ECLI:NL:RBMNE:2022:729

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
UTR 22/174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door de Belastingdienst/Toeslagen

Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een aanvraag ingediend op 24 december 2020, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien de Belastingdienst uiterlijk op 24 december 2021 had moeten beslissen. Eiseres heeft de Belastingdienst op 24 december 2021 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst een dwangsom moet betalen voor elke dag dat er geen besluit is genomen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- voor de periode van 7 januari 2022 tot 18 februari 2022. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst binnen 10 weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht. Eiseres ontvangt een vergoeding van € 379,50 voor de gemaakte proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn/haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 24 december 2020. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Verweerder heeft de termijn eenmalig verlengd met zes maanden.
4. Verweerder had dus uiterlijk op 24 december 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 24 december 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 7 januari 2022 tot 18 februari 2022 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
8. Verweerder moet dit doen binnen 10 weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat momenteel sprake is van een vrij uitzonderlijke situatie, gezien de kinderopvangtoeslagenaffaire en het grote aantal aanvragen dat verweerder hierover binnenkrijgt. De rechtbank vindt dat een goede reden.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond.
11. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
12. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen 10 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald, moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.