van de volgende onroerende zaken zal vaststellen naar het moment van overlijden van erflaatster in 2016 en naar het moment van overlijden van erflater in 2020 en voor de onroerende zaak onder f een redelijke prijs in het kader van de overname zoals verzocht onder III:
de onroerende zaak aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] (woonhuis),
de onroerende zaak in [plaats 2] (terrein/natuur), kadastraal gemeente [gemeente 1] , sectie [letteraanduiding 1] , nummer [nummeraanduiding 2] ,
de onroerende zaak in [plaats 3] (erf/tuin), kadastraal gemeente [gemeente 2] , sectie [letteraanduiding 2] , nummer [nummeraanduiding 3] ,
e onroerende zaak in [plaats 3] (terrein/grasland), kadastraal gemeente [gemeente 2] , sectie [letteraanduiding 2] , nummer [nummeraanduiding 4] ,
de onroerende zaak aan de [straat 2] [nummeraanduiding 5] in [plaats 3] (woonhuis),
de onroerende zaak aan de [straat 3] [nummeraanduiding 6] in [plaats 3] (bedrijfspand).
3.22.
Deze vordering ziet op de bepaling van de waarde van de genoemde zaken voor de berekening van de legitieme portie in beide nalatenschappen. Dit geldt ook voor het bedrijfspand (onder f). Het pand behoort tot de nalatenschappen van beide erflaters en daarom is de waarde van belang voor het berekenen van de legitieme portie van [eiser (voornaam)] .
3.23.
Partijen zijn het op de zitting eens geworden dat de onroerende zaken aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] en de [straat 2] [nummeraanduiding 5] in [plaats 3] worden getaxeerd door [onderneming 2] . Daarbij is afgesproken dat de woning aan de [straat 2] voor 2016 gewaardeerd wordt tegen de waarde in verhuurde staat en in 2020 in onverhuurde staat en vóór de voltooiing van de verbouwing.
De stukken grond zullen gewaardeerd worden door [onderneming 3] . [onderneming 4] in [plaats 4] zal het bedrijfspand aan de [straat 3] [nummeraanduiding 6] in [plaats 3] en de bezinepomp waarderen.
3.24.
Daarbij is afgesproken dat de beide advocaten de taxaties zullen regelen. De onroerende zaken zullen telkens tegen twee data worden gewaardeerd, namelijk tegen de waarde op de sterfdatum van erflaatster en op de sterfdatum van erflater. Aangezien partijen het hierover eens zijn, kan een benoeming van taxateurs door de rechtbank achterwege blijven. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
3.25.
Partijen hebben geschil of [eiser (voornaam)] aan [onderneming 4] op diens verzoek stukken over de omzet van het benzinestation moet verstrekken. De rechtbank overweegt dat de waarde van een pand dat ingericht is als benzinestation mede bepaald wordt door de locatie, zoals de gunstige of ongunstige ligging daarvan. Daarbij kan de taxateur vragen om de omzetcijfers van [eiser (voornaam)] . Als de taxateur daarom vraagt, dient [eiser (voornaam)] deze te verstrekken. [eiser (voornaam)] heeft daar op de zitting mee ingestemd.
Vordering V: een som ineens
3.26.
Bij mondelinge uitspraak van 24 maart 2022 heeft de rechtbank ook deze vordering verwezen naar de kantonrechter. Bij beschikking van 11 mei 2022 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.
Vordering VI: vaststelling legitieme portie
3.27.
[eiser (voornaam)] vordert de hoogte van de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster vast te stellen op € 897.168,- en in de nalatenschap van erflater op een bedrag van € 1.524.601,20 (zonder tweetrapsmaking) of € 918.268,20 (met tweetrapsmaking).
3.28.
[gedaagde (voornaam)] vordert afwijzing, danwel de legitieme porties vast te stellen op een wijze die de rechtbank redelijk acht en daarbij te bepalen dat zijn vorderingen op [eiser (voornaam)] vanwege de door [eiser (voornaam)] ten onrechte ontvangen uitkeringen van de schadeverzekeraar, achterstallige huurpenningen en verschuldigde kosten worden verrekend met de legitieme portie.
3.29.
De rechtbank zal hierna de legitieme porties in de nalatenschappen berekenen. [gedaagde (voornaam)] vordering tot verrekening zal worden afgewezen. Deels ziet de verrekening op vorderingen van de nalatenschap tegen de vennootschap van [eiser (voornaam)] en daarmee niet op dezelfde schuldenaar/schuldeiser. Dit geldt in ieder geval voor de schade-uitkering en de achterstallige huurpenningen.
Legitieme portie nalatenschap erflaatster
3.30.
De stelling van [gedaagde (voornaam)] dat hij niet kan worden aangesproken op betaling van de legitieme portie gaat niet op. Ten onrechte gaat hij er daarbij vanuit dat hij geen erfgenaam was van erflaatster. In het testament van erflaatster staat een zogenaamde tweetrapsmaking. Erflater erfde eerst, hij was erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde van zijn overlijden. [gedaagde (voornaam)] erfde daarna, hij was erfgenaam onder de opschortende voorwaarde (verwachter) van erflaters overlijden. Dit betekent dat [gedaagde (voornaam)] als verwachter kan worden aangesproken op betaling van de legitieme portie uit erflaatsters nalatenschap. Daarom zal de rechtbank de legitieme portie berekenen.
3.31.
De rechtbank zal eerst de geschilpunten tussen partijen bespreken en dan voor zover mogelijk een berekening maken.
Activa
3.32.
Partijen hebben geschil over de waardering van de panden. Op de zitting hebben zij daar afspraken over gemaakt zoals vermeld bij de vordering onder IV. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid de getaxeerde waardes over te leggen, zodat deze bij de berekening van de legitieme portie kunnen worden gehanteerd.
3.33.
Partijen hebben op de zitting ook afgesproken dat de aandelen [onderneming 1] BV moeten worden gewaardeerd. Zij hebben de rechtbank verzocht een deskundige aan te wijzen. De rechtbank zal een deskundige benoemen. De deskundige en de vraagstelling zal verderop in dit vonnis afzonderlijk worden besproken.
3.34.
Partijen zijn het eens over de saldi van de bankrekeningen ten tijde van overlijden van erflaatster, de auto en de roerende zaken.
Passiva/schulden
3.35.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat erflaters een schuld hadden in rekening-courant bij [onderneming 1] B.V . van € 287.962,-. [eiser (voornaam)] betwist deze schuld. [gedaagde (voornaam)] kan hierop niet volstaan met een verwijzing naar de aangifte erfbelasting. De rechtbank zal daarom [gedaagde (voornaam)] in de gelegenheid stellen nadere stukken over te leggen waaruit de hoogte van de rekening-courantschuld per de datum van overlijden van erflaatster blijkt.
