Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] ,eiser,
verweerder,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, die in het verleden als beveiliger heeft gewerkt, een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen na uitval door fysieke klachten en een auto-ongeluk in 2018. Het Uwv heeft op 4 maart 2019 besloten dat eiser per 22 april 2019 geen ZW-uitkering meer ontvangt, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van zijn eerdere loon. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft eerder, op 12 februari 2021, het beroep van eiser gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het Uwv heeft vervolgens op 12 april 2021 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het geschil beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft bepaald dat eiser per 22 april 2019 geen ZW-uitkering krijgt. Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische situatie niet goed is beoordeeld en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten, waaronder slaapproblemen en pijnklachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze klachten niet eerder zijn aangevoerd en dat eiser deze in strijd met de goede procesorde in deze procedure naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom er geen beperking hoeft te worden aangenomen voor het onderdeel zitten in de functionele mogelijkhedenlijst. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.