In deze zaak heeft eiser, die als productiemedewerker werkte, zich op 11 juni 2018 ziek gemeld. Het Uwv kende hem een Ziektewet-uitkering toe, maar na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 29 mei 2020, concludeerde het Uwv dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit oordeel was gebaseerd op een telefonisch spreekuur en dossieronderzoek door een verzekeringsarts. Eiser was het niet eens met deze conclusie en maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een nieuw onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat eiser niet fysiek was onderzocht door de verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat een dossieronderzoek alleen niet volstaat, vooral niet in situaties waarin de medische grondslag van het besluit wordt betwist. De rechtbank vond dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom een fysiek spreekuur niet was gehouden, vooral gezien de aard van de klachten van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv eiser moest uitnodigen voor een fysiek spreekuur. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en openbaar gemaakt op 3 februari 2022.