De rechtbank zal bepalen dat deze schuld in de gemeenschap van goederen van erflaters viel en daarom in de boedelbeschrijving onder de passiva van de gemeenschap moet worden meegenomen.
3.36.
Partijen zijn het ook eens over de diverse huishoudelijke schulden van € 417,-. Deze worden opgenomen onder de passiva van de gemeenschap van goederen.
3.37.
De Inkomstenbelasting aanmerkelijk belang 2016 nemen beide partijen op voor € 194.140,-. De rechtbank zal deze in mindering brengen bij de schulden van erflaatsters nalatenschap.
3.38.
Partijen zijn het erover eens dat het bedrag voor de Inkomstenbelasting 2016 in de passiva van de gemeenschap van goederen moet worden opgenomen. Zij hebben geschil over de hoogte van het bedrag, € 26.863,- of € 12.461,-. Beide partijen baseren dit bedrag op de aanslag Inkomstenbelasting 2016, door het bedrag van de aanslag te verminderen met de aanmerkelijk belang belasting van € 194.140,-. De stelling van [gedaagde (voornaam)] dat de totale aanslag € 221.003,- bedroeg in 2016 klopt niet met de overgelegde aanslag over 2016. Het is de rechtbank ook niet duidelijk waarom [eiser (voornaam)] zijn berekening baseert op de eerdere voorlopige aanslag van € 206.601,-. Daarom zal de rechtbank partijen verzoeken zich hier nader over uit te laten.
3.39.
Partijen hebben geschil over de Inkomstenbelasting 2016 latentie successiewet van € 48.535. [eiser (voornaam)] betwist dit bedrag. De rechtbank verzoekt [gedaagde (voornaam)] het bedrag concreet te onderbouwen met producties. De enkele verwijzing naar producties 3, B en C – zoals hij in de procedure deed – is onvoldoende duidelijk.
Partijen zijn het erover eens dat een eventueel bedrag in aanmerking genomen moet worden bij de schulden van de nalatenschap.
3.40.
Partijen hebben geschil over de hoogte van de uitvaartkosten, € 9.347,- of
€ 8.747,-. [gedaagde (voornaam)] overlegt daarbij de nota’s voor een totaalbedrag van € 9.347,-, die betrekking hebben op de uitvaart, grafrechten en gedenksteen. Daarom zal de rechtbank dit bedrag in aanmerking nemen. Deze kosten komen ten laste van de nalatenschap van erflaatster.
Giften
3.41.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat [eiser (voornaam)] een gift van erflaatster heeft gekregen, namelijk de verkoopopbrengst van haar auto Ford Fiesta van € 3.000,- in 2009. [eiser (voornaam)] betwist dit. Hij stelt dat hij conform haar verzoek de opbrengst heeft verdeeld onder de kleinkinderen [gedaagde (voornaam)] en [D (voornaam)] .
De rechtbank acht de gift aan [eiser (voornaam)] onvoldoende onderbouwd. Partijen zijn het erover eens dat erflaatster de verkoopopbrengst wilde schenken, maar de vraag is aan wie: aan [eiser (voornaam)] of aan de kleinkinderen. Het enkele feit dat erflaatster [eiser (voornaam)] deze auto liet verkopen, is begrijpelijk gezien zijn werk. [gedaagde (voornaam)] heeft onvoldoende onderbouwd dat erflaatster aan [eiser (voornaam)] heeft geschonken.
3.42.
[eiser (voornaam)] stelt dat hij begin jaren negentig twee maal een gift van ongeveer f 5.000,- van erflaters kreeg. [gedaagde (voornaam)] heeft bankafschriften overgelegd van de bankrekening van erflater waarin meerdere giften aan [eiser (voornaam)] in de jaren negentig staan vermeld. Geen van partijen geeft een concrete uitleg hoe het destijds feitelijk is gegaan. Het wordt dan ook niet duidelijk of beide erflaters deze gift samen aan [eiser (voornaam)] hebben gedaan of alleen erflater. Gezien de betaling van de gift vanaf de bankrekening van erflater gaat de rechtbank ervan uit dat alleen erflater de gift heeft verricht. Deze giften zullen verder bij de nalatenschap van erflater besproken worden. De rechtbank neemt aan dat de giften die [eiser (voornaam)] noemt daar onder vallen.
3.43.
Partijen hebben niet gesteld dat erflaatster nog andere giften heeft gedaan.
Berekening nalatenschap erflaatster
Activa gemeenschap van goederen:
Onroerende zaken
[straat 1] [nummeraanduiding 1] , [plaats 1] PM
[straat 3] [nummeraanduiding 6] [plaats 3] (bedrijfspand) PM
Grasland, water [straat 4] [plaats 3] ( [gemeente 2] ) PM
Erf/tuin [plaats 3] [letteraanduiding 2] [nummeraanduiding 3] PM
Natuurterrein [natuurterrein] ( [gemeente 2] [letteraanduiding 2] [nummeraanduiding 4] ) PM
Banktegoeden
Rabo [.] € 9.965,-
Rabo [..] € 11.506,-
ING [...] spaar/ [....] € 177.507,-
ING [...] betaal € 714,-
Rabo [.....] € 11.674,-
Rabo [......] € 197.536
Auto € 6.000,-
Roerende zaken € 250,-
Aandelen [onderneming 1] BV
PM +
Totaal activa gemeenschap PM
Passiva gemeenschap van goederen:
IB 2016 PM
Rekening-courant [onderneming 1] BV PM
Diverse huishoudelijke schulden
€ 417,- +
Totaal passiva gemeenschap
PM -
Saldo gemeenschap van goederen PM
Saldo nalatenschap (50% van de gemeenschap) PM
Schulden nalatenschap:
IB 2016 latentie successiewet PM
IB 2016 aanmerkelijk belang € 194.140
Kosten uitvaart
€ 9.347 +
Totaal schulden nalatenschap
PM -
Zuiver saldo van de nalatenschap PM
Bijtellen: giften:
Giften aan [eiser (voornaam)] € 0,-
Overige giften
€ 0,- +
Bijtelling giften
€ 0 +
Legitimaire massa PM
Legitieme portie (¼ van legitimaire massa) PM
Legitieme portie nalatenschap erflater
3.44.
Zoals bij de nalatenschap van erflaatster is vermeld zullen ook in deze nalatenschap de onroerende zaken worden getaxeerd. Partijen dienen de rechtbank te zijner tijd te informeren over de getaxeerde waardes. De waarde van de aandelen zal na waardering door een deskundige ook in aanmerking genomen worden.
3.45.
