Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], betaling van € 1.719,29 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van gedaagde, die hem heeft ingehuurd voor reparatiewerkzaamheden aan haar auto. Eiser stelt dat gedaagde de kosten van de reparatie niet heeft voldaan, ondanks dat deze bij factuur van 28 mei 2018 in rekening zijn gebracht. Gedaagde betwist echter dat zij opdracht heeft gegeven voor de reparatie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
De kantonrechter overweegt dat gedaagde primair heeft betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de reparatie. Gedaagde stelt dat de heer [A] de contactpersoon is geweest en dat er geen overeenkomst met haar is gesloten. Eiser heeft echter gesteld dat gedaagde bij haar eerste bezoek aan zijn garage informatie heeft verstrekt, waarna hij de auto in zijn administratie heeft gezet. De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat eiser de auto op naam van gedaagde heeft gezet, niet automatisch betekent dat gedaagde verantwoordelijk is voor de kosten van de reparatie. Er is onvoldoende bewijs dat [A] als gevolmachtigde van gedaagde heeft opgetreden.
Aangezien de overeenkomst met gedaagde niet is komen vast te staan, wordt de vordering van eiser afgewezen. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 488,00 aan salaris voor de gemachtigde. De nakosten worden ook toegewezen, en de gevorderde rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen zoals in het dictum vermeld. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter R.M. Berendsen op 14 december 2022.