Ten aanzien van de waarde van de aandelen in 2020 heeft [eiser (voornaam)] vragen gesteld over de afname van de liquide middelen in 2019 met bijna € 500.000 en in 2017 met bijna € 800.000. Hij stelt dat hij als legitimaris daardoor mogelijk is benadeeld. [gedaagde (voornaam)] stelt dat dit onttrekkingen betreffen die erflater gedaan heeft om schulden van de nalatenschap van erflaatster te betalen. De rechtbank zal op dit punt vragen aan de deskundige stellen.
3.46.
Van twee bankrekeningen zijn de saldi in geschil. Het gaat om de bankrekening bij ING met nummer [...] en de ING spaarrekening met nummer [....] . In de specificatie waar [gedaagde (voornaam)] naar verwijst staan alleen de saldi uit 2016. De rechtbank stelt [gedaagde (voornaam)] in de gelegenheid schriftelijke stukken te overleggen waaruit de saldi per de datum van overlijden van erflater blijken.
3.47.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat de auto van erflater € 8.450,- waard was. [eiser (voornaam)] betwist de waarde. Hij stelt dat erflater nog een tweede auto had. Hij heeft dit pas voor het eerst op de zitting gesteld zonder nadere onderbouwing. Daarom zal de rechtbank uitgaan van de waarde die [gedaagde (voornaam)] stelt.
3.48.
Partijen zijn het eens dat erflater € 162.910,25 aan [gedaagde (voornaam)] heeft geleend. [eiser (voornaam)] verzoekt daarbij rekening te houden met een rente van 6%.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde (voornaam)] daarover geen rente verschuldigd was aan erflater. [eiser (voornaam)] heeft namelijk niet onderbouwd dat erflater en [gedaagde (voornaam)] bij de afspraken over de leningen (van in totaal € 162.910,25) een rente zijn overeengekomen.
[eiser (voornaam)] stelt ook dat het ontbreken van rente als een gift moet worden aangemerkt. Erflater heeft in het verleden meerdere leningen verstrekt in familieverband. Bij de aandelenoverdracht leende hij geld aan [eiser (voornaam)] en hij heeft geld geleend van [gedaagde (voornaam)] . Daarbij sprak hij steeds een rente af, namelijk 7% respectievelijk 6%. Daarom valt het op dat hij bij [gedaagde (voornaam)] geen rente heeft bedongen. De rechtbank merkt dit aan als een gift en acht een rente – binnen de familiesfeer en rekening houdend met een lage rentestand – van tenminste 3% redelijk. De rente liep van 8 april 2018 over € 102.910,25 en vanaf 20 juli 2019 over € 60.000,- tot de datum van overlijden [2020] , hetgeen € 7.808,81 en € 2.244,85 bedraagt.
3.49.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat erflater een vordering van € 10.783,93 had op [eiser (voornaam)] . Het gaat om de uitkering uit de schadeverzekering die de onderneming van [eiser (voornaam)] heeft ontvangen voor schade aan het bedrijfspand van erflater. De schade aan het pand is echter niet hersteld en de kantonrechter heeft bij vonnis van 6 april 2022 bepaald dat de vennootschap van [eiser (voornaam)] dit bedrag aan [gedaagde (voornaam)] dient te betalen. Aangezien [gedaagde (voornaam)] deze vordering geërfd heeft van erflater, beschouwt de rechtbank dit als een vordering in de nalatenschap van erflater.
3.50.
Partijen hebben geschil over de wijze waarop het bezwaarde vermogen moet worden berekend. In strijd met de in het testament van erflaatster opgelegde verplichting heeft erflater van dit vermogen geen boedelbeschrijving gemaakt, geen afzonderlijke administratie gevoerd of dit beheerd op afzonderlijke bankrekeningen. Op zichzelf is dit wel voor te stellen. Erflaters hadden een gemeenschap van goederen tot haar overlijden, waarbij huis, ander onroerend goed, aandelen en bankrekeningen van hen samen waren. Een constructie in het testament waarbij hij vanaf overlijdensdatum alle vermogen moet splitsen en afzonderlijk moet beheren en administreren, inclusief de vruchten daarvan, is in theorie mogelijk, maar schiet er bij een oude man zoals erflater bij in. Daarom zal de rechtbank hier praktisch mee omgaan.
Volgens het testament wordt in dit geval de helft van het totaal aanwezige vermogen geacht te behoren tot het bezwaard vermogen. Partijen verschillen van mening welke schulden op dit totale vermogen in mindering worden gebracht en welke schulden alleen ten laste komen van de nalatenschap. De rechtbank brengt op het totale vermogen alleen in mindering de schulden bedoeld onder artikel 4:7 lid 1 sub a BW, namelijk de schulden van erflater die niet met zijn dood teniet gingen. Overige schulden, zoals kosten voor het afwikkelen van de nalatenschap, komen alleen ten laste van de nalatenschap.
De legitieme portie van [eiser (voornaam)] in de nalatenschap van erflaatster is een schuld in de nalatenschap van erflaatster. Deze wordt in mindering gebracht op haar nalatenschap, dus op het bezwaarde vermogen.
Aangezien de vruchten niet zijn afgezonderd van het overige vermogen, worden deze volgens het testament ook geacht te behoren tot het bezwaard vermogen. Dit is logisch, want doordat de vruchten niet zijn afgezonderd, staat alle vermogen (bezwaard vermogen, vruchten en eigen vermogen erflater) op dezelfde bankrekeningen en andere activa.
Volgens het testament van erflaatster mocht erflater geen giften doen uit het bezwaarde vermogen. Erflater heeft na overlijden van erflaatster giften gedaan aan [gedaagde (voornaam)] . Deze komen volledig ten laste van het eigen vermogen van erflater en niet van het bezwaard vermogen. De rechtbank zal dit hierna in de berekening meenemen.
3.51.
Schulden
Als schulden worden in mindering gebracht op het totale vermogen, de schulden van erflater zelf. Partijen zijn het eens over de volgende schulden:
  • de schuldigerkenning aan [gedaagde (voornaam)] van € 126.900,-
  • de rente over deze schenking van € 6.054,-
  • de Inkomstenbelasting 2019 van € 1.714,-
  • de Inkomstenbelasting 2020, waarvan de aanslag nog niet bekend is
  • de notariskosten inzake het bewind van € 110,50
  • de pensionkosten voor de hond van € 272,-
  • de accountantskosten van € 1.588,73.
3.52.
De kosten die [gedaagde (voornaam)] heeft gemaakt voor taxatie van de panden en aandelen van € 5.177,75 worden buiten beschouwing gelaten, aangezien het eenzijdige taxaties betreffen die door [eiser (voornaam)] worden betwist. In het kader van deze procedure zullen nieuwe taxaties worden verricht.
3.53.
De rechtbank acht zich onvoldoende geïnformeerd over een eventuele verschuldigde Inkomstenbelasting aanmerkelijk belang heffing en zal dat eveneens voorleggen aan de deskundige die de aandelen zal waarderen. [gedaagde (voornaam)] verwijst naar een concept-verklaring van zijn accountant, maar dat betreft slechts een concept berekening die is gebaseerd op de waarde van de aandelen die in geschil is.
3.54.
Van de overige kosten vermoedt de rechtbank dat dit schulden van de nalatenschap zijn, die gemaakt zijn in verband met de afwikkeling van de nalatenschap:
  • de verklaring van erfrecht van € 1.141,99
  • de kosten van het administratiekantoor [onderneming 7] van € 2.997,79 en € 92,81.
Deze kosten zijn niet betwist.
Giften
3.55.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat [eiser (voornaam)] veel giften heeft gekregen van erflater. De rechtbank zal deze een voor een beoordelen.
3.56.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat de overdracht van de aandelen van [onderneming 5] BV door erflater aan [eiser (voornaam)] tegen een te laag bedrag een gift van minimaal € 303.328,- is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een gift aan te nemen. Van een gift kan namelijk pas sprake zijn als de begiftigde daardoor wordt bevoordeeld/verrijkt en [gedaagde (voornaam)] heeft onvoldoende onderbouwd dat de koopsom te laag was en [eiser (voornaam)] is verrijkt.
[eiser (voornaam)] nam de aandelen over voor een koopsom van f 800.000,-, terwijl de waarde van de onderneming volgens de balans toen f 720.000,- was en daarmee lager. Op de zitting heeft [gedaagde (voornaam)] op het balanstotaal van de onderneming van f 1.344.000 gewezen. Dat is echter het totaal van het eigen vermogen van de onderneming en het geld dat de onderneming geleend heeft (het vreemd vermogen). Dat geleende geld moet worden terugbetaald (aan derden) en behoort dus niet daadwerkelijk tot de waarde die de onderneming heeft. De stelling dat sprake was van stille reserves in de vaste activa en goodwill heeft [gedaagde (voornaam)] verder niet onderbouwd. Ook op een andere manier heeft [gedaagde (voornaam)] niet onderbouwd dat de waarde van de onderneming destijds hoger was dan de koopsom en dat hierin een gift besloten lag. De rechtbank ziet voor nader onderzoek door een waardering van de aandelen in 1993 onvoldoende aanleiding.
3.57.
De door [eiser (voornaam)] niet-betaalde rente van 7% over de lening van f 800.000 is volgens [gedaagde (voornaam)] een gift van € 202.275 en € 6.506,64.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser (voornaam)] van 1993 tot 1999 7% rente per jaar verschuldigd was aan erflater. Zij hebben geschil over de vraag of [eiser (voornaam)] de rente ook heeft betaald.
Voor zover [eiser (voornaam)] de rente niet heeft betaald, is het recht van erflater om betaling te vorderen verjaard.
De stelling van [gedaagde (voornaam)] dat erflater de rente heeft kwijtgescholden heeft hij onvoldoende onderbouwd. Hij stelt niet hoe die kwijtschelding concreet is gegaan, bijvoorbeeld in een brief of in een gesprek. Hij leidt het vooral af uit het feit dat erflater de vordering niet heeft geïnd, op grond waarvan hij vermoedt dat erflater ervoor heeft gekozen “het erbij te laten”. Van een gift kan pas sprake zijn als erflater die bevoordeling/verrijking ook echt heeft gewild (HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7272 en HR 14 februari 2020 ECLI:NL:HR:2020:262 en ECLI:NL:PHR:2019:1083). Eenvoudigweg stoppen met innen is weliswaar een bevoordeling, maar door het ontbreken van de wil tot bevoordeling nog geen schenking. Die bedoeling kan niet uit de omstandigheden worden afgeleid. In 1993 waren de verhoudingen tussen erflater en [eiser (voornaam)] nog goed, maar bedong erflater een rente van 7% die fors hoger was dan de rente bij de bank. Ruzie ontstond pas in 1998, volgens [gedaagde (voornaam)] onder meer omdat [eiser (voornaam)] verlaging van deze rente vroeg. De relatie tussen erflater en [eiser (voornaam)] bekoelde, een aantal jaren later gevolgd door de onterving van [eiser (voornaam)] . Ook dan lijkt een kwijtschelding niet in de rede te liggen.
3.58.
De afwijzing door erflater van het bod op een van de woningen van erflater aan de Schoudermantel van f 146.000,- is volgens [gedaagde (voornaam)] een gift, omdat erflater wilde afwachten of [eiser (voornaam)] de woning wilde kopen en bij uitblijven daarvan de woning voor nog slechts f 85.000,- verkocht.
De rechtbank merkt dit niet aan als een gift. Van een gift kan alleen sprake zijn als de begiftigde (in dit geval [eiser (voornaam)] ) werd bevoordeeld. [eiser (voornaam)] werd echter niet bevoordeeld. De keuze van erflater om het bod af te wijzen pakte voor hem nadelig uit, maar dat maakt het nog geen gift.
3.59.
Erflaters betaling van de aflossing van de hypothecaire lening van [eiser (voornaam)] in 1984 is volgens [gedaagde (voornaam)] een gift van f 150.000,- (€ 68.067,03). [eiser (voornaam)] stelt dat hij kort daarna het bedrag heeft terugbetaald aan erflater.
Voor zover [eiser (voornaam)] het bedrag niet heeft terugbetaald aan erflater kan sprake zijn van een openstaande vordering. [eiser (voornaam)] heeft beroep gedaan op verjaring, zodat de vordering tot betaling inmiddels is verjaard. Nader bewijs over terugbetaling aan erflater kan daarom achterwege blijven.
Als erflater de terugbetaling heeft kwijtgescholden zou dit als gift in aanmerking genomen moeten worden bij de berekening van de legitieme portie. [gedaagde (voornaam)] beroept zich op die stelling, zodat het op zijn weg ligt die kwijtschelding voldoende te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Dat heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet gedaan. Hij heeft namelijk niet concreet gesteld hoe de kwijtschelding is gegaan of waaruit kwijtschelding zou kunnen worden afgeleid. [gedaagde (voornaam)] verwijst daarbij naar de omstandigheden en het feit dat in de jurisprudentie bevoordeling kan worden aangenomen als dit plaats vindt binnen familieverband. Anders dan in die uitspraken zijn de familieverhoudingen in deze zaak niet eenduidig. De verhoudingen tussen erflater en [eiser (voornaam)] bekoelden immers steeds meer en leidden uiteindelijk tot onterving. Een gift in de vorm van kwijtschelding ligt daarbij niet voor de hand.
3.60.
[gedaagde (voornaam)] stelt ook een gift van € 12.375,-, namelijk de rente over de aflossing van twee jaar. Daarbij verwijst hij naar de handgeschreven verklaring van erflater. [eiser (voornaam)] betwist deze gift. De rechtbank acht het onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een gift. Het feit dat erflater jaren later schrijft dat het een gift was is daarvoor onvoldoende. Toen was immers de relatie tussen erflater en [eiser (voornaam)] al verslechterd en gunde erflater [eiser (voornaam)] geen erfdeel meer.
3.61.
Te lage woonhuur en bedrijfshuur en gebruik van auto’s van de zaak zijn volgens [gedaagde (voornaam)] ook giften van erflater aan [eiser (voornaam)] . Hij stelt een gift van € 102.600,- doordat erflater [eiser (voornaam)] tegen een te lage huur liet wonen in de woning aan de [straat 2] [nummeraanduiding 5] in [plaats 3] van 1984 tot 1995 en voor hem betaalde verbouwingskosten en lasten. Hij stelt dat erflater van [eiser (voornaam)] een te lage huur voor het bedrijfspand vroeg, hetgeen een gift van € 266.630,- was. Hij stelt ook een gift van ongeveer € 141.510,- aan autokosten doordat [eiser (voornaam)] vanaf 1993 altijd in auto’s van de zaak reed zonder vergoeding te betalen.
Van een gift kan pas sprake zijn als erflater hiermee [eiser (voornaam)] bevoordeelde, zich hiervan bewust was en ook de bedoeling had [eiser (voornaam)] hiermee te bevoordelen. Het is achteraf lastig vast te stellen wat erflater zich realiseerde en bedoelde. De rechtbank zal daarom de omstandigheden meewegen. Het gaat bij deze beweerdelijke gift om de lasten die zien op de woonkosten vanaf 1984 en de autokosten en bedrijfshuur vanaf 1993. In die periode waren de verhoudingen tussen erflater en [eiser (voornaam)] nog goed. Vanaf 1988 werkten vader (erflater) en zoon ( [eiser (voornaam)] ) samen in het bedrijf. [eiser (voornaam)] nam in 1993 (een deel van) het bedrijf over en erflater was van plan op termijn alles aan [eiser (voornaam)] na te laten. [eiser (voornaam)] kreeg mogelijk een wat te laag loon maar kreeg ook verschillende voordelen zoals goedkoop wonen in woningen van erflater. [eiser (voornaam)] huurde het bedrijfspand voor een lagere huur, maar verrichtte daarvoor in ruil ook onderhoud en investeerde in het pand. Mogelijk hielden zij de beide bedrijven van erflater en [eiser (voornaam)] niet strikt gescheiden en was het geen probleem dat [eiser (voornaam)] reed in auto’s van de zaak. Het is misschien niet een zakelijk handelen zoals erflater zou hebben gedaan tegenover een derde, maar dat gold ook voor [eiser (voornaam)] .
Later heeft erflater een verklaring geschreven dat hij [eiser (voornaam)] dit heeft gegeven. Dit was echter pas nadat de verhoudingen tussen erflater en [eiser (voornaam)] verslechterd waren en erflater boos was op [eiser (voornaam)] .
De rechtbank merkt deze voordelen aan als onzakelijk handelen over en weer waarbij achteraf niet is vast te stellen of [eiser (voornaam)] werd bevoordeeld. Voor zover hij werd bevoordeeld is het maar de vraag in hoeverre erflater zich dat bewust was en daarmee [eiser (voornaam)] ook wilde bevoordelen. [gedaagde (voornaam)] heeft deze onderdelen onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat niet aan de vereisten voor het aannemen van een gift is voldaan.
3.62.
Misgelopen rente door een foutieve betaling door de bank is volgens [gedaagde (voornaam)] ook een gift aan [eiser (voornaam)] . Daarbij verwijst hij naar de overgelegde schriftelijke verklaring van erflater. De rechtbank merkt dit niet aan als een gift. Als een foutieve betaling van de bank een voordeel voor [eiser (voornaam)] oplevert, komt dat alleen maar door een fout van de bank. Het is geen keuze geweest van erflater om [eiser (voornaam)] te verrijken. De bevoordelingsbedoeling van erflater ontbreekt.
3.63.
De uitkering van de schadeverzekeringsmaatschappij van € 10.783,93 zonder dat [eiser (voornaam)] de schade aan het bedrijfspand heeft hersteld, merkt [gedaagde (voornaam)] ook aan als een gift.
De rechtbank merkt dit niet aan als een gift. De vennootschap van [eiser (voornaam)] heeft de schadevergoedingsuitkering ontvangen voor schade aan het pand van erflater. Zelfs als de vennootschap niet zou overgaan tot herstel van de schade, kan hooguit de nalatenschap een vordering hebben op de vennootschap. [gedaagde (voornaam)] wijst erop dat dit indirect ten goede komt aan [eiser (voornaam)] als aandeelhouder door waardevermeerdering. Dit werkt echter van de vennootschap niet rechtstreeks door in de waarde van de aandelen. Daarnaast heeft [gedaagde (voornaam)] niet onderbouwd dat erflater heeft afgezien van herstel van de schade en dat hij daarmee [eiser (voornaam)] of diens vennootschap bewust heeft willen bevoordelen. Ook om die reden kan van een gift geen sprake zijn.
3.64.
Ten slotte stelt [gedaagde (voornaam)] diverse giften van de bankrekening van erflater van minimaal € 17.457,38.
De rechtbank zal met deze giften rekening houden. [gedaagde (voornaam)] heeft als onderbouwing verwezen naar bankafschriften van erflater van 1994 tot en met 1998 waarin elk jaar een bedrag werd betaald. Soms staat bij de betaling [eiser] vermeld, soms “schenking” en soms beide. Het ging echter elk jaar om bijna hetzelfde bedrag, hetgeen ongeveer overeenkomt met de jaarlijks fiscaal vrijgestelde schenking aan een kind. Erflaters hadden maar een kind, zodat het voor de hand ligt dat deze bedragen aan [eiser (voornaam)] geschonken zijn.
Overigens stelt [eiser (voornaam)] zelf ook dat hij begin jaren negentig twee maal een fiscale vrijgestelde schenking heeft ontvangen. In deze bankafschriften zijn het er echter vijf.
De stelling van [eiser (voornaam)] dat het verkapt loon zou betreffen ligt niet voor de hand gezien de vermelding “schenking”, het jaarlijkse terugkerende patroon en het feit dat hij vanaf 1993 niet meer in dienst was van erflater.
Bij de schenking in 1996 staat “en-of” vermeld. [eiser (voornaam)] verzoekt dit bedrag voor de helft in aanmerking te nemen, aangezien de andere helft voor zijn echtgenote zou zijn. De rechtbank zal het volledige bedrag bij [eiser (voornaam)] in aanmerking nemen. In de gemeenschap van goederen met zijn echtgenote geldt namelijk niet de regel dat elk goed voor de helft van hem is en voor de helft van haar. Ze hebben beiden recht op de helft van de gemeenschap als geheel. Daarom wordt de volledige schenking aan [eiser (voornaam)] toegerekend.
3.65.
In de berekening moet ook in aanmerking genomen worden de schenkingen die [gedaagde (voornaam)] in de laatste vijf jaar van erflater heeft gekregen.
3.66.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat hij in totaal € 471.434,- aan giften van erflater kreeg. Daartoe behoort ook de schuldigerkenning door erflater aan [gedaagde (voornaam)] van € 126.900,-, te vermeerderen met 6% rente. Partijen zijn het eens dat erflater voor 2020 nog een rente van € 6.054,- moest betalen aan [gedaagde (voornaam)] . De rechtbank zal rekening houden met deze giften.
3.67.
Partijen hebben geschil over het schenkingsrecht. Voor zover erflater het schenkingsrecht over deze giften zou hebben betaald, moet dit inderdaad als een extra gift worden aangemerkt. [gedaagde (voornaam)] stelt echter dat hij zelf het schenkingsrecht heeft betaald. [eiser (voornaam)] wil daarvan bewijs zien. [gedaagde (voornaam)] stelt dat het om een notariële schenking gaat. Daarbij verwijst hij naar de notariële akte van de schuldigerkenning van € 126.900,-. Daarin staat echter niet wie uiteindelijk de nota voor het schenkingsrecht heeft betaald en [gedaagde (voornaam)] overlegt ook geen stukken met betrekking tot het betaalde schenkingsrecht voor de overige giften. De rechtbank zal hem in de gelegenheid stellen alsnog stukken over te leggen waaruit blijkt dat [gedaagde (voornaam)] het schenkingsrecht van zijn eigen bankrekening heeft betaald.
3.68.
[eiser (voornaam)] stelt dat de schenking van € 2.000,- aan [E] , de ex-partner van [gedaagde (voornaam)] , ook meegenomen moet worden. Deze schenking is echter op 30 december 2013 verricht van de bankrekening op naam van erflater. Verdere feiten ontbreken. Partijen hebben niet gesteld hoe deze gift is gedaan, mondeling of schriftelijk, en in hoeverre beide erflaters of alleen erflater aan [E] een gift heeft toegezegd. Door het ontbreken van nadere feiten, beschouwt de rechtbank alleen erflater als de formele schenker. Deze schenking was echter meer dan vijf jaar vóór zijn overlijden, zodat deze buiten beschouwing blijft bij het berekenen van de legitieme portie in zijn nalatenschap.
Benoeming deskundige voor waardering aandelen
3.69.
Zoals met partijen is besproken op de zitting zal de rechtbank een deskundige benoemen voor de waardering van de aandelen van de onderneming van erflater.
3.70.
De rechtbank is voornemens drs. G. Rooijackers RC RV van [onderneming 6] in [plaats 5] te benoemen. Hij heeft zich bereid verklaard de opdracht te aanvaarden en gezegd dat het hem ook vrij staat dat te doen.
3.71.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
Wat was de waarde van de aandelen [onderneming 1] B.V . op [2016] en [2020] ?
Hoe beoordeelt u het verloop van de liquide middelen van de vennootschap in 2017 en 2019? Hoe kijkt u aan tegen de opmerkingen van [eiser (voornaam)] die de afname van de liquide middelen in 2019 met bijna € 500.000 en in 2017 met bijna € 800.000 verdacht vindt en suggereert dat mogelijk geld uit de vennootschap is doorgesluisd naar [gedaagde (voornaam)] ?
Hoe hoog verwacht u de verschuldigde heffing voor Inkomstenbelasting aanmerkelijk belang, bij de door u aangenomen waarde per 2016 en per 2020?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De deskundige mag bij de beantwoording van vraag 3 fiscaal advies inwinnen als hij dat nodig vindt. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid te reageren op deze vragen aan de deskundige.
3.72.
De rechtbank zal bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde (voornaam)] moet worden betaald, omdat deze kosten ten laste dienen te komen van de beide nalatenschappen en hij enig erfgenaam is.
Berekening nalatenschap erflater
Activa:
Onroerende zaken:
[straat 1] [nummeraanduiding 1] , [plaats 1] PM
[straat 3] [nummeraanduiding 6] [plaats 3] (bedrijfspand) PM
Grasland, water [straat 4] [plaats 3] ( [gemeente 2] ) PM
Erf/tuin [plaats 3] [letteraanduiding 2] [nummeraanduiding 3] PM
Natuurterrein [natuurterrein] ( [gemeente 2] [letteraanduiding 2] [nummeraanduiding 4] ) PM
Aandelen [onderneming 1] BV PM
Bankrekeningen
Rabo [.] € 1.660,-
Rabo [..] € 58.584,-
ING [...] PM
ING [....] PM
Rabo [.......] € 400,-
Inboedel € 250
Auto € 8.450
Vordering op BV van [eiser (voornaam)] , schadevergoedingsuitk € 10.783,93
Leningen aan [gedaagde (voornaam)] € 162.910,25
Teruggave VPB 2020 € 1.560,-
Passiva:
Schuldigerkenning aan [gedaagde (voornaam)] € 126.900,-
Rente over de schuldigerkenning € 6.054,-
IB 2019 € 1.714
IB 2020 PM
Notariskosten bewind € 110,50
Pensionkosten hond € 272
Accountantskosten
€ 1.588,73 +
Totaal passiva
PM -
Saldo nalatenschap en bezwaard vermogen PM
Bijtellen: giften
Giften aan [gedaagde (voornaam)] € 471.434,-
Rente over schuldigerkenning 6% € 6.054,-
Geschonken rente aan [gedaagde (voornaam)] € 10.053,66
Giften aan [eiser (voornaam)]
€ 17.457,38 +
Bijtellen totaal giften
€ 504.999,04 +
Saldo nalatenschap en bezwaard vermogen incl giften PM
Helft daarvan is saldo nalatenschap (incl bijtelling giften) = PM
(de andere helft is bezwaard vermogen, inclusief
legitieme portie en vruchten van bezwaard vermogen)
Schulden van de nalatenschap
IB 2016 aanmerkelijk belang PM
Kosten uitvaart € 10.474
Notariskosten verklaring van erfrecht € 1.141,99
[onderneming 7] € 2.997,79
[onderneming 7]
€ 92,81 +
Totaal schulden
PM -
Zuiver saldo nalatenschap PM
Legitimaire massa PM
Legitieme portie (1/2 legitimaire massa) PM
Op legitieme portie komt in minderingen verkregen giften aan [eiser (voornaam)] van € 17.457,38. Resteert de legitieme portie van [eiser (voornaam)] .
Vordering VII: betaling legitieme portie erflaatster
3.73.
[eiser (voornaam)] vordert [gedaagde (voornaam)] te veroordelen de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster te betalen binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [2020] althans vanaf de dag van dagvaarding.
3.74.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat hij niet aangesproken kan worden op betaling van de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster. Hij stelt dat de legitieme portie uit het bezwaarde vermogen in de nalatenschap van erflater betaald dient te worden, voor zover de nalatenschap toereikend was. Daarnaast stelt hij dat geen wettelijke rente is verschuldigd, omdat hij nog niet in verzuim was.
3.75.
Nadat de hoogte van de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster zal worden vastgesteld, zal de rechtbank deze vordering nader beoordelen.
3.76.
Voor de vraag in hoeverre de legitieme portie voldaan hoeft te worden is het moment van openvallen van belang. Erflater was de eerste erfgenaam. Hij kon slechts tot betaling van de legitieme portie worden aangesproken voor zover de nalatenschap van erflaatster toereikend was (artikel 4:80 lid 2 BW). Dat bedrag is in beginsel bepalend voor het bedrag dat de rechtbank zal kunnen opleggen aan de erfgenaam. Erflater had het recht in te teren op het bezwaarde vermogen, maar het kan niet zo zijn dat die keuze afbreuk zou doen aan de legitieme portie van [eiser (voornaam)] in de nalatenschap van erflaatster.
Na overlijden van erflater is [gedaagde (voornaam)] erflater opgevolgd in zijn positie als erfgenaam van erflaatster. De legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster zal hij daarom moeten voldoen voor zover erflater dat verschuldigd was en mits de nalatenschap van erflater daarvoor toereikend is.
3.77.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde (voornaam)] dat [eiser (voornaam)] geen aanspraak kan maken op betaling zolang [eiser (voornaam)] niet de nodige stukken verschaft. Kennelijk doelt [gedaagde (voornaam)] hierbij op de stukken over de schenkingen die [eiser (voornaam)] zou hebben ontvangen. In de nalatenschap van erflaatster doet [gedaagde (voornaam)] maar beroep op één schenking aan [eiser (voornaam)] , namelijk de opbrengst van de Ford Fiesta van € 3.000,-. Dit is relatief gering ten opzichte van de hele nalatenschap, zodat van daadwerkelijk verzuim aan de kant van [eiser (voornaam)] niet kan worden gesproken.
3.78.
[eiser (voornaam)] vordert ook de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid, namelijk het overlijden van erflater op [2020] .
De rechtbank zal de wettelijke rente pas in aanmerking nemen vanaf het moment dat [gedaagde (voornaam)] in verzuim was met de betaling van de legitieme portie. Partijen hebben geschil over de vraag vanaf welk moment dat was. Bij brief van 20 september 2019 heeft [eiser (voornaam)] beroep gedaan op zijn legitieme portie. De legitieme portie was toen volgens het testament nog niet opeisbaar. [eiser (voornaam)] heeft [gedaagde (voornaam)] pas tot betaling aangesproken in de brief van 25 november 2020 en hem een betalingstermijn gegeven tot 4 december 2020. Deze termijn is te kort. Daarom zal de rechtbank de wettelijke rente toekennen vanaf 10 december 2020.
Vordering VIII: betaling legitieme portie erflater
3.79.
[eiser (voornaam)] vordert [gedaagde (voornaam)] te veroordelen de legitieme portie in de nalatenschap van erflater te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [2020] althans de dag van dagvaarding.
3.80.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat hij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard en uitbetaling van andere schulden eerst komen. Hij stelt ook dat de legitieme portie pas opeisbaar is zes maanden na overlijden van erflater zodra de hoogte daarvan is vastgesteld en dat de wettelijke rente niet eerder in gaat.
3.81.
[eiser (voornaam)] betwist dat de beneficiaire aanvaarding van [gedaagde (voornaam)] (nog) geldig is. Hij stelt dat [gedaagde (voornaam)] huurpenningen heeft geïnd op zijn privé-rekening en dat hij daarmee geacht wordt zuiver te hebben aanvaard.
3.82.
De rechtbank acht de beneficiaire aanvaarding geldig. [eiser (voornaam)] heeft niet gesteld wanneer [gedaagde (voornaam)] zich liet betalen op zijn privérekening en heeft daarmee dit verweer onvoldoende onderbouwd. Als [gedaagde (voornaam)] na beneficiaire zijn privérekening opgaf om de huurinkomsten te ontvangen, is geen sprake van een daad van aanvaarding en blijft de beneficiaire aanvaarding geldig.
3.83.
De rechtbank kan vooralsnog onvoldoende beoordelen in hoeverre [gedaagde (voornaam)] de legitieme portie kan betalen. Hij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en hoeft daarom niet meer schulden van de nalatenschap te betalen dan er aan bezittingen is. Hij heeft echter ook veel giften gekregen van erflater en deze giften zijn op grond van artikel 4:89 BW voor inkorting vatbaar. Als begiftigde kan hij daarom ook in privé worden aangesproken.
Als de hoogte van het saldo van de nalatenschap en de legitieme portie kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank verder oordelen over deze vordering. Deze vordering wordt aangehouden.
3.84.
De rechtbank zal in de nalatenschap van erflater rekening houden met de wettelijke rente over de legitieme portie. De nalatenschap is beneficiair aanvaard en wordt vereffend. Aangezien de nalatenschap positief is, kan daarbij ook rekening worden gehouden met de wettelijke rente (Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1272).
De wettelijke rente kan niet eerder worden toegewezen dan de datum waarop de legitieme portie opeisbaar is en [gedaagde (voornaam)] met betaling daarvan in verzuim is.
De legitieme portie is pas opeisbaar zes maanden na overlijden van erflater. [eiser (voornaam)] heeft binnen deze termijn de dagvaarding ingediend en betaling gevorderd. Dat betekent dat de wettelijke rente pas in zal gaan zes maanden na overlijden van erflater, namelijk op 17 april 2021.
Vordering IX: verdeling bedrijfspand
3.85.
[eiser (voornaam)] vordert de verdeling van het bedrijfspand met pompstation en aangrenzend perceel vast te stellen, waarbij de onroerende zaak volledig aan [eiser (voornaam)] wordt toegedeeld tegen een waarde van € 475.000,- met overbedeling van [eiser (voornaam)] met € 237.500,-, waarbij de helft van de kosten van investeringen van € 469.820,93, zijnde € 234.910,47 in mindering strekken op de door [eiser (voornaam)] te betalen overbedelingsvergoeding, zodat per saldo een te betalen bedrag resteert van € 2.589,54.
3.86.
[gedaagde (voornaam)] is erfgenaam en daarmee enig eigenaar van het bedrijfspand. [eiser (voornaam)] heeft een vordering/verzoek ingediend tot overdracht aan hem als bedrijfsopvolger van de helft van het bedrijfspand, maar de kantonrechter heeft bij beschikking van 11 mei 2022 dit verzoek afgewezen. Dit betekent dat [gedaagde (voornaam)] nog steeds enig eigenaar is van het pand. Er is geen sprake van een gemeenschap waarvan [eiser (voornaam)] verdeling kan vorderen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
Vordering X: Waardering bedrijfspand
3.87.
[eiser (voornaam)] vordert een taxateur te benoemen die de waarde van het bedrijfspand aan de [straat 3] [nummeraanduiding 6] te [plaats 3] zal vaststellen naar het moment van de verdeling tussen hem en [gedaagde (voornaam)] .
3.88.
De rechtbank zal deze vordering eveneens afwijzen, aangezien de verzoeken/vorderingen tot overdracht en verdeling van het bedrijfspand worden afgewezen. Overigens zijn partijen in verband met de vaststelling van de legitieme portie van [eiser (voornaam)] in de beide nalatenschappen op de zitting overeengekomen het bedrijfspand te laten taxeren door een makelaar tegen de waarde op het moment van overlijden van elk van de erflaters.
Vordering XI: Beslagkosten
3.89.
[eiser (voornaam)] vordert [gedaagde (voornaam)] onder meer te veroordelen in de kosten van het conservatoir beslag. [gedaagde (voornaam)] vordert afwijzing daarvan, omdat het beslag onnodig is gelegd en onrechtmatig was.
3.90.
De rechtbank zal deze vordering aanhouden in afwachting van een beslissing op de overige vorderingen.
Reconventie: overleggen stukken
3.91.
[gedaagde (voornaam)] vordert [eiser (voornaam)] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis in het geding te brengen alle informatie die benodigd is om de omvang en aanwezigheid van alle giften die hij gedurende zijn leven heeft ontvangen van erflaatster, erflater of erflaters te kunnen beoordelen, waaronder:
a. indien [eiser (voornaam)] de gift van € 226.720,- voor het gebruik van auto’s van de ondernemingen van erflater betwist: type auto’s, kentekens, waardes, aantal kilometers die vader heeft gereden en het brandstofgebruik van de auto’s die door erflater/erflaatster ter beschikking zijn gesteld van [eiser (voornaam)] of zijn gezin,
b. indien [eiser (voornaam)] de aflossing van f 150.000 op de hypothecaire lening bij de Rabobank door erflater betwist: de hypotheekakte van de [straat 5] in [plaats 6] , bewijs van betaling van erflater aan de Rabobank en hoogte van de betalingsachterstand bij de Rabobank,
c. ten aanzien van de rente over de geldlening van f 800.000: primair de bankafschriften van de rentebetalingen door [eiser (voornaam)] , subsidiair de volledige jaarrekeningen 1993 t/m 1999 van [onderneming 1] B.V .
d. bewijs van betaling van de verkoopopbrengst van de Ford Fiesta kenteken [kenteken] aan erflaatster, erflater of erflaters,
op straffe van een dwangsom van € 3.500,- per dag.
3.92.
[eiser (voornaam)] betwist de schenkingen en ziet geen reden stukken te verstrekken.
3.93.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde (voornaam)] belang kan hebben bij overleggen van stukken voor zover mogelijk sprake zou kunnen zijn van giften aan [eiser (voornaam)] (artikel 843a Rv). Eventuele giften komen immers in mindering op de legitieme van [eiser (voornaam)] .
3.94.
Ad a: Zoals ten aanzien van het gebruik van de auto’s is gesteld neemt de rechtbank op dit punt geen gift aan. Het overleggen van stukken kan op dit punt achterwege blijven.
3.95.
Ad b en c: Bij het berekenen van de legitieme portie zijn op deze punten geen giften aangenomen. Het betreffen openstaande vorderingen die inmiddels verjaard zijn. Verder heeft [gedaagde (voornaam)] onvoldoende onderbouwd of erflater daadwerkelijk deze bedragen heeft kwijtgescholden. Omdat de rechtbank geen giften aanneemt, heeft [gedaagde (voornaam)] onvoldoende belang bij overlegging van de stukken. Deze vordering wordt afgewezen.
3.96.
Ad d: De stukken die [gedaagde (voornaam)] noemt zien niet op het geschilpunt van partijen. Zij zijn het immers eens dat er een gift was en dat erflaters geen betaling hebben ontvangen. Het is alleen de vraag wie de opbrengst uiteindelijk heeft ontvangen, [eiser (voornaam)] of [gedaagde (voornaam)] / [D (voornaam)] . Dat zal niet uit deze stukken blijken. [gedaagde (voornaam)] heeft onvoldoende belang bij deze stukken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde (voornaam)] binnen twee maanden na de datum van dit vonnis de volgende stukken aan [eiser (voornaam)] te verstrekken:
  • de bankafschriften over de jaren 2011 tot en met 2016 van alle bankrekeningen van erflaatster,
  • de bankafschriften over de jaren 2017 tot en met heden van alle tot de nalatenschap van erflater behorende bankrekeningen,
  • kopieën van de aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015,
  • kopieën van de aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020,
  • jaarrekeningen over de jaren 2011 tot en met 2020 van [onderneming 1] BV ,
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst voor het overige vordering I van eiser af,
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 juni 2022voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de onder 3.71 genoemde vragen aan de deskundige,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
4.6.
beide partijen dienen uiterlijk op
8 juni 2022de taxatierapporten van de onroerende zaken over te leggen zoals vermeld onder 3.32 en 3.44 van dit tussenvonnis,
4.7.
[gedaagde (voornaam)] dient uiterlijk op
8 juni 2022stukken over te leggen waaruit de hoogte van de rekening-courantschuld per de datum van overlijden van erflaatster blijkt zoals vermeld onder 3.35 van dit tussenvonnis,
4.8.
beide partijen dienen uiterlijk op
8 juni 2022hun stelling over de hoogte van de Inkomstenbelastingschuld 2016 nader te onderbouwen zoals vermeld onder 3.38 van dit tussenvonnis,
4.9.
[gedaagde (voornaam)] dient uiterlijk op
8 juni 2022zijn stelling over de hoogte van de schuld Inkomstenbelasting 2016 latentie successiewet nader te onderbouwen zoals vermeld onder 3.39 van dit tussenvonnis,
4.10.
[gedaagde (voornaam)] dient uiterlijk op
8 juni 2022schriftelijk stukken over te leggen over de saldi van de ING rekeningen zoals vermeld onder 3.46 van dit tussenvonnis,
4.